ECLI:NL:RBDHA:2023:12836

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 augustus 2023
Publicatiedatum
29 augustus 2023
Zaaknummer
09-114715-23
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag en diefstal met geweld in Waddinxveen

Op 29 augustus 2023 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot doodslag en diefstal met geweld. De feiten vonden plaats op 24 april 2023 in Waddinxveen, waar de verdachte het slachtoffer meermalen met een hamer op het hoofd heeft geslagen. De rechtbank heeft voorwaardelijk opzet aangenomen en een beroep op noodweer(exces) verworpen. De verdachte heeft ook de jas en mobiele telefoons van het slachtoffer gestolen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 78 maanden.

Tijdens de zitting op 15 augustus 2023 heeft de officier van justitie, mr. I.G.M. Oostrom, gepleit voor een bewezenverklaring van de tenlastelegging. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. A.B.M. Nohl, heeft vrijspraak bepleit, maar de rechtbank heeft op basis van de beschikbare bewijsmiddelen vastgesteld dat de verdachte verantwoordelijk is voor de verwondingen van het slachtoffer. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de verdachte met zijn handelen de aanmerkelijke kans op dodelijk letsel heeft aanvaard.

De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij, het slachtoffer, behandeld. Deze vordering tot schadevergoeding is deels toegewezen, waarbij de rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte aansprakelijk is voor de geleden schade, zowel materieel als immaterieel. De totale schadevergoeding bedraagt € 7.620,85, te vermeerderen met wettelijke rente.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/114715-23
Datum uitspraak: 29 augustus 2023
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1981 te [geboorteplaats] ,
op dit moment gedetineerd in de penitentiaire [inrichting] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 15 augustus 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. I.G.M. Oostrom en van hetgeen de verdachte en zijn raadsvrouw mr. A.B.M. Nohl naar voren hebben gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 24 april 2023 te Waddinxveen, althans in Nederland ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, (meermalen) met een hamer, althans een hard en/of zwaar voorwerp op het hoofd van [slachtoffer] heeft geslagen terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 24 april 2023 te Waddinxveen, althans in Nederland, aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een (bot)breuk en/of bloeding in de schedel heeft toegebracht door (meermalen) met een hamer, althans een hard en/of zwaar voorwerp op het hoofd van [slachtoffer] te slaan;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 24 april 2023 te Waddinxveen, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen (meermalen) met een hamer, althans een hard en/of zwaar voorwerp, op het hoofd van [slachtoffer] heeft geslagen terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 24 april 2023 te Waddinxveen, althans in Nederland, een of meerdere mobiele telefoon(s) en/of een spiegelreflexcamera en/of een jas, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door (meermalen) met een hamer, althans een hard en/of zwaar voorwerp, op het hoofd van [slachtoffer] te slaan.

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Inleiding
Op 24 april 2023 hebben [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) en de verdachte afgesproken in de woning van [slachtoffer] in Waddinxveen voor seks. De volgende ochtend is [slachtoffer] in zijn woning met bebloed hoofd aangetroffen. Vast staat dat [slachtoffer] onder meer een schedelbasisfractuur heeft opgelopen. De rechtbank moet beoordelen of de verdachte dit gedaan heeft en, zo ja, hoe dit juridisch moet worden geduid. Ook moet de rechtbank oordelen over de ten laste gelegde gekwalificeerde diefstal.
3.2.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder feit 1 primair en het onder feit 2 tenlastegelegde.
3.3.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich ten aanzien van feit 1 primair op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken. Volgens de verdediging kan op basis van de bewijsmiddelen niet vastgesteld worden dat het de verdachte is geweest [slachtoffer] met een hamer heeft geslagen. Daarnaast had de verdachte geen opzet, ook niet in voorwaardelijke zin, op de dood van [slachtoffer] dan wel op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
Ook ten aanzien van feit 2 heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken. Ten aanzien van de jas en de mobiele telefoons heeft de verdediging naar voren gebracht dat de verdachte in blinde paniek de verkeerde jas heeft aangetrokken en dat de mobiele telefoons vermoedelijk in de jas van [slachtoffer] hebben gezeten. Gelet hierop heeft de verdachte niet het oogmerk gehad om zich de goederen wederrechtelijk toe te eigenen.
3.4.
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft hierna opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met [nummer] , van de politie eenheid Den Haag, district Alphen aan den Rijn - Gouda, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 491).
