ECLI:NL:RBDHA:2023:13098

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 augustus 2023
Publicatiedatum
4 september 2023
Zaaknummer
NL23.21172
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in vreemdelingenrechtelijke zaak met medische noodzaak

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 17 augustus 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. E. van den Hombergh, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarin zijn aanvraag voor uitstel van vertrek werd afgewezen. Verzoeker had psychische klachten en vreesde voor een schending van artikel 3 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) bij terugkeer naar Nigeria, waar hij geen toegang zou hebben tot noodzakelijke medische zorg.

De voorzieningenrechter oordeelde dat verzoeker een spoedeisend belang had bij het treffen van een voorlopige voorziening, aangezien zijn opvangvoorzieningen zouden eindigen op 20 augustus 2023. De rechter stelde vast dat het bezwaar van verzoeker een redelijke kans van slagen had, gezien de medische noodsituatie die zou kunnen ontstaan bij terugkeer naar Nigeria. De voorzieningenrechter wees het verzoek toe en droeg de Staatssecretaris op om verzoeker te behandelen alsof artikel 64 van de Vreemdelingenwet op hem van toepassing was, tot vier weken na de beslissing op bezwaar. Tevens werd verweerder veroordeeld tot betaling van proceskosten aan verzoeker, vastgesteld op € 1.674,-.

De uitspraak benadrukt de noodzaak voor de overheid om de toegankelijkheid van medische zorg in het land van herkomst te waarborgen, vooral in gevallen waarin de gezondheid van de betrokken persoon in gevaar kan komen. De voorzieningenrechter heeft de argumenten van verzoeker in overweging genomen en geconcludeerd dat er onvoldoende bewijs was dat de benodigde zorg in Nigeria beschikbaar en toegankelijk was.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.21172
uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen
[verzoeker], V-nummer: [V-nummer], verzoeker (gemachtigde: mr. E. van den Hombergh),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.

Procesverloop

In het besluit van 21 juli 2023 (primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van verzoekster tot verlening van uitstel van vertrek op grond van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 20000 (Vw) afgewezen. Aan verzoeker is ook een terugkeerbesluit uitgevaardigd.
Verzoeker heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Hij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Verzoeker heeft stukken in het geding gebracht waarop verweerder is gevraagd te reageren. Verweerder heeft niet gereageerd.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 16 augustus 2023 op zitting behandeld. Verzoeker heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Verweerder is, met bericht van verhindering, niet verschenen.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

