ECLI:NL:RBDHA:2023:1345

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 februari 2023
Publicatiedatum
8 februari 2023
Zaaknummer
AWB 22/7162 en AWB 23/1072
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • J. Boerlage - van den Bosch
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing voorlopige voorzieningen in vreemdelingenzaak met betrekking tot uitzetting en medische omstandigheden

Op 8 februari 2023 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoeker, een man van Marokkaanse nationaliteit, een voorlopige voorziening heeft gevraagd in verband met zijn uitzetting naar Marokko. Verzoeker had eerder bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van zijn aanvraag om uitstel van vertrek op grond van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) en tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder de beperking 'familieleven' op grond van artikel 8 van het EVRM. De voorzieningenrechter oordeelde dat de belangen van verzoeker zwaarder wegen dan die van de Staat, omdat verzoeker op korte termijn zou worden uitgezet, terwijl er twijfels bestonden over de juistheid en volledigheid van het medisch advies van het Bureau Medische Advisering (BMA). Verzoeker heeft een veelheid aan medische klachten en er zijn aanwijzingen dat zijn medische situatie niet goed in kaart is gebracht door het BMA. De voorzieningenrechter heeft daarom de verzoeken om voorlopige voorzieningen toegewezen en bepaald dat verweerder zich moet onthouden van uitzetting totdat op de bezwaarschriften is beslist. Tevens is verweerder veroordeeld in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 1.518,-.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummers: AWB 22/7162 en 23/1072

uitspraak van de voorzieningenrechter van 8 februari 2023 in het geschil tussen

[naam], verzoeker,
geboren op [geboortedatum],
van Marokkaanse nationaliteit,
V-nummer: [nummer],
(gemachtigde: mr. N.B. Swart),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. F. Schoot).

Procesverloop

Bij besluit van 22 november 2022 heeft verweerder de aanvraag van verzoeker om hem op grond van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) uitstel van vertrek te verlenen afgewezen.
Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Bij verzoekschrift van 22 november 2022 heeft verzoeker de voorzieningenrechter verzocht de voorlopige voorziening te treffen dat uitzetting achterwege wordt gelaten tot op het bezwaar is beslist.
Bij besluit van 2 februari 2023 heeft verweerder de aanvraag van verzoeker om verlening van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder de beperking ‘familieleven op grond van artikel 8 van het EVRM’ afgewezen.
Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Bij verzoekschrift van 3 februari 2023 heeft verzoeker de voorzieningenrechter verzocht de voorlopige voorziening te treffen dat uitzetting achterwege wordt gelaten tot op het bezwaar is beslist. Op 5 februari 2023 heeft verzoeker de gronden van bezwaar ingediend.
Verweerder heeft aangegeven dat verzoeker 9 februari 2023 naar Marokko zal worden uitgezet.
Verzoeker heeft bij brief van 6 februari 2023 gevraagd de verzoeken om een voorlopige voorziening met spoed te behandelen. Als bijlage heeft verzoeker een medicatieoverzicht van 19 december 2022 overgelegd.
Verweerder heeft op 7 februari 2023 een reactie aan de voorzieningenrechter doen toekomen.
De voorzieningenrechter heeft op grond van de door partijen ingezonden stukken een oordeel kunnen vormen en heeft geen aanleiding gezien nadere stukken op te vragen.
In verband met het spoedeisende karakter van dit verzoek om een voorlopige voorziening heeft een openbare behandeling van het verzoek niet plaatsgevonden.