Ten aanzien van feit 1
1.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , opgemaakt op 26 april 2023, voor zover inhoudende (p. 13, 19, 26):
Plaats delict: [adres]
Pleegdatum/tijd: Tussen maandag 24 april 2023 om 20:15 uur en maandag 24 april 2023 om 2023 om 20:59 uur
A: En op een gegeven moment, voelde ik een één of andere lichtflits door mijn hoofd heen en toen was ik weg. En toen lag ik op mijn bed en voelde ik dat het nat werd. En toen ben ik op de grond gaan liggen.
A: Nee, want daarna, we hebben de gemeenschap gehad, daarna kreeg ik ineens een lichtflits door mijn hoofd heen en klaar.
V: Nou hebben wij in de keuken dit gevonden.
(Verbalisant laat foto zien van de hamer]
A: Ja, die zag ik ook liggen vanmorgen.
V: Van wie is die? Is die van jou?
A: Ik heb wel een hamer, maar die ligt volgens mij in mijn gereedschapskist.
V: Zwart met rood. Deze zeg jou niks. Dat is een blauw handvat.
A: Nee, die zeg mij helemaal niks.
2.
Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 4 mei 2023, voor zover inhoudende (p. 71 - 76):
Op 24 april 2023 omstreeks 20.15 uur zie ik op de beelden een man vanaf de linkerzijde van het beeld aan komen lopen, ik zie dat de man vervolgens richting de woning van het slachtoffer loopt en voor de voordeur wacht.
Ik zie dat er tussen 20.15 uur en 20.59 uur niemand anders de woning betreed of verlaat aan zowel de voorzijde als achterzijde van de woning. Op 24 april 2023 omstreeks 20.59.56 uur zie ik een man vertrekken uit de woning van het slachtoffer. Ik zie dat de man een donkerkleurige jas draagt met donkerblauwe onderzijde, zwarte middenzijde een geel/oranje vlak aan de bovenzijde van de jas. Ik herken de man als de man van de beelden van omstreeks 20.15 uur.
Ik zie op de beelden van de voorzijde van de woning en achterzijde van de woning dat er niemand de woning binnenkomt of verlaat tussen 24 april 2023 omstreeks 20.59 uur en 25 april 2023 omstreeks 09.09.42 uur. Op 25 april omstreeks 09.09.42 uur zie ik dat de zoon van het [slachtoffer] de woning aan de voorzijde binnen gaat door middel van zijn huissleutel.
3.
Het geschrift, te weten een brief van GGD Hollands Midden inhoudende een letselbeschrijving van [slachtoffer] , voor zover inhoudende (p. 198 – 199):
De hoofdwond werd gehecht, een tetanusinjectie werd gegeven op de SEH en betrokkene werd met spoed verwezen naar de afdeling neurologie van het HMC Westeinde.
3. Conclusie
Wonden op het achterhoofd, botbreuken in de schedel, bloedingen in de schedel, mogelijk kneuzing van het hersenweefsel. Genezingsduur van ongeveer een jaar waarbij de mate van herstel nu nog niet is te bepalen.
4.
Het geschrift, te weten een rapport van het NFI inhoudende een forensisch- medisch onderzoek betreffende [slachtoffer] , opgemaakt op 26 juli 2023, voor zover inhoudende (p. 11 - 13):
De gevaarzetting.
Complicaties van krachtig botsend geweld tegen het behaarde hoofd kunnen o.a. optreden door:
- uitval van lichaamsfuncties die normaliter door de hersenen in het aangedane
gebied worden aangestuurd;
- verdringing van ‘gezond’ hersen- en/of hersenstamweefsel door de ruimte-
innemende werking van bloeding, ontstekingsreacties en hersenzwelling
(oedeem); hierbij wordt verplaatsing van de hersenmiddellijn gezien;
- wondinfectie door verwonding met een gecontamineerd voorwerp; wondinfectie
kan leiden tot ernstige secundaire infecties, o.a. hersenvliesontsteking, indien de schedel bij het wondbed gebroken is.
Zowel een hersenvliesontsteking als drukverhoging binnen de schedel vormen ernstige c.q. fatale bedreigingen van de gezondheidstoestand. De kans op deze complicaties en/of een fataal verloop is groot, maar niet in een percentage aan te geven, aangezien meerdere situationele en individuele factoren hierbij een rol spelen. Ook hebben eventuele noodzakelijke neurochirurgische behandelingen (zoals bijvoorbeeld schedel/hersenoperaties, plaatsing hersendrukmeter, operaties aan de halswervelkolom, etc.) risico’s op complicaties.