1. De voorzieningenrechter stelt verzoeker vrij van betaling tot griffierecht.
2. De voorzieningenrechter is van oordeel dat verzoeker een spoedeisend belang heeft bij het treffen van een voorlopige voorziening. Verzoeker kan niet langer aanspraak maken op de rechten en voorzieningen die verbonden waren aan zijn voorlopig toegekende verblijfstatus. Het COA heeft ook aangekondigd dat de opvangvoorzieningen van verzoeker eindigen op 20 augustus 2023. Het spoedeisend belang is hiermee gegeven.
De standpunten van partijen
3. Verweerder heeft in het bestreden besluit beslist dat verzoeker niet in aanmerking komt voor uitstel van vertrek op grond van artikel 64 van de Vw. Aan dit besluit ligt het BMA-advies van 9 maart 2023 ten grondslag. In het BMA-advies staat vermeld dat verzoeker psychische klachten heeft in het kader van een PTSS en een schizo-affectieve stoornis of andere psychotische stoornis. Het BMA concludeert dat bij het uitblijven van behandeling op korte termijn een medische noodsituatie kan worden verwacht. De psychiatrische klachten van verzoeker kunnen dan namelijk toenemen en de psychotische klachten kunnen leiden tot een levensbedreigende situatie voor verzoeker en/of zijn omgeving met eventuele noodzaak voor gedwongen opname. Om de behandeling te doen slagen wordt de aanwezigheid van mantelzorg noodzakelijk geacht. Het BMA concludeert dat medische behandeling en zorg aanwezig is in Nigeria. Verder heeft het BMA toegelicht dat verzoeker niet zelfstandig kan reizen, tenzij voorafgaand een fysieke overdracht is geregeld, namelijk begeleiding door een sociaal psychiatrisch verpleegkundige gedurende de reis. Verweerder heeft in de omstandigheden die verzoeker naar voren heeft gebracht geen aanleiding gezien voor de conclusie dat niet kan worden uitgegaan van de juistheid van het BMA-advies en dat de noodzakelijke behandeling voor hem niet toegankelijk is.
4. Verzoeker voert onder meer aan dat de benodigde zorg in Nigeria voor hem niet toegankelijk is. Er moet getwijfeld worden aan de beschikbaarheid van de door het BMA genoemde behandelmogelijkheden. Daarbij verwijst verzoeker naar een mail van [A] van [organisatie] en haar contact [B]. De BMA-arts gaat verder uit van behandeling in Lagos, terwijl verzoeker afkomstig is uit [plaats], meer dan 900 kilometer naar het Noorden van Nigeria. Een wekelijkse, zo niet frequentere, behandeling die noodzakelijk is om een situatie te voorkomen die in strijd is met artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM), betekent dat verzoeker zich feitelijk in Lagos moet vestigen. Verzoeker heeft in Lagos geen huis, netwerk of familie. Dit zijn feiten die kunnen worden opgemaakt uit de elementen die in de asielprocedure als geloofwaardig zijn beoordeeld en behoeven om die reden geen nadere onderbouwing. Uit de medische stukken kan verder worden opgemaakt dat verzoeker zich niet zelfstandig in Lagos kan redden. Hij heeft cognitieve beperkingen en is niet zelfredzaam. Verder is de zorg van verzoeker in Nigeria niet beschikbaar, omdat hij deze zorg niet kan betalen. Verzoeker is op zijn zeventiende leeftijd uit Nigeria vertrokken en is daarna nooit in de gelegenheid geweest om inkomen te genereren. Hij heeft geen zorgverzekeraar die deze kosten voor hem vergoedt. Verzoeker meent dat hij met het voorgaande op zijn minst een begin van bewijs heeft geleverd dat de noodzakelijke zorg voor verzoeker feitelijk niet toegankelijk is in de zin van het arrest Paposhvili1, waardoor verweerder gehouden is nader onderzoek te doen en/of nadere garanties te geven.
Het oordeel van de voorzieningenrechter
6. De voorzieningenrechter moet beoordelen of het bezwaar van verzoeker een redelijke kans van slagen heeft en of de belangen van verzoeker of die van verweerder prevaleren. Hierbij is notie genomen van de gronden van bezwaar, de nader ingediende stukken en het ingediende verweerschrift. Hierbij geldt dat het oordeel van de voorzieningenrechter een voorlopig karakter heeft en de rechtbank in een (eventuele) bodemprocedure niet bindt.
1. Arrest van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) van 13 december 2016, ECLI:CE:ECHR:2016:1213JUD004173810.
7. De bewijslast dat verzoeker geen toegang zal hebben tot de vereiste medische zorg rust op verzoeker. Dit is van belang in die gevallen waarin het BMA in het medisch advies heeft geconcludeerd dat het achterwege blijven van de medische behandeling naar alle waarschijnlijkheid zal leiden tot een medische noodsituatie en heeft aangegeven, dat de medische behandeling in het land van herkomst of bestendig verblijf beschikbaar is2.
8. Naast dat sprake moet zijn van een medische noodsituatie, dient het BMA dus ook de beschikbaarheid van de medische behandeling te hebben beoordeeld. Dit heeft de BMA- arts gedaan door de [instelling] als voorbeeld aan te wijzen waar verzoeker kan worden behandeld. De BMA-arts heeft geen andere ziekenhuizen aangewezen als zijnde beschikbaar en dus voor verzoeker geschikt om te worden behandeld. Het standpunt van verweerder dat het [instelling] niet de enige instelling is waar verzoeker kan worden behandeld en dat het hier slechts gaat om een voorbeeld betekent niet dat de beoordeling van de toegankelijkheid van dat ziekenhuis zonder belang is. Indien het door de BMA-arts als geschikt aangewezen ziekenhuis vanwege bijvoorbeeld de locatie voor verzoeker niet beschikbaar is om een medische behandeling te krijgen en dus weg valt dan rust op verweerder de bewijslast om de algemene beschikbaarheid van een medische behandeling opnieuw aan te tonen3.
