ECLI:NL:RBDHA:2023:13102
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag van Azerbeidzjaanse eiser wegens ongeloofwaardige verklaringen en gebrek aan bewijs
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van een Azerbeidzjaanse eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser, geboren in 1964, diende op 15 juli 2020 een aanvraag in voor een verblijfsvergunning asiel, welke door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 2 november 2021 als ongegrond werd afgewezen. De rechtbank heeft het beroep op 9 augustus 2023 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de Staatssecretaris en een tolk. De rechtbank heeft de verklaringen van eiser beoordeeld, die onder andere stelde dat hij problemen had met de Azerbeidzjaanse autoriteiten vanwege zijn werkzaamheden voor veteranen van de Afghaanse- en Karabach oorlog.
De rechtbank concludeert dat de Staatssecretaris de asielaanvraag terecht heeft afgewezen. Eiser heeft niet overtuigend aangetoond dat er een uitreisverbod tegen hem is uitgevaardigd, ondanks zijn claim dat hij sinds 2017 niet meer naar Azerbeidzjan kan reizen. De rechtbank oordeelt dat de verklaringen van eiser vaag en summier zijn, en dat hij niet voldoende bewijs heeft geleverd om zijn relaas te onderbouwen. De rechtbank wijst erop dat eiser in de periode van 1998 tot 2016 meerdere keren legaal naar Azerbeidzjan is gereisd, wat zijn claim over een uitreisverbod ondermijnt. Bovendien heeft eiser geen documenten overgelegd die zijn stellingen ondersteunen, en zijn verklaringen zijn tegenstrijdig.
De rechtbank komt tot de conclusie dat de Staatssecretaris de aanvraag van eiser terecht heeft afgewezen als ongegrond. Het beroep is ongegrond, wat betekent dat eiser geen asielvergunning krijgt en geen vergoeding van proceskosten ontvangt. De uitspraak is gedaan door rechter N.M. Spelt, in aanwezigheid van griffier B.L. Kosterman - Meijer, en is openbaar gemaakt op 30 augustus 2023.