Langere-termijn consequenties van uitvalsverschijnselen en immobilisatie, zoals bijvoorbeeld ontstekingen elders in het lichaam (longontsteking, urineweginfecties,
wondinfectie bij doorliggen, etc.).
Indien door het geweld tegen het hoofd bewustzijnsverlies optreedt, kunnen extra
complicerende c.q. fatale gevolgen ontstaan, mede mogelijk ook door
omgevingsfactoren zoals bijvoorbeeld:
- onmogelijkheid om navolgende geweldsinwerkingen af te weren,
- onmacht tot inschakelen van medische hulpverlening,
- inloop en inademing van maaginhoud (aspiratie) met dientengevolge verstikkingsgevaar, en
- onderkoeling.
Indien genoemde letsels en/of complicaties optreden dan wordt de prognose in
belangrijke mate bepaald door de mogelijkheid voor het slachtoffer om snel
adequate medische hulpverlening te bereiken en het slagen van medische
behandeling.
De letsels van het slachtoffer waren:
- drie boogvormige huidperforaties aan de rechter bovenzijde van het hoofd en aan het achterhoofd, met daaronder
- een grote bloeduitstorting tussen de schedel en de onderhuidse weke delen hoog aan de rechter zijkant van het hoofd, met daaronder
- een verbrijzelingsbreuk met indeuking van het rechter wandbeen en binnenwaartse verplaatsing van fractuurdelen, alsmede boven- en onderwaarts doorlopende breuklijnen.
- Bloeduitstortingen onder het spinnenwebvlies rechts zijwaarts en onder het harde hersenvlies midden-voor, en
-vermoedelijk een hersenkneuzingshaard aan de rechter voorzijde.
Genoemde inwendige letsels, bloedingen en kneuzingen zijn alle het gevolg van krachtige uitwendige inwerking(en) van botsend mechanisch geweld, zoals
bijvoorbeeld door harde slagen met een hard voorwerp.
De letsels kunnen zeer wel veroorzaakt zijn met een hamer, zoals bijvoorbeeld de getoonde hamer (afbeelding 2, pagina 6).
5.
De verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 15 augustus 2023, voor zover inhoudende:
Op 24 april 2023 was ik in de woning aanwezig. Ik had een seksafspraak met [slachtoffer] .
6.
Het geschrift, te weten een deskundigenrapportage Forensisch DNA-onderzoek van The Maastricht Forensic Institute, opgemaakt op 1 mei 2023, voor zover inhoudende (p. 325):
Bemonstering
DNA-profiel
Mogelijke donor van celmateriaal
Bloed kop hamer AQO8607NL
DNA-profiel van een man. De frequentie van het DNA-profiel is kleiner dan één op één miljard.
[slachtoffer]
Ten aanzien van feit 2
1.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , opgemaakt op 26 april 2023, voor zover inhoudende (p. 21, 34):
V: Van wie is die jas?
A: Dat lijkt mijn jas wel. Die aan de kopsekant.
V Wat voor jas is dat?
A: Ik heb een geel met zwarte jas aan de kapstok hangen.
V: En de telefoons.
A: Ja, die telefoons zijn weg.
2.
Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 26 april 2023, voor zover inhoudende (p. 47-48):
De verdachte verliet de woning in een zwart kleurige jas met een geel vlak op de achterzijde van de jas. Deze jas had de verdachte niet aan toen hij aankwam bij de woning om 20.15 uur (foto 2). Hier droeg de man een zwartkleurige jas.
Ik heb aan [slachtoffer] gevraagd of hij de jas van de man herkende. Ik hoorde [slachtoffer] zeggen dat hij de jas herkende en hij een soort gelijke jas aan zijn kapstok had hangen.
3.
De verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 15 augustus 2023, voor zover inhoudende:
Ik heb de gele jas meegenomen.
4.
Het proces-verbaal van verdenking, opgemaakt op 4 mei 2023, voor zover inhoudende (p. 393):
Middels een vordering werden de historische verkeersgegevens verkregen van de weggenomen telefoonnummers:
[telefoonnummer 1] nummer van de werktelefoon van [slachtoffer]
[telefoonnummer 2] nummer van de privételefoon van [slachtoffer]
Uit deze historische verkeersgegevens is gebleken, dat het telefoonnummer [telefoonnummer 2] op maandag 24 april 2023 te 21.47 uur de zendmast aan de [locatie 1] te Rotterdam-Zuid aanstraalt.
