ECLI:NL:RBDHA:2023:1303

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 februari 2023
Publicatiedatum
8 februari 2023
Zaaknummer
NL23.387
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag wegens vertrek met onbekende bestemming

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 februari 2023 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een Algerijnse nationaliteit, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder, heeft deze aanvraag niet in behandeling genomen op grond van de Dublinverordening, omdat Spanje verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.

De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser op of omstreeks 15 januari 2023 met onbekende bestemming is vertrokken en geen contact meer onderhoudt met zijn gemachtigde. Dit heeft geleid tot de vraag of eiser nog procesbelang heeft bij het beroep. De gemachtigde van eiser heeft aangegeven dat er nog wel belang is bij een beoordeling, maar de rechtbank heeft geconcludeerd dat eiser kennelijk geen prijs meer stelt op de door hem aanvankelijk gezochte bescherming.

De rechtbank heeft zich gebaseerd op vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, die stelt dat als een vreemdeling met onbekende bestemming vertrekt zonder contact met zijn gemachtigde, er geen rechtens te beschermen belang meer is bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep. Gezien de omstandigheden heeft de rechtbank geoordeeld dat eiser geen rechtens te beschermen belang meer heeft en heeft het beroep niet-ontvankelijk verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.387

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] eiser,

geboren op [geboortedatum],
van Algerijnse nationaliteit,
V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. M. Rasul),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 4 januari 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op de grond dat Spanje verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Tevens heeft eiser een verzoek ingediend tot het treffen van een voorlopige voorziening. Dit verzoek staat geregistreerd onder zaaknummer NL23.388. Hierop wordt bij afzonderlijke uitspraak beslist.

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
2. Verweerder heeft het bestreden besluit gebaseerd op artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw); daarin is bepaald dat een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd niet in behandeling wordt genomen indien op grond van de Dublinverordening is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. In dit geval heeft Nederland bij Spanje op 4 april 2022 een verzoek om overname gedaan. Spanje heeft dit verzoek aanvaard op 12 april 2022. Op 2 augustus 2022 is aan de Spaanse autoriteiten medegedeeld dat de overdrachtstermijn wordt verlengd tot 18 maanden omdat eiser is ondergedoken.
3. De rechtbank ziet zich allereerst ambtshalve voor de vraag gesteld of eiser procesbelang heeft bij het beroep. In zijn brief van 17 januari 2023 heeft verweerder gesteld dat eiser blijkens meldingen van de vreemdelingenpolitie en het Centraal Orgaan opvang asielzoekers op of omstreeks 15 januari 2023 met onbekende bestemming is vertrokken. De rechtbank heeft de gemachtigde van eiser bij bericht van 30 januari 2023 verzocht om aan te geven of de gemachtigde van eiser nog contact onderhoudt met eiser en om aan te geven of er nog procesbelang bestaat. De gemachtigde van eiser heeft bij bericht van 2 februari 2023 aangegeven dat eiser niet op een afspraak is verschenen. Desalniettemin heeft eiser volgens zijn gemachtigde nog wel belang bij een beoordeling van het beroep, omdat uit jurisprudentie volgt dat een mob-status van een vreemdeling de overdrachtstermijn niet kan stuiten terwijl verweerder de mob-status gelet op de brief van 2 augustus 2022 wel aan eiser tegenwerpt.
4. Uit vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling), onder meer van 22 januari 2014 (ECLI:NL:RVS:2014:183), blijkt dat, indien de vreemdeling met onbekende bestemming is vertrokken zonder contact te onderhouden met zijn gemachtigde, wordt geconcludeerd dat hij kennelijk geen prijs meer stelt op de door hem aanvankelijk gezochte bescherming hier te lande. In dat geval heeft de vreemdeling geen rechtens te beschermen belang meer bij een inhoudelijke beoordeling van het ingestelde beroep.
5. Gezien de hiervoor genoemde omstandigheden concludeert de rechtbank dat eiser met onbekende bestemming is vertrokken en dat hij geen contact onderhoudt met zijn gemachtigde, waardoor het ervoor moet worden gehouden dat hij geen prijs meer stelt op de door hem aanvankelijk gezochte bescherming hier te lande. De rechtbank is daarom van oordeel dat eiser geen rechtens te beschermen belang meer heeft bij een beoordeling van de rechtmatigheid van het bestreden besluit.
6. Gelet op het voorgaande is het beroep niet-ontvankelijk.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Nieuwenhuis, rechter, in aanwezigheid van
I. Wolthuis, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.