ECLI:NL:RBDHA:2023:12854

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 augustus 2023
Publicatiedatum
29 augustus 2023
Zaaknummer
NL23.13514
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om vergoeding van proceskosten na intrekking beroep inzake machtiging tot voorlopig verblijf

In deze zaak heeft verzoekster, een onbekende partij, beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op haar aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor haar echtgenoot, dochter en zoon. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, als verweerder, heeft op 31 juli 2023 de aanvraag ingewilligd. Na deze beslissing heeft verzoekster haar beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.

De rechtbank overweegt dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb. Wanneer een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener, kan de rechtbank op verzoek van de indiener het bestuursorgaan veroordelen in de proceskosten. In dit geval is de aanvraag van verzoekster op 14 november 2022 ontvangen en is de beslistermijn van 90 dagen met 3 maanden verlengd, waardoor deze op 12 mei 2023 is verlopen. De ingebrekestelling van verzoekster is op 29 april 2023 door verweerder ontvangen, maar deze is prematuur ingediend en dus niet geldig.

De rechtbank concludeert dat, als het beroep niet was ingetrokken, het niet-ontvankelijk zou zijn verklaard. Daarom komt het verzoek van verzoekster om vergoeding van de proceskosten niet voor inwilliging in aanmerking. De rechtbank wijst het verzoek om vergoeding van de proceskosten af. Deze uitspraak is gedaan door rechter E.F. Bethlehem, in aanwezigheid van griffier N.F. Kreeftmeijer, en is openbaar gemaakt via geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.13514

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], verzoekster

v-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. R. Deniz),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.(gemachtigde: mr. L. El Razouki).

Procesverloop

Verzoekster heeft beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op de aanvraag
voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis zij ten behoeve van haar echtgenoot, dochter en zoon heeft ingediend.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Bij besluit van 31 juli 2023 heeft verweerder de aanvraag ingewilligd.
Verzoekster heeft het beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank doet op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Als een beroep wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb.
2. In artikel 6:12, tweede lid, van de Awb is bepaald dat het
beroepschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een
besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling
door het bestuursorgaan is ontvangen.
3. De aanvraag van verzoekster is ontvangen op 14 november 2022. Verweerder heeft de beslistermijn van 90 dagen met 3 maanden verlengd. Dit betekent dat de beslistermijn op 12 mei 2023 is verlopen. De ingebrekestelling is op 29 april 2023 door verweerder ontvangen. Dat betekent dat de ingebrekestelling prematuur is ingediend en daarmee niet geldig is.
4.
De rechtbank zou het beroep daarom niet-ontvankelijk hebben verklaard als het niet was ingetrokken. Hieruit volgt dat het verzoek van verzoekster om verweerder te veroordelen in de proceskosten niet voor inwilliging in aanmerking komt.

Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek om vergoeding van de proceskosten af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, rechter, in aanwezigheid van mr. N.F. Kreeftmeijer, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.