Adres in stralingsgebied
[locatie 2] is gelegen in het stralingsgebied van de zendmast welke aangestraald werd door het weggenomen telefoonnummer [telefoonnummer 2] .
3.5.
Bewijsoverwegingen
Ten aanzien van feit 1
De verklaring van de verdachte
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat [slachtoffer] hem probeerde te verkrachten, dat hij iets moest snuiven uit een bruin flesje en dat hij daarna bewusteloos is geraakt. Toen hij bijkwam, zag hij dat [slachtoffer] lag te slapen en is hij in paniek de woning uitgegaan. Daarbij heeft de raadsvrouw aangevoerd dat niet is uit te sluiten dat [slachtoffer] zichzelf heeft verwond of dat zijn zoon dit heeft gedaan.
Op basis van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat [slachtoffer] meerdere malen met een metalen hamer op zijn hoofd is geslagen. De rechtbank is van oordeel dat de verdachte dit heeft gedaan.
Ter terechtzitting heeft de rechtbank de camerabeelden van de ringdeurbel van [slachtoffer] getoond. Daarop is te zien dat de verdachte op rustige wijze de woning verlaat. De verdachte heeft dan de jas van [slachtoffer] aan, terwijl hij zijn eigen jas opgevouwen in een gele tas meeneemt. Dit alles past niet bij iemand die in paniek is. Bovendien vindt de verklaring van de verdachte over het bruine flesje op geen enkele wijze steun in het dossier. Op vragen van de rechtbank hierover is de verdachte blijven steken in algemeenheden. Verder staat vast dat de verdachte tussen 24 april 2023 omstreeks 20:15 en 25 april 2023 omstreeks 09:09 de enige is geweest die (naast [slachtoffer] zelf) bij [slachtoffer] in de woning aanwezig was. De enkele suggestie van de raadsvrouw dat [slachtoffer] zichzelf heeft verwond of dat zijn zoon dat heeft gedaan, kan de verdachte niet vrijpleiten. Het vindt geen steun in het dossier. Overigens laat het zich slecht denken dat [slachtoffer] zichzelf meerdere keren met een hamer op zijn eigen achterhoofd heeft geslagen. Verder maakt de omstandigheid dat de zoon naar de woning van zijn vader is gegaan, pas nadat de werkgever van [slachtoffer] aan de bel had getrokken, omdat [slachtoffer] – geheel tegen zijn gewoonte in – zonder melding niet op zijn werk was verschenen, het scenario dat de zoon [slachtoffer] met de hamer heeft geslagen niet aannemelijk.
(Voorwaardelijk) opzet
De rechtbank overweegt met betrekking tot het primair ten laste gelegde dat op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting niet kan worden vastgesteld dat de verdachte uit is geweest op de dood van [slachtoffer] , in die zin dat van vol opzet op de dood kan worden gesproken. De vraag is dan of wel sprake is van voorwaardelijk opzet. Dat is het geval, indien de verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de dood zou kunnen intreden. Of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten. Bij de beantwoording van de (vervolg)vraag of de aanmerkelijke kans door de verdachte ook bewust is aanvaard, spelen de gedragingen van de verdachte eveneens een rol. Bepaalde gedragingen kunnen namelijk naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zo zeer gericht op een bepaald gevolg, dat het – behoudens contra-indicaties – niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op dat gevolg heeft aanvaard.
Op basis van de weergegeven bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat de verdachte meerdere malen met een metalen hamer op het hoofd van [slachtoffer] heeft geslagen. Dit levert naar algemene ervaringsregels de aanmerkelijke kans op dat [slachtoffer] ten gevolge van dit handelen zou komen te overlijden. Het hoofd is immers kwetsbaar voor mechanisch geweld, zeker als het geweld wordt toegebracht met een hard metalen voorwerp. Door te handelen zoals de verdachte heeft gedaan, kan het niet anders zijn dan dat hij de aanmerkelijke kans op dodelijk letsel bewust heeft aanvaard. Er is in dat verband niet gebleken van contra-indicaties.
Conclusie
De rechtbank acht gelet op het voorgaande wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de primair ten laste gelegde poging tot doodslag.
Ten aanzien van feit 2
Op basis van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat de verdachte twee mobiele telefoons en een jas van [slachtoffer] heeft meegenomen. Op dat moment had hij het oogmerk om deze goederen zich toe te eigenen. [slachtoffer] heeft verklaard dat zijn telefoons in de woonkamer lagen en nooit in zijn jas zaten. De rechtbank gaat niet mee in de stelling van de verdachte dat hij per ongeluk de verkeerde jas heeft aangetrokken en de telefoons mogelijk in die jas zaten.