Overwegingen

1.1
Ingevolge artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, indien voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank bezwaar is gemaakt, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
1.2
Verzoeker heeft een spoedeisend belang bij het treffen van de gevraagde voorzieningen omdat hij op 9 februari 2023 naar Marokko zal worden uitgezet.
1.3
De voorzieningenrechter gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.4
Verzoeker is op 31 maart 1973 Nederland ingereisd met zijn ouders. Hij is lange tijd in het bezit geweest van een verblijfsvergunning. Bij besluit van 7 februari 2017 is de verblijfsvergunning regulier voor onbepaalde tijd ingetrokken met terugwerkende kracht tot 22 februari 2015 wegens een veelvoud aan misdrijven die verzoeker hier te lande heeft gepleegd. Tevens is een inreisverbod opgelegd voor de duur van vijf jaren. Dit besluit geldt als terugkeerbesluit. De intrekking is door een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in rechte komen vast te staan.
1.5
Sinds 31 augustus 2018 zit verzoeker in strafrechtelijke detentie.
1.6
Op 9 september 2022 heeft verzoeker een eerste aanvraag om uitstel van vertrek op grond van artikel 64 van de Vw 2000 ingediend. Verweerder heeft het Bureau Medische Advisering (BMA) om advies gevraagd. Op 18 november 2022 heeft het BMA een medisch advies uitgebracht. Het BMA heeft informatie opgevraagd bij de behandelend huisarts en de behandelend psychiater. Op 30 september 2022 respectievelijk 27 oktober 2022 heeft het BMA medisch informatie ontvangen. In het BMA advies staat het volgende:
  • Afwijking rug bij overgang borstwervels en lendewervels. Hierdoor rugklachten en soms met uitstraling. Geen verdere verklaring voor.
  • Afwijking van de huid in de vorm van een tumor. Deze werd verwijderd. Recent weer een onderzoek gehad, hieruit bleken geen kwaadaardige tumorcellen.
  • Longfunctiestoornis, obstructief, GOLD2, inhoudende benauwdheid bij matige inspanning. Puffer om de longdoorgankelijk te verbeteren. Regelmatig infecties waarvoor prednison. Heeft gerookt in het verleden, is hiermee gestopt.
  • Er worden niet nader uitgewerkte aanvallen beschreven zonder afwijkingen van neurologische aard waarvoor valproinezuur. Deze wordt via de psychiater voorgeschreven.
  • De psychiater geeft aan dat client slaapproblemen en stressklachten heeft. Medicatie wordt in de loop der tijd heen en weer gewisseld, client gebruikt ook medicatie via anderen verkregen. Momenteel valproinezuur en quetiapine via de psychiater. Client is verdrietig over de uitzetting.
  • Verder nog jeukklachten van de huid waarvoor medicijnen, een middel om maagklachten te voorkomen en een middel om het cholesterolgehalte te verlagen/ de vetzuurverhoudingen te verbeteren in het bloed.
  • Vitamine D om tekort te voorkomen (volgens advies gezondheidsraad).
  • Er is een verhoogde nuchtere bloedsuikerspiegel, client weigert hiervoor medicatie, wil dit met leefstijl verbeteren.”.
Het BMA heeft geconcludeerd dat staking van verzoekers behandeling naar verwachting niet zal leiden tot een medische noodsituatie en dat reizen met gangbare vervoermiddelen niet onverantwoord is.
1.7
Onder verwijzing naar dat advies heeft verweerder de aanvraag afgewezen.
1.8
Verzoeker heeft bezwaar gemaakt. In de gronden van bezwaar van 14 december 2022 heeft verzoeker aangegeven dat het BMA ten onrechte niet is ingegaan op de “ernstige lichamelijke en geestelijke schade” en “vrijwel volledig advies van ADL-zelfstandigheid”. In de aanvullende gronden van 23 december 2022 heeft verzoeker een recente rapportage van de behandelend neuroloog overgelegd van 15 november 2022. Verzoeker heeft aangegeven dat de neuroloog heeft aangegeven dat verzoeker mogelijk epilepsie heeft en dat hij medicatie gebruikt tegen epilepsie. Ook heeft de neuroloog aangegeven dat sprake is van een “verdenking lymfatische malformatie”. Verzoeker is om die reden doorverwezen naar de pijnpoli. Verder heeft verzoeker een medisch stuk overgelegd van de Polikliniek Longziekten van 8 augustus 2013, waaruit volgt dat verzoeker bekend is met epilepsie. Verzoeker heeft verweerder gevraagd deze gegevens voor te leggen aan het BMA.
1.9
