ECLI:NL:RBDHA:2023:12888

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 augustus 2023
Publicatiedatum
29 augustus 2023
Zaaknummer
NL22.26307
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake machtiging tot voorlopig verblijf en proceskostenvergoeding

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een bezwaar tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Verzoekers, allen van Turkse nationaliteit, hadden bezwaar gemaakt tegen een eerder besluit waarin hun aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) onder de beperking 'nareis' was ingewilligd. Na het indienen van het bezwaar, hebben verzoekers de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. Op 6 januari 2023 heeft de staatssecretaris het bezwaar gegrond verklaard, wat leidde tot de intrekking van het verzoek om voorlopige voorziening door de verzoekers, samen met een verzoek om proceskostenvergoeding.

De voorzieningenrechter heeft op basis van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan over de proceskostenveroordeling. De rechter oordeelde dat de staatssecretaris met het besluit op bezwaar tegemoet was gekomen aan de verzoekers, omdat hij zijn eerdere standpunt had herzien. De voorzieningenrechter heeft de proceskosten vastgesteld op € 837,-, gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Tevens is vastgesteld dat verzoekers wegens betalingsonmacht zijn vrijgesteld van het betalen van het griffierecht, waardoor er geen aanleiding was om het griffierecht terug te betalen.

De uitspraak is gedaan door de voorzieningenrechter en is openbaar gemaakt. Tegen deze uitspraak is geen hoger beroep of verzet mogelijk.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.26307

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[verzoeker 1], V-nummer: [v-nummer 1];

[verzoeker 2], V-nummer: [v-nummer 2];
[verzoeker 3],V-nummer: [v-nummer 3];
[verzoeker 4], V-nummer: [v-nummer 4];
allen van de Turkse nationaliteit, hierna te noemen: verzoekers,
(gemachtigde: mr. C.J. Ullersma),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: R. Dalhuizen)

Procesverloop

Bij besluit van 6 december 2022 (primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van verzoekers voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) onder de beperking ‘nareis’ ingewilligd.
Verzoekers hebben tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Ook hebben zij de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening (NL22.26307) te treffen.
Bij besluit van 6 januari 2023 (besluit op bezwaar) heeft verweerder het bezwaar van verzoekers gegrond verklaard.
Naar aanleiding hiervan hebben verzoekers het verzoek om een voorlopige voorziening ingetrokken, tegelijk met het verzoek om verweerder te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten in deze voorlopige voorzieningsprocedure.
Verweerder heeft op 23 januari 2023 een verweerschrift ingediend en meegedeeld dat hij zich verzet tegen een proceskostenveroordeling.
Verzoekers hebben op 21 februari 2023 een nadere reactie op dit verweerschrift ingediend.

Overwegingen

1. De voorzieningenrechter doet op grond van artikel 8:84, vijfde lid, in samenhang met artikel 8:75a en artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling.
2. De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Die wetsartikelen zijn op grond van artikel 8:84, vijfde lid, van de Awb ook van toepassing op de voorlopige voorzieningenprocedure. Als een verzoek om voorlopige voorziening wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het verzoekschrift is tegemoet gekomen, kan de voorzieningenrechter op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb.
3. Op grond van vaste rechtspraak [1] van de hoogste bestuursrechter is van ‘tegemoetkomen’ in de zin van artikel 8:75a, eerste lid van de Awb sprake indien het bestuursorgaan een in het primaire besluit ingenomen standpunt, die binnen de grenzen van het geding in bezwaar valt, heeft herzien en het door de indiener van het bezwaarschrift gewenste besluit alsnog heeft genomen op gronden die een erkenning van de onrechtmatigheid van het oorspronkelijke besluit inhouden.
4. Anders dan verweerder is de voorzieningenrechter van oordeel dat verweerder met het besluit op bezwaar van 6 januari 2023 aan het bezwaar van verzoekers is tegemoetgekomen. Verweerder heeft namelijk zijn eerdere in het primaire besluit ingenomen standpunt herzien en alsnog bepaald dat verzoekers per direct de gevraagde mvv-sticker bij de ambassade mogen ophalen.
5. Gelet op het voorgaande wijst de voorzieningenrechter het verzoek als kennelijk gegrond toe en dient verweerder de proceskosten aan verzoekers te vergoeden. Deze kosten worden vastgesteld op grond van het Bpb 2023 voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 837,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift, waarde per punt van € 837, wegingsfactor 1).
6. De voorzieningenrechter wijst erop dat verzoekers wegens betalingsonmacht zijn vrijgesteld van het betalen van het griffierecht. Er bestaat daarom geen aanleiding om verweerder op grond van artikel 8:82, zesde lid van de Awb te gelasten het griffierecht terug te betalen.

Beslissing

De voorzieningenrechter
- veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 837,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.L. van der Waals
,voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M.J.J. Roks, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak is geen hoger beroep of verzet mogelijk.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van