Partiële vrijspraak
De rechtbank zal de verdachte wel vrijspreken van de ten laste gelegde diefstal van de spiegelreflexcamera en van de ten laste gelegde gekwalificeerde diefstal. Er is onvoldoende bewijs voor de conclusie dat de verdachte ook die camera heeft gestolen. Verder is er geen enkel verband tussen het toegepaste geweld en de gestolen goederen.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte een jas en twee mobiele telefoons van [slachtoffer] heeft gestolen.
3.6.
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
1.
hij op 24 april 2023 te Waddinxveen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, meermalen met een hamer op het hoofd van [slachtoffer] heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op 24 april 2023 te Waddinxveen meerdere mobiele telefoons en een jas, die geheel aan [slachtoffer] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om
dezezich wederrechtelijk toe te eigenen.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

De raadsvrouw heeft een beroep gedaan op noodweer. Er was volgens de raadsvrouw sprake van een ‘ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding’ van verdachtes lichaam, doordat [slachtoffer] hem wilde verkrachten. Bovendien zouden de verwondingen van de verdachte passen bij die lezing.
De rechtbank is het met de officier van justitie eens dat dit verweer niet slaagt. De feitelijke toedracht is namelijk niet aannemelijk geworden. Zo vindt de verklaring van de verdachte geen steun in het dossier. De rechtbank betrekt hierbij dat een arts naar het letsel van de verdachte heeft gekeken en heeft geconcludeerd dat de verklaring van de verdachte niet past bij de aard en ouderdom van dat letsel.
Ook overigens zijn er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde is dan ook volgens de wet strafbaar.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De raadsvrouw heeft ook een beroep gedaan op noodweerexces. Ook dit verweer slaagt niet. De rechtbank heeft hierboven namelijk al geoordeeld dat de feitelijke toedracht niet aannemelijk is geworden.
Ook zijn er geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is dus strafbaar.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van acht jaren, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om de strafeis van de officier van justitie flink te matigen en heeft in dat verband gerefereerd aan zaken waarin lagere straffen zijn opgelegd.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag waarbij hij [slachtoffer] meermalen met een hamer op zijn hoofd heeft geslagen. Dit alles heeft zich afgespeeld in de woning van [slachtoffer] , de plek waar hij zich bij uitstek veilig hoort te voelen. Dat [slachtoffer] niet is overleden, mag een groot geluk heten dat zeker niet aan de verdachte te danken is. Hij heeft [slachtoffer] aan zijn lot overgelaten en daarbij de jas en de telefoons van [slachtoffer] meegenomen. [slachtoffer] had hierdoor geen enkele mogelijkheid om telefonisch hulp te zoeken. Dit zijn ernstige feiten. Zoals blijkt uit de slachtofferverklaring die namens [slachtoffer] ter terechtzitting is voorgelezen, is het nog onduidelijk of en wanneer hij volledig zal herstellen en kampt hij nog steeds met de gevolgen van het handelen van de verdachte. Dit alles wordt de verdachte zwaar aangerekend.
De rechtbank weegt de proceshouding van de verdachte strafverzwarend mee. Ter terechtzitting is op verschillende manieren geprobeerd helder te krijgen wat er nou precies is gebeurd. De verdachte heeft echter volstaan met een algemene ontkenning. Daarmee neemt hij geen verantwoordelijkheid voor wat hij heeft gedaan.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 8 augustus 2023, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft verder kennisgenomen van het reclasseringsadvies over de verdachte van 8 augustus 2023 van Reclassering Nederland. De reclassering concludeert dat zij geen goed beeld heeft gekregen omtrent de persoonlijkheid van de verdachte en dat zij de kans op recidive niet heeft kunnen inschatten. Gelet op de ernst van het delict adviseert de reclassering om de verdachte gedragsdeskundig onderzoek te laten verrichten door het NIFP. De rechtbank heeft, mede gelet op hetgeen de officier van justitie en de verdediging ter terechtzitting naar voren hebben gebracht, geen aanleiding gezien om de verdachte gedragsdeskundig te laten onderzoeken door het NIFP.
Conclusie
Gelet op wat hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat alleen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf de juiste strafmodaliteit is. De rechtbank acht, alles afwegend, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 78 maanden passend en geboden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

7.De vordering van de benadeelde partij/de schadevergoedingsmaatregel

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 7.798,85, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Dit bedrag bestaat uit € 2.298,85 aan materiële schade en € 5.500,- aan immateriële schade.
