ECLI:NL:RBDHA:2023:12792

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
31 mei 2023
Publicatiedatum
28 augustus 2023
Zaaknummer
AWB - 22 _ 3083
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen naheffingsaanslag belasting van personenauto’s en motorrijwielen (Bpm) en belastingrente

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 31 mei 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een B.V., en de inspecteur van de Belastingdienst over een naheffingsaanslag Bpm en de daarbij opgelegde belastingrente. Eiseres had op 2 maart 2020 een bedrag van € 5.968 aan Bpm voldaan voor de registratie van een Mercedes Benz GLE Coupé AMG 63 S 4MATIC. De naheffingsaanslag werd opgelegd omdat de Belastingdienst een hogere waarde voor de auto had vastgesteld dan door eiseres was aangegeven, waarbij verweerder zich baseerde op een rapport van Domeinen Roerende Zaken (DRZ). Eiseres betwistte de hoogte van de naheffingsaanslag en voerde aan dat er sprake was van een waardevermindering door schade aan de auto, die niet voldoende in aanmerking was genomen door de Belastingdienst.

Tijdens de zitting op 19 april 2023 heeft eiseres haar standpunt toegelicht, maar de rechtbank oordeelde dat eiseres niet voldoende bewijs had geleverd om aan te tonen dat de schade aan de auto meer was dan door DRZ was vastgesteld. De rechtbank concludeerde dat de bewijslast voor de waardevermindering door schade bij eiseres lag en dat zij niet had aangetoond dat de schade op het moment van aangifte nog aanwezig was. De rechtbank oordeelde verder dat de verwijzing naar beleid binnen de branche niet relevant was voor de beoordeling van de zaak.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en bevestigde de naheffingsaanslag en de rentebeschikking. De uitspraak werd gedaan door mr. E. Kouwenhoven, in aanwezigheid van griffier mr. U.A. Salomons. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij het gerechtshof Den Haag.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team belastingrecht
zaaknummer: SGR 22/3083

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 31 mei 2023 in de zaak tussen

[eiseres] B.V., gevestigd wonende te [vestigingsplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. S.M. Bothof),
en

de inspecteur van de Belastingdienst, verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft aan eiseres een naheffingsaanslag belasting van personenauto’s en motorrijwielen (Bpm) opgelegd. Daarbij is bij beschikking belastingrente in rekening gebracht (de rentebeschikking).
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 15 april 2022 de naheffingsaanslag en de rentebeschikking gehandhaafd.
Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 april 2023.
Namens eiseres is haar gemachtigde verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. [naam] en mr. [naam].