9. Uit het BMA-advies blijkt dat uitblijven van een medische behandeling en mantelzorg kan leiden tot een medische noodsituatie op korte termijn. Verweerder stelt dat deze behandeling en mantelzorg beschikbaar is in Lagos. Onder verwijzing naar zijn asielrelaas stelt verzoeker dat deze behandeling en zorg in Lagos niet voor hem toegankelijk is. De betekenis die moet worden toegekend aan het asielrelaas van verzoeker is naar het oordeel van de voorzieningenrechter in de beoordeling onderbelicht gebleven. Niet betwist wordt dat verzoeker [plaats] als woonplaats had, dat dit meer dan 900 kilometer verwijderd is van Lagos, dat hij in [plaats] zijn ouders heeft verloren en dat hij daar vandaan Nigeria heeft verlaten. Verzoeker maakt in eerdere verklaringen melding geen (andere) familieleden te hebben waar hij weet van heeft. Dat verzoeker geen stukken heeft overgelegd waaruit blijkt dat hij geen andere familieleden heeft, klopt. Dit betekent evenwel niet dat hij niet anderszins kan onderbouwen dat deze familieleden er niet zijn, in ieder geval niet in Lagos waar de behandeling en zorg beschikbaar zouden zijn. Er hoeft geen sprake te zijn van ‘clear proof’. Verweerder heeft onvoldoende gemotiveerd welke betekenis toegekend dient te worden aan de eerdere door verzoeker afgelegde verklaringen (onder meer asielrelaas) op dit punt in relatie tot de beoordeling van de toegankelijkheid van zijn behandeling.
10. Voor de beoordeling is van belang dat verzoeker stukken heeft overgelegd ten aanzien van de door de BMA-arts aangewezen mantelzorg Synaps Magnolia waaruit blijkt dat het hier gaat om Drug Rehabilitation Center. De vraag is hoe dit in relatie staat tot de medische klachten van verzoeker die niet drugs gerelateerd zijn en in hoeverre de BMA-arts gelet hierop gevolgd kan worden dat het hier gaat op professionele zorg die voldoende is om een medische noodsituatie te voorkomen. Ook hier moet verweerder in het besluit op bezwaar nog een standpunt over innemen. Verzoeker heeft ook een mailbericht van [C] overgelegd op basis waarvan de beschikbaarheid van de behandeling in [instelling] wordt betwist. Ook hierover moet verweerder zich nog
2 Zie A3/7.1.5 van de Vreemdelingencirculaire.
3 Zie ook het arrest Paposvilli, rechtsoverweging 189
(“the authorities in the returning State must verifyon a case-by-case basis whether the care generallyavailable in the receiving State is sufficient and appropriate in practice for the treatment ofthe applicant’s illness”).
uitlaten. Op zitting heeft verzoeker verder nog naar voren gebracht dat de benodigde medicatie Olanzapine niet in Lagos verkregen kan worden, maar op een dusdanige afstand tot Lagos dat niet geconcludeerd kan worden dat deze medicatie voor verzoeker beschikbaar is. Ook dit is een punt waar verweerder in zijn besluit op bezwaar nog nader op moet ingaan.
11. Verzoeker heeft verder nog stukken overgelegd waarin inzicht wordt gegeven in de kosten van de behandeling en de mantelzorg. Wat betreft zijn financiële situatie, heeft verzoeker naar zijn persoonlijke omstandigheden verwezen. Zijn vertrek uit Nigeria op zijn zeventiende leeftijd en zijn verblijf in Frankrijk en Nederland waar hij geen opleiding heeft kunnen volgen en werk heeft kunnen verrichten. Daarbij verwijst verzoeker ook naar zijn psychiatrische gezondheidstoestand. Verweerder zal in bezwaar deze persoonlijke omstandigheden moeten laten meewegen in de beoordeling.
12. De voorzieningenrechter is van oordeel dat niet kan worden uitgesloten dat het bezwaar een redelijke kans van slagen heeft. Omdat bij verwijdering van verzoeker mogelijk sprake is van een schending van artikel 3 van het EVRM dan wel artikel 19 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (Handvest) op medische gronden, dient aan verzoeker de verzekering worden gegeven dat er in dat geval wordt voldaan aan de vereisten van het beginsel van non-refoulement en artikel 47 van het Handvest. Volgens vaste jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie4 moet gewaarborgd worden dat het besluit niet zal worden uitgevoerd voordat de argumenten tegen de uitvoering van dat besluit in rechte zijn onderzocht en dat daarom schorsende werking moet worden verleend aan het rechtsmiddel. In dit geval zal eerst nog een besluit op bezwaar moeten worden genomen, waarin een standpunt wordt ingenomen ten aanzien van de argumenten die door verzoeker naar voren zijn gebracht en die (deels) in deze uitspraak zijn besproken.
13. De voorzieningenrechter zal daarom het verzoek toewijzen en verweerder daarbij opdragen verzoeker te behandelen als ware artikel 64 van de Vw op hem van toepassing, tot vier weken nadat op verzoekers bezwaar is beslist. Dit betekent dat aan verzoeker opvang moet worden geboden. Toewijzing van het verzoek acht de voorzieningenrechter niet zeer ingrijpend. De gevraagde voorziening houdt in dat verweerder erop moet toezien dat verzoeker zijn recht op (opvang)voorzieningen tot vier weken na de beslissing op bezwaar behoudt.
Conclusie
14. Het verzoek om een voorlopige voorziening wordt toegewezen.
15. Omdat het verzoek wordt toegewezen, krijgt verzoeker een vergoeding voor de proceskosten die hij heeft gemaakt. Verweerder moet die vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 2 punten op ( 1 punt voor het indien van het verzoekschrift en 1 punt voor het verschijnen op de zitting). Die punten hebben een waarde van € 837,- bij een wegingsfactor 1. Toegekend wordt € 1.674,-.
4 Zie onder meer de arresten van het Hof van Justitie van de Europese Unie inzake Gnandi (19 juni 2014, C-181/16), Abdida (van 18 december 2014 C-562/13) en LM (van 30 september 2020 C- 402/19), waarin naar vaste jurisprudentie van het EHRM wordt verwezen.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • wijst het verzoek om een voorlopige voorziening toe, in die zin dat verzoeker tot vier weken na de te nemen beslissing op het bezwaar rechtmatig verblijf heeft in Nederland;
  • veroordeelt verweerder tot betaling van € 1.674,- aan proceskosten aan verzoeker.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. E. Mulder, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
17 augustus 2023

Documentcode: [documentcode]

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.