7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft integrale toewijzing van de vordering van de benadeelde partij gevorderd, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft betoogd dat de vordering te ingewikkeld is de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. Los daarvan heeft de verdediging aangevoerd dat de benadeelde partij onvoldoende concrete gegevens heeft aangevoerd waaruit blijkt dat psychische schade is ontstaan.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Onevenredige belasting van het strafgeding?
De rechtbank is van oordeel dat de vordering duidelijk en overzichtelijk is opgebouwd. Er is geen enkele twijfel over wat de benadeelde partij vordert. Daarom is geen enkele sprake van een onevenredige belasting van het strafgeding.
Materiële schade
De rechtbank zal, voor zover de vordering betrekking heeft op de post aanschaf beveiligingscamera’s ter hoogte van € 178,00, de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren, omdat deze post is betwist en niet voldoende is onderbouwd. De rechtbank is van oordeel dat onvoldoende blijkt in hoeverre de aanschaf van de beveiligingscamera’s is veroorzaakt door de bewezen verklaarde feiten, aangezien uit de pagina’s 222 en 246 van het procesdossier volgt dat zich reeds camera’s in de woning bevonden.
Ten aanzien van de overige materiële posten is de rechtbank van oordeel dat die namens de verdachte niet (gemotiveerd) zijn betwist en voldoende zijn onderbouwd. Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan dan ook worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door de bewezen verklaarde feiten, ter hoogte van € 2.120,85‬.
Immateriële schade
Tevens kan op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks immateriële schade heeft geleden door het bewezen verklaarde feit 1. Anders dan bepleit, is er geen sprake van een schadeclaim gebaseerd op psychische schade. De gevorderde schade bestaat uit letsel en de gevolgen daarvan en is niet gemotiveerd weersproken. De rechtbank zal de gevorderde immateriële schade geheel toewijzen tot een bedrag van € 5.500,00.
Conclusie
De rechtbank zal - gelet op het voorgaande - de vordering toewijzen tot een bedrag van € 7.620,85, bestaande uit € 2.120,85‬ materiële schade en € 5.500,- immateriële schade.
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 24 april 2023, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Omdat de vordering gedeeltelijk wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Schadevergoedingsmaatregel
De verdachte zal voor de onder 3.6 bewezen verklaarde strafbare feiten worden veroordeeld en hij is daarom tegenover de benadeelde partij aansprakelijk voor de schade die door deze feiten aan hem is toegebracht. De rechtbank zal aan de verdachte de verplichting opleggen om aan de Staat te betalen een bedrag van € 7.620,85, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 24 april 2023 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [slachtoffer] .
De rechtbank bepaalt dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat (in zoverre) doet vervallen en dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij (in zoverre) doet vervallen.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 36f, 45, 57, 287 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast zoals die ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.6 bewezen is verklaard en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1:
poging tot doodslag;
ten aanzien van feit 2:
diefstal;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een
gevangenisstrafvoor de duur van
78 (ACHTENZEVENTIG) MAANDEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij deels toe tot een bedrag van € 7.620,85, bestaande uit € 2.120,85‬ materiële schade en € 5.500,- immateriële schade, en veroordeelt de verdachte om dit bedrag, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 24 april 2023 tot de dag waarop deze vordering is betaald, te betalen aan [slachtoffer] ;
bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten van de benadeelde partij, begroot op nihil, en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog gemaakt moeten worden;
legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 7.620,85, bestaande uit € 2.120,85‬ materiële schade en € 5.500,- immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 24 april 2023 tot de dag waarop dit bedrag is betaald, ten behoeve van [slachtoffer] ;
bepaalt dat, als de verdachte niet het volledige bedrag betaalt en/of niet het volledige bedrag op hem kan worden verhaald, gijzeling zal worden toegepast voor de duur van 73 dagen. Het toepassen van gijzeling ontslaat de verdachte niet van zijn betalingsverplichting aan de Staat;
bepaalt dat als de verdachte de toegewezen schadevergoeding deels of geheel aan de benadeelde partij heeft betaald, de verdachte niet verplicht is om dat deel te betalen aan de Staat en dat als de verdachte het toegewezen bedrag deels of geheel aan de Staat heeft betaald, de verdachte niet verplicht is om dat deel aan de benadeelde partij te betalen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.R.K.A.M. Waasdorp, voorzitter,
mr. V.J. de Haan, rechter,
mr. B.J. de Groot, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. E. Özsoy, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 29 augustus 2023.