Overwegingen

Feiten
1. Eiseres heeft op 2 maart 2020 op aangifte een bedrag van € 5.968 aan Bpm voldaan voor de registratie van een Mercedes Benz GLE Coupé AMG 63 S 4MATIC (de auto). De datum van eerste toelating van de auto is 20 september 2017. De tenaamstelling van de auto heeft plaatsgevonden op 23 februari 2020.
2. In de aangifte is de te betalen belasting voor de auto berekend op basis van een taxatierapport van Automobiel Taxaties B.V. met dagtekening 25 februari 2020 (het taxatierapport). In het taxatierapport is de nieuwprijs van de auto vastgesteld op € 220.239 en de handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat op € 76.132 (koerslijst Xray). Hierop heeft de taxateur een bedrag van € 55.497 (100% van de totale gecalculeerde reparatiekosten van € 55.497) in mindering gebracht in verband met schade aan de auto, waardoor de handelsinkoopwaarde van de auto is bepaald op € 20.635.
3. Verweerder heeft een bedrag van € 13.737 (€ 19.705 verschuldigde Bpm -/-
€ 5.968 voldane Bpm) nageheven. Daarbij heeft verweerder zich gebaseerd op een rapport van Domeinen Roerende Zaken (DRZ) van 9 juni 2020. Hierin is de historische nieuwprijs van de auto vastgesteld op € 226.610, de handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat op € 73.329 (koerslijst Xray (Marge)), en is een bedrag van € 2.738 aan schade aannemelijk geacht. Van dat schadebedrag is € 1.972 (72%) in aanmerking genomen, waardoor de handelsinkoopwaarde van de auto is bepaald op € 71.357.
Geschil4. In geschil is of de naheffingsaanslag terecht en tot het juiste bedrag is opgelegd.
Meer specifiek is in geschil:
- of verweerder terecht de juiste waardevermindering in verband met schade in aanmerking heeft genomen;
- of een waardevermindering wegens schadeverleden moet worden toegepast.
Beoordeling van het geschil
Schade
5. De bewijslast dat de waardevermindering door schade, in de omvang als door eiseres gesteld, in mindering komt bij de waardebepaling van de auto, rust op eiseres. [1] Eiseres dient dus tegenover de gemotiveerde betwisting door verweerder aannemelijk te maken dat de schade meer bedraagt dan het bedrag dat DRZ heeft vastgesteld. Zij heeft daartoe verwezen naar het taxatierapport van 25 februari 2020 dat ten grondslag is gelegd aan de aangifte. De daarin genoemde schade is echter slechts gedeeltelijk aangetroffen door DRZ. Uit de gedingstukken valt op te maken dat ten tijde van de opname door de taxateur van eiseres op 19 november 2019 er aanzienlijke schade aan de auto aanwezig was en dat deze schade op het moment van de schouw door DRZ op 6 maart 2020 grotendeels was hersteld. Nu het moment van opname door de taxateur van eiseres meer dan drie maanden vóór het moment van indiening van de aangifte heeft plaatsgevonden, kan worden betwijfeld of op het moment van indiening van de aangifte de door eiseres gestelde schade nog aan de auto aanwezig was. Weliswaar heeft eiseres ter zitting verklaard dat zij na de aangifte, maar voor de hertaxatie de schade aan de auto heeft laten herstellen, maar zij heeft haar verklaring niet met nadere bewijsstukken onderbouwd. Eiseres heeft namelijk geen stukken ingebracht waaruit kan worden afgeleid op welk moment de schade aan de auto is hersteld. Ook anderszins heeft eiseres haar stelling ter zitting dat sprake is van schade aan de slotplaatafdekking, de ruiten, het ontbreken van drie wielnaafdoppen en de gordelspanner niet aannemelijk gemaakt. De enkele verwijzing ter zitting door eiseres naar de foto’s van DRZ acht de rechtbank daarvoor onvoldoende, nu aan de hand van die foto’s niet kan worden vastgesteld of de door eiseres gestelde schade aanwezig was. Zo al beschadigingen op de foto’s waarneembaar zijn, kan uit de foto’s niet worden opgemaakt dat deze als meer dan normale gebruiksschade moeten worden beschouwd. Eiseres heeft dan ook niet aannemelijk gemaakt dat sprake is geweest van de door haar gestelde schade op het moment van indiening van de aangifte op 2 maart 2020.
6. Eiseres heeft verder aangevoerd dat binnen de branche beleid is ontwikkeld over het onderscheid tussen normale gebruikssporen en echte schade en dat één of meer van de volgens dat beleid geldende schade zich voordoet bij de auto. Verweerder noch DRZ is echter gebonden aan beleid dat binnen de branche zou zijn ontwikkeld. In de verwijzing naar dat beleid ziet de rechtbank dan ook geen aanleiding voor de conclusie dat DRZ te weinig schade in aanmerking heeft genomen.
7. Gelet op het voorgaande is eiseres niet geslaagd in het van haar te vergen bewijs. Dat een hoger percentage van het door DRZ vastgestelde schadebedrag in aanmerking moet worden genomen dan DRZ heeft gedaan, is gesteld noch gebleken. Verweerder heeft dan ook terecht niet meer dan € 1.972 als schade in aanmerking genomen.
Schadeverleden
8. Eiseres stelt dat de auto door het schadeverleden blijvend in waarde is gedaald, zelfs nadat de schade volledig zou zijn hersteld. Eiseres stelt de waardevermindering als gevolg van het schadeverleden op € 4.000.
9. De rechtbank stelt voorop dat onder omstandigheden het schadeverleden van een auto een waardevermindering van dat voertuig kan rechtvaardigen. Een voertuig met een schadeverleden kan, ook na herstel, minder waard zijn dan een voertuig zonder schadeverleden. De bewijslast dat het schadeverleden een waardevermindering van de auto rechtvaardigt, rust op eiseres. Hoewel uit de foto’s bij het taxatierapport blijkt dat de auto op enig moment aanzienlijke schade heeft gehad, heeft eiseres, tegenover de gemotiveerde betwisting door verweerder, niet aannemelijk gemaakt dat sprake is van voormalige schade die van dien aard is dat hieraan - ook na herstel daarvan - een blijvende waardevermindering moet worden verbonden, laat staan dat dit een bedrag van € 4.000 zou belopen. De verwijzing van eiseres naar het taxatierapport is daartoe onvoldoende. Uit de inhoud van dat rapport kan niet worden opgemaakt dat het schadeverleden van de auto een blijvende waardevermindering met zich brengt. Ook de TMV-richtlijn en de NIVRE-richtlijn, wat daar verder ook van zij, vermelden niets over de aard of de omvang van het schadeverleden van de auto in dit specifieke geval.
Belastingrente
10. Eiseres heeft geen afzonderlijke beroepsgronden aangevoerd tegen de rentebeschikking. Dat in strijd met enige regel van geschreven of ongeschreven recht belastingrente in rekening is gebracht, is gesteld noch gebleken.
Conclusie
11. Gelet op het voorgaande dient het beroep ongegrond te worden verklaard.
Proceskosten
12. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E. Kouwenhoven, rechter, in aanwezigheid van
mr. U.A. Salomons, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 31 mei 2023.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na verzending hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag (team belastingrecht), Postbus 20302,
2500 EH Den Haag.

Voetnoten

1.Vgl. Hoge Raad 17 januari 2020, ECLI:NL:HR:2020:63