ECLI:NL:RBDHA:2023:12907
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet tijdig beslissen op aanvragen om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis
In deze zaak hebben eisers beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op hun aanvragen om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis aan [naam 5]. De rechtbank, zittende in Middelburg, heeft op 24 augustus 2023 uitspraak gedaan. Eisers hebben eerder een verzoek gedaan om vrijstelling van griffierecht, wat door de rechtbank voorlopig was toegewezen. De rechtbank heeft dit verzoek definitief toegewezen, gezien de financiële situatie van eisers.
De rechtbank overweegt dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit, zoals bepaald in de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Eisers hebben hun aanvragen op 30 juni 2022 ingediend, en de verweerder had uiterlijk op 28 december 2022 een besluit moeten nemen. Aangezien dit niet is gebeurd, is het beroep tijdig ingediend en kennelijk gegrond. De rechtbank heeft verweerder opgedragen om binnen vier weken alsnog een besluit te nemen.
De rechtbank heeft ook bepaald dat als verweerder niet tijdig beslist, er een dwangsom van € 100 per dag verbeurd wordt, met een maximum van € 7.500. Daarnaast heeft de rechtbank vastgesteld dat verweerder aan eisers € 1.442 aan bestuurlijke dwangsommen heeft verbeurd. De proceskosten van eisers zijn vastgesteld op € 418,50. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, het niet tijdig nemen van een besluit vernietigd en verweerder opgedragen om binnen twintig weken alsnog een besluit bekend te maken.