ECLI:NL:RBDHA:2023:13026

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
31 augustus 2023
Publicatiedatum
1 september 2023
Zaaknummer
NL23.24885
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake beëindiging tijdelijke bescherming voor verzoeker zonder Oekraïense nationaliteit

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 31 augustus 2023, wordt een verzoek om een voorlopige voorziening behandeld. Het betreft een verzoeker die tijdelijk bescherming geniet op basis van de Richtlijn tijdelijke bescherming, maar wiens recht op deze bescherming door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid is beëindigd per 4 september 2023. De staatssecretaris heeft in een besluit van 24 augustus 2023 bepaald dat verzoeker niet langer in aanmerking komt voor rechtmatig verblijf in Nederland, omdat hij niet de Oekraïense nationaliteit bezit en niet voldoet aan de voorwaarden voor tijdelijke bescherming. Verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzoekt om schorsing van de rechtsgevolgen van het bestreden besluit.

De voorzieningenrechter oordeelt dat het belang van verzoeker om in Nederland te blijven en de uitspraak op zijn verzoek af te wachten zwaarder weegt dan het belang van de staatssecretaris om verzoeker uit te zetten. Daarom wordt bij wijze van ordemaatregel bepaald dat verzoeker niet mag worden uitgezet totdat er definitief uitspraak is gedaan op het verzoek om voorlopige voorziening. Tevens wordt bepaald dat verzoeker recht houdt op opvang en voorzieningen, en dat hij werkzaamheden mag verrichten zonder dat hiervoor een tewerkstellingsvergunning vereist is. De staatssecretaris wordt veroordeeld in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 837,-. De voorzieningenrechter houdt iedere verdere beslissing aan.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.24885

uitspraak van de voorzieningenrechter van 31 augustus 2023 de zaak tussen

[verzoeker] , v-nummer: [nummer] , verzoeker

(gemachtigde: mr. R.W.J.L. Loonen),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.

Inleiding

1. Deze uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening gaat over het bestreden besluit van 24 augustus 2023 waarin de staatssecretaris heeft bepaald dat verzoekers recht op tijdelijke bescherming als bedoeld in de Richtlijn tijdelijke bescherming [1] en het daarop gebaseerde Raadsbesluit [2] eindigt op 4 september 2023. Verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld.
1.1.
Omdat onverwijlde spoed dat vereist, doet de voorzieningenrechter uitspraak zonder zitting. [3]

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. De voorzieningenrechter treft bij wijze van ordemaatregel een voorlopige voorziening en houdt iedere verdere beslissing aan. Hierna legt hij uit hoe hij tot deze beslissing komt.
2.1.
Als tegen een besluit beroep bij de rechtbank is ingesteld, kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is in de hoofdzaak op verzoek een voorlopige voorziening treffen als onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. [4]
Het bestreden besluit3. De staatssecretaris heeft in het bestreden besluit bepaald dat verzoeker niet langer in aanmerking komt voor rechtmatig verblijf in Nederland op grond van de richtlijn en het daarop gebaseerde Raadsbesluit. De reden hiervoor is dat verzoeker behoort tot de categorie personen die in Oekraïne verbleef, maar niet de Oekraïense nationaliteit bezit en niet in het bezit was van een op 23 februari 2022 geldige Oekraïense permanente verblijfsvergunning of een op asielgronden gebaseerde verblijfsvergunning en die ten tijde van het uitbreken van het conflict in Oekraïne ook niet als gezinslid samenwoonde met een persoon die ook na
4 september 2023 tijdelijke bescherming krijgt.
3.1.
De rechtsgevolgen zoals die in het bestreden besluit worden genoemd, houden in dat verzoeker vanaf 4 september 2023 niet langer gebruik meer kan maken van de rechten die aan hem op grond van de richtlijn en het daarop gebaseerde Raadsbesluit zijn verleend. Als verzoeker op dit moment voorzieningen van de gemeente krijgt en/of verblijft in de gemeentelijke opvanglocatie, dan laat de IND aan de gemeente weten dat verzoeker niet langer onder de richtlijn valt. Het bestreden besluit geldt ook als terugkeerbesluit en heeft van rechtswege tot gevolg dat verzoeker vanaf 4 september 2023 niet langer rechtmatig in Nederland, het grondgebied van de EU, EER en Zwitserland verblijft. Verzoeker wordt opgedragen terug te keren naar Nigeria en moet Nederland, het grondgebied van de EU, EER en Zwitserland binnen vier weken verlaten.
Het verzoek4. Verzoeker verzoekt om schorsing van de rechtsgevolgen van het bestreden besluit.
De ordemaatregel5. Tenzij een ordemaatregel wordt getroffen, eindigt het recht op opvang van verzoeker voordat op zijn verzoek is beslist. De voorzieningenrechter is van oordeel dat het belang van verzoeker om de uitspraak op zijn verzoek in Nederland af te mogen wachten zwaarder weegt dan het belang van de staatssecretaris om verzoeker daarvóór al uit te zetten, uit de opvang te (doen) verwijderen, dan wel te bepalen dat verzoeker niet langer werkzaamheden in Nederland mag verrichten, zonder dat daarvoor een tewerkstellingsvergunning is vereist.
5.1.
De voorzieningenrechter bepaalt daarom bij wijze van ordemaatregel dat de uitzetting van verzoeker wordt verboden totdat op het verzoek om een voorlopige voorziening hangende het beroep definitief is beslist. De voorzieningenrechter bepaalt ook bij wijze van ordemaatregel dat de aan verzoeker geboden opvang en voorzieningen worden voortgezet voor die periode en dat het verzoeker is toegestaan werkzaamheden te verrichten, zonder dat daarvoor een tewerkstellingsvergunning is vereist.
5.2.
Er bestaat aanleiding om de staatssecretaris te veroordelen in de proceskosten die verzoeker heeft gemaakt. De vergoeding bedraagt € 837,- omdat de gemachtigde van verzoeker een verzoekschrift heeft ingediend.
5.3.
De voorzieningenrechter houdt iedere verdere beslissing aan.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- bepaalt dat verzoeker niet mag worden uitgezet totdat definitief uitspraak is gedaan op het verzoek om voorlopige voorziening;
- bepaalt dat verzoeker gedurende deze termijn recht houdt op opvang en verstrekkingen;
- bepaalt dat het verzoeker gedurende deze termijn is toegestaan werkzaamheden te (blijven) verrichten, zonder dat hiervoor een tewerkstellingsvergunning is vereist;
- veroordeelt de staatssecretaris in de proceskosten van verzoek[st]er tot een bedrag van
€ 837,-;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.P.C.G. Derksen, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. G.T.J. Kouwenberg, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 31 augustus 2023.
griffier voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Richtlijn 2001/55/EG van de Raad van 20 juli 2001 betreffende minimumnormen voor het verlenen van tijdelijke bescherming in geval van massale toestroom van ontheemden en maatregelen ter bevordering van een evenwicht tussen de inspanning van de lidstaten voor de opvang en het dragen van de consequenties van de opvang van deze personen.
2.Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/382 van 4 maart 2022.
3.Artikel 8:83, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht maakt dat mogelijk.
4.Dat volgt uit artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.