In deze zaak heeft de politierechter op 7 februari 2023 een verzoek behandeld van een verzoeker die in 2016 door het Gerechtshof Den Haag was veroordeeld tot betaling van een geldbedrag van € 243.272,50 ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel uit een hennepkwekerij. De verzoeker heeft in 2022 een verzoek ingediend tot kwijtschelding of vermindering van dit bedrag, omdat hij onvoldoende draagkracht heeft om aan de betalingsverplichting te voldoen. De politierechter heeft het verzoek op 24 januari 2023 ter openbare terechtzitting behandeld, waarbij zowel de verzoeker als de officier van justitie zijn gehoord.
De verzoeker heeft zijn financiële situatie uiteengezet, waarbij hij aangaf dat hij door een beëindigde relatie en de daaruit voortvloeiende veranderingen in zijn inkomen niet meer in staat is om het eerder afgesproken maandbedrag van € 500,00 te betalen. De officier van justitie heeft erkend dat de verzoeker zich heeft ingespannen om aan zijn verplichtingen te voldoen en heeft voorgesteld het bedrag te verlagen tot € 10.000,00. De politierechter heeft echter geoordeeld dat het belang van resocialisatie van de verzoeker zwaarder weegt dan het belang van rechtsherstel.
De rechter heeft vastgesteld dat de verzoeker nu en in de toekomst slechts € 50,00 per maand kan betalen en dat een hoge schuldenlast kan leiden tot psychische problemen en recidive. Daarom heeft de politierechter besloten het bedrag te verlagen tot € 1.200,00, zodat de verzoeker binnen twee jaar aan zijn betalingsverplichting kan voldoen. De beslissing is genomen met het oog op het bieden van een 'schone lei' voor de verzoeker, wat zowel in zijn belang als in het belang van de samenleving is.