ECLI:NL:RBDHA:2023:12894

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 juli 2023
Publicatiedatum
30 augustus 2023
Zaaknummer
NL23.16846 en NL23.16699
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van asielaanvragen van Iraakse eisers met Armeense achtergrond en de status van Armenië als veilig derde land

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag de beroepen van twee Iraakse eisers, die etnisch en religieus Armeens-Orthodox zijn, tegen de afwijzing van hun herhaalde asielaanvragen. Eiseres, geboren in 1961, en eiser, geboren in 1952, hebben eerder verblijfsvergunningen asiel gekregen, maar deze zijn ingetrokken omdat zij onjuiste informatie hebben verstrekt over hun Armeense nationaliteit. De rechtbank behandelt de vraag of Armenië als veilig derde land kan worden beschouwd voor de eisers, die in 2022 een herhaalde aanvraag indienen na een geplande vlucht naar Armenië. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvragen afgewezen, stellende dat Armenië veilig is en dat de eisers banden hebben met dat land. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris aannemelijk heeft gemaakt dat de eisers een zodanige band met Armenië hebben dat van hen kan worden verwacht daar naartoe te gaan. De rechtbank wijst erop dat de eisers op enig moment de Armeense nationaliteit hebben gehad en dat zij deze zelf hebben beëindigd. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris in redelijkheid van eisers mag verwachten dat zij naar Armenië gaan, en verklaart de beroepen ongegrond.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht
zaaknummers: NL23.16846 en NL23.16699
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen [eiseres], eiseres
V-nummer: [V-nummer] ,
[eiser] ,eiser V-nummer [V-nummer]
(gemachtigde: mr. C.T.W. van Dijk), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, (gemachtigde: mr. S. Brock).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van eisers tegen de afwijzing van hun herhaalde asielaanvragen.
2. Eiseres heeft de Iraakse nationaliteit, is etnisch en religieus Armeens-Orthodox en is geboren op [geboortedatum 1] 1961. Met een besluit van 15 februari 2013 heeft de staatssecretaris aan eiseres een verblijfsvergunning asiel verleend. De staatssecretaris heeft deze verblijfsvergunning op 16 maart 2017 ingetrokken met terugwerkende kracht tot 5 september 2012, omdat eiseres bij haar aanvraag onjuiste gegevens heeft verstrekt.
3. Eiser heeft de Iraakse nationaliteit, is etnisch en religieus Armeens-Orthodox en is geboren op [geboortedatum 2] 1952. Met het besluit van 5 april 2013 heeft de staatssecretaris aan eiser een verblijfsvergunning asiel verleend. De staatssecretaris heeft deze verblijfsvergunning op 16 maart 2017 ingetrokken met terugwerkende kracht tot 28 maart 2013, omdat eiser bij zijn aanvraag onjuiste gegevens heeft verstrekt.
4. Eisers bleken namelijk te hebben verzwegen dat zij de Armeens nationaliteit hadden, die zij zelf bewust hebben opgegeven. Indien dit ten tijde van de asielaanvraag bekend was geweest, zouden de aanvragen van eisers zijn afgewezen omdat zij zich aan eventuele problemen in Irak hadden kunnen onttrekken door zich op het staatsburgerschap van Armenië te beroepen. Het beroep en hoger beroep tegen de intrekkingen zijn ongegrond verklaard.1
1. Uitspraak van zittingsplaats Groningen van 6 april 2018, met zaaknummers AWB 17/7929 en AWB 17/7931 (niet gepubliceerd) en de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 31 augustus 2018 met zaaknummer 201803860/1/VI (niet gepubliceerd).
5. Eisers hebben sinds 2017 meerdere aanvragen voor een verblijfsvergunning ingediend op grond van asiel2, artikel 8 EVRM verblijf bij hun meerderjarige kind3. Deze aanvragen hebben niet geleid tot een verblijfsvergunning.
6. Op 8 maart 2022 stond een vlucht naar Armenië gepland. Eisers hebben echter op 8 maart 2022 een herhaalde aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend, waardoor de vlucht is geannuleerd. Op 7 en 14 april 2022 heeft de staatssecretaris de aanvragen van eisers afgewezen als kennelijk ongegrond, omdat Armenië voor eisers een veilig land van herkomst is. Op 10 mei 2022 heeft deze rechtbank, zittingsplaats Amsterdam hun beroepen gegrond verklaard en de bestreden besluiten vernietigd voor zover dat geen betrekking heeft op de beoordeling van artikel 8 van het EVRM.4 De staatssecretaris heeft met de bestreden besluiten van 1 en 8 juni 2023 de aanvragen in de algemene procedure niet-ontvankelijk verklaard, omdat Armenië voor eisers een veilig derde land is. Eisers hebben tegen deze besluiten beroep ingesteld.
6.1.
De staatssecretaris heeft op de beroepen gereageerd met een verweerschrift.
6.2.
De rechtbank heeft de beroepen op 18 juli 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eisers, de gemachtigde van eiseres en M. Ahmed als tolk.

