ECLI:NL:RBDHA:2023:1303
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag wegens vertrek met onbekende bestemming
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 februari 2023 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een Algerijnse nationaliteit, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder, heeft deze aanvraag niet in behandeling genomen op grond van de Dublinverordening, omdat Spanje verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser op of omstreeks 15 januari 2023 met onbekende bestemming is vertrokken en geen contact meer onderhoudt met zijn gemachtigde. Dit heeft geleid tot de vraag of eiser nog procesbelang heeft bij het beroep. De gemachtigde van eiser heeft aangegeven dat er nog wel belang is bij een beoordeling, maar de rechtbank heeft geconcludeerd dat eiser kennelijk geen prijs meer stelt op de door hem aanvankelijk gezochte bescherming.
De rechtbank heeft zich gebaseerd op vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, die stelt dat als een vreemdeling met onbekende bestemming vertrekt zonder contact met zijn gemachtigde, er geen rechtens te beschermen belang meer is bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep. Gezien de omstandigheden heeft de rechtbank geoordeeld dat eiser geen rechtens te beschermen belang meer heeft en heeft het beroep niet-ontvankelijk verklaard.