Beoordeling door de rechtbank

Bestreden besluiten
7. De staatssecretaris stelt zich op het standpunt dat Armenië voor eisers een veilig derde land is.5 Hij neemt daarbij in overweging dat vreemdelingen in Armenië worden behandeld volgens de beginselen zoals genoemd in artikel 3.106a, eerste lid, van het Vreemdelingenbesluit. Verder stelt de staatssecretaris dat is voldaan aan het bandencriterium6, omdat eisers op enig moment in bezit zijn geweest van de Armeense nationaliteit, deze op eigen verzoek hebben beëindigd, de Armeense etniciteit hebben, praktiserend Armeens orthodox zijn en de Armeense taal spreken. Bovendien is gebleken dat eiseres in ieder geval op 18 juni 2012 in Armenië is geweest. Eiser was in ieder geval op 15 januari 2013 in Armenië. In het kader van de redelijkheidstoets7 stelt de staatssecretaris zich op het standpunt dat uit algemeen beschikbare informatie blijkt dat overheidsprojecten bestaan en UNHCR actief is in Armenië, waartoe eisers zich kunnen wenden ten aanzien van hun bestaansmogelijkheden aldaar. Tot slot verwijst de staatssecretaris naar een bericht van de Armeense ambassade waarin wordt bevestigd dat eisers zullen worden toegelaten tot Armenië.
8. Omdat eisers geen gevolg hebben gegeven aan de aan hen op 16 maart 2017 uitgevaardigde terugkeerbesluiten, zijn deze onverkort van toepassing. Dit geldt eveneens voor de inreisverboden die bij beschikkingen van 2 augustus 2019 aan eisers zijn opgelegd.
2 25 juli 2017 en 13 februari 2018.
3 27 juli 2018, 8 februari 2019 en 3 maart 2022.
4 Uitspraken van zittingsplaats Amsterdam van 10 mei 2022, met zaaknummers NL22.6648 en NL22.6649, NL22.6046 en NL22.6047 (niet gepubliceerd).
5 Zoals bedoeld in artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder c, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
6 Zoals omschreven in paragraaf C2/6.3 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc).
7 Zie artikel 3.106a, tweede en derde lid, van het Vreemdelingenbesluit (Vb).
Standpunt van eisers
9. Eisers persisteren bij hetgeen in de voorfase is gesteld en vermeld. Volgens eisers heeft de staatssecretaris niet voldaan aan de opdracht van zittingsplaats Amsterdam door in de besluitvorming onvoldoende rekening te houden met hun persoonlijke omstandigheden. Verder voeren eisers in essentie aan dat de staatssecretaris ten onrechte aanneemt dat zij banden hebben met Armenië en daarom is het onredelijk van hen te vragen naar Armenië te vertrekken. Eisers stellen namelijk dat zij nooit in Armenië zijn geweest en verweerder moet daarom verdergaand onderzoek doen naar de Italiaanse visa die met de paspoorten van eisers zijn aangevraagd in 2012 en 2013. In de zaak van eiseres is nog aangevoerd dat de staatssecretaris ten onrechte aanneemt dat zij de Armeense nationaliteit heeft. Ook heeft de staatssecretaris volgens eisers niet alle relevante individuele omstandigheden betrokken in de redelijkheidstoets: hun kind ondergaat in Nederland een geslachtstransitie en eisers moeten in de buurt zijn om hun kind te steunen. Tot slot voert eiser nog aan dat verweerder hem de bestuursrechtelijke dwangsom had moeten toekennen.
Oordeel van de rechtbank
10. Indien de staatssecretaris stelt dat een land voor een vreemdeling een veilig derde land is, moet hij aannemelijk maken dat die vreemdeling een zodanige band heeft met dat land dat het voor die vreemdeling redelijk zou zijn daar naartoe te gaan. Dit kan het geval zijn als een vreemdeling in het verleden in dat land heeft gewoond, maar kan ook worden afgeleid uit andere individuele omstandigheden.8 Verder moet de staatssecretaris een zogenoemde redelijkheidstoets verrichten, waarbij hij alle relevante individuele omstandigheden van een vreemdeling meeweegt.
Hetgeen gesteld en vermeld in de voorfase
11. Naar het oordeel van de rechtbank hebben eisers met de enkele verwijzing naar hetgeen eerder door hen is aangevoerd onvoldoende uiteengezet op welke punten de bestreden besluiten volgens hun onjuist of onvolledig is en waarom. De staatssecretaris heeft in de bestreden besluiten gemotiveerd gereageerd op de standpunten van eisers. Eisers moeten specifiek aangeven waarom de motivering van verweerder in de besluiten niet juist zijn op die punten. De rechtbank zal zich daarom beperken tot de bespreking van de verdere gronden die in beroep zijn aangevoerd.
Bandencriterium
12. De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris aannemelijk heeft gemaakt dat eisers een zodanige band hebben met Armenië in de zin van artikel 30a, eerste lid, onder c, van de Vreemdelingenwet 2000 dat van hen kan worden verlangd naar Armenië te gaan. De staatssecretaris heeft er op mogen wijzen dat eisers op enig moment de Armeense nationaliteit hebben gehad en dat zij die zelf bewust hebben beëindigd. Daar komt bij dat eisers de Armeense etniciteit hebben, praktiserend Armeens Orthodox zijn en de Armeense taal spreken. Dat eiseres in haar eerste gehoor op 5 september 2012 heeft verklaard niet meer naar de Armeense kerk te gaan is niet relevant, omdat eiseres in het verslag gehoor opvolgende aanvraag van 24 maart 2022 verklaart dat zij naar de Armeense kerk in Almelo gaat. Dat eiser niet de Armeense taal spreekt volgt de rechtbank niet, omdat eiser tijdens het intrekkingsgehoor van 11 oktober 2016 is gehoord in het West-Armeens. Eiser heeft dat op de zitting niet tegengesproken. Ook heeft de staatssecretaris voldoende onderbouwd dat
8 Uitspraak van de Afdeling bestuursrecht van de Raad van State van 6 oktober 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2356.
eisers op enig moment in Armenië zijn geweest. Eisers hebben immers in 2012 en 2013 bij de Italiaanse ambassade in Armenië visa aangevraagd met hun Armeense paspoorten. Dat eisers stellen dat zij niet zelf deze visa te hebben aangevraagd, hoeft de staatssecretaris niet te volgen. Eisers hebben dit al in hun intrekkingsprocedures aangevoerd en deze argumenten zijn door de rechtbank en de Afdeling destijds afgewezen. Eisers hebben in de huidige procedure geen informatie naar voren gebracht die de rechtbank doet twijfelen aan dat oordeel. De staatsecretaris heeft tot slot ook op de verklaringen van de Armeense ambassade mogen wijzen, waaruit volgt dat eisers zullen worden toegelaten tot Armenië.
13. Eiseres wijst er nog op (hetzelfde geldt overigens voor eiser) dat zij niet over de Armeense nationaliteit beschikt. Eiseres heeft gelijk op dat punt omdat zij, net als eiser, in 2016 vrijwillig afstand heeft gedaan van de Armeense nationaliteit en deze nog niet herkregen heeft. Dit punt leidt echter niet tot gegrondverklaring van het beroep om twee redenen. De eerste is dat uit het besluit voldoende blijkt dat de staatssecretaris ervan uitgaat dat eiseres de Armeense nationaliteit heeft gehad en niet heeft herkregen. De tweede reden is dat voor de toepassing van de regels over een veilig derde land voldoende is dat eiseres zal worden toegelaten tot Armenië.9 Daarvan is onbetwist sprake. De omstandigheid dat eiseres de Armeense nationaliteit niet meer heeft, is daarom niet van belang.
Redelijkheidstoets
14. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris in redelijkheid van eisers mag verwachten dat zij naar Armenië gaan. De staatssecretaris heeft voldoende rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van eisers zoals hun leeftijd, bestaansmogelijkheden in Armenië en medische klachten. De staatssecretaris heeft in dit verband mogen wijzen op de algemeen beschikbare informatie waaruit volgt dat in Armenië (overheids)projecten bestaan waarvan zij (financiële) ondersteuning kunnen krijgen. De verwijzingen van eisers naar passages uit het Algemeen ambtsbericht en een artikel van EenVandaag van 1 september 2018 waaruit volgt dat terugkerende Armeniërs het lastig kunnen hebben, spreekt de stellingen van de staatssecretaris onvoldoende tegen. Dat de staatssecretaris onvoldoende in de besluitvorming heeft betrokken dat eisers een (meerderjarig) kind in Nederland hebben die een geslachtstransitie ondergaat, volgt de rechtbank niet. Eisers hebben hiertoe gedurende de procedure en in beroep te weinig concrete informatie naar voren gebracht, waardoor de staatssecretaris niet was gehouden dit in zijn beoordeling te betrekken. Verder is ook hier relevant dat eisers een toezegging hebben van de Armeense ambassade dat zij worden toegelaten tot het land. Tot slot mag de staatssecretaris eisers tegenwerpen dat de banden die zij in Nederland hebben opgebouwd door eigen toedoen zijn ontstaan, omdat zij op onrechtmatige wijze verblijfsrecht in Nederland hebben verkregen.
Terugkeerbesluit en inreisverbod
15. Hiertegen hebben eisers geen inhoudelijke beroepsgronden ingediend.
Bestuursrechtelijke dwangsom
16. Ten aanzien van hetgeen eiser heeft gesteld over de bestuursrechtelijke dwangsom is de rechtbank van oordeel dat deze beroepsgrond niet slaagt. In de uitspraak van 23 november 2022 heeft zittingsplaats Amsterdam hierover al een oordeel gegeven.10
9 C2/63 van de Vc.
10 Zaaknummer NL22.21543.

Conclusie en gevolgen

17. De staatssecretaris heeft de aanvragen terecht niet-ontvankelijk verklaard. De beroepen zijn ongegrond. Eisers krijgen geen vergoeding van hun proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J. Catsburg, rechter, in aanwezigheid van mr. L.L. Hol, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
25 juli 2023

Documentcode: [documentcode]

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.