Op 25 januari 2023 heeft verzoeker een aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder de beperking ‘familieleven op grond van artikel 8 van het EVRM’ ingediend. Bij besluit van 2 februari 2023 heeft verweerder die aanvraag afgewezen.
2.1
Verzoeker heeft in de brief van 6 februari 2023 aangevoerd dat uit het door hem overgelegde medicatieoverzicht blijkt dat verzoeker medicijnen gebruikt die niet door het BMA bij het advies zijn betrokken. Verder blijkt uit het overzicht dat verzoeker lijdt aan diabetes en COPD. Ook uit de eerder overgelegde rapportage van de neuroloog blijkt dat verzoeker meer medicatie krijgt voorgeschreven dan waar het BMA vanuit gaat. Volgens verzoeker blijkt verder uit medische rapportages uit het verleden dat wel degelijk sprake is van ernstig verlies van zelfredzaamheid. Ook zijn de verstandelijke vermogens van verzoeker beperkt.
2.2
Verweerder stelt zich op het standpunt dat de stukken waar in bezwaar naar wordt verwezen geen andere medische situatie beschrijven dan die waarmee het BMA rekening heeft gehouden. De verwijzing naar het overzicht van de neuroloog bevat geen beschrijving van nieuwe medische klachten of een ernstige verergering van de reeds bestaande en bij het BMA advies betrokken klachten. De beschrijving van een verdenking van lymfatische malformatie dateert uit 2014 en betreft geen nieuwe medische aandoening, waarmee het BMA geen rekening heeft kunnen houden. Voorts is geen sprake van een verwijzing naar de pijnpoli, maar van een advies aan het medisch team PI Ter Apel. Verweerder acht geen termen aanwezig om het BMA als onjuist of onvolledig te beschouwen. De medische situatie van verzoeker is niet dermate veranderd dat het advies geen recht meer doet aan de actualiteit. Het bezwaar tegen het besluit van 22 november 2022, strekkende tot afwijzing van het verzoek om uitstel van vertrek op grond van artikel 64 van de Vw 2000 heeft geen redelijke kans van slagen, aldus verweerder.
2.3
De voorzieningenrechter betrekt bij de belangenafweging dat verzoeker een veelheid aan medische klachten heeft waarvoor een veelheid aan medicijnen is voorgeschreven. Naar het voorlopige oordeel van de voorzieningenrechter zijn er op dit moment concrete aanknopingspunten voor twijfel aan de juistheid en volledigheid van het BMA advies. Zo heeft de neuroloog aangegeven dat verzoeker mogelijk epilepsie heeft. Verzoeker gebruikt medicatie tegen epilepsie en ook uit een stuk van de Polikliniek Longziekten van 8 augustus 2013 volgt dat verzoeker bekend is met epilepsie. Daarnaast blijkt uit het stuk van de neuroloog dat verzoekers “verdenking lymfatische malformatie” opnieuw actueel is en er volgt een medisch advies aan het medisch team van verzoeker in de P.I. Ter Apel om verzoeker voor een gerichte behandeling naar de pijnpoli te verwijzen. Tot slot heeft het BMA een aantal medicijnen die verzoeker gebruikt niet betrokken in de advisering. Verweerder had alle gegevens moeten voorleggen aan het BMA met de vraag of deze gegevens de conclusie van het BMA anders maken. Kortom, naar het oordeel van de voorzieningenrechter zijn er concrete aanknopingspunten voor twijfel aan de juistheid of volledigheid van het advies.
3.1
Ten aanzien van het verzoek om het bezwaar in de artikel 8 EVRM procedure te mogen afwachten betrekt de voorzieningenrechter bij de belangenafweging dat verzoeker een kwetsbare man lijkt die ongeveer 50 jaar in Nederland verblijft. Hij heeft een groot aantal strafbare feiten gepleegd.
3.2
Verweerder heeft ten aanzien van de belangenafweging aangegeven dat het van groot belang is dat verzoeker uit Nederland vertrekt. Het onverbeterlijk veelplegen van misdrijven vormt een belang om op korte termijn tot effectuering van het vertrek van verzoeker te komen. Verweerder benadrukt hierbij dat het draagvlak voor het migratie- en
vertrekbeleid afkalft wanneer verzoeker niet vertrekt en hier te lande vervalt in zijn oude gedrag. Voor verzoeker was eerder een laissez-passer afgegeven op 2 september 2022 door de Marokkaanse autoriteiten. Deze was slechts een maand geldig en kon destijds niet verzilverd worden omdat verzoeker op 9 september 2022 een aanvraag om toepassing van artikel 64 van de Vw 2000 indiende. Op 30 januari 2023 is een nieuwe laissez-passer afgeven die geldig is voor een maand. Verweerder heeft er belang bij die nu wel te verzilveren. Het komt de diplomatieke verhoudingen niet ten goede wanneer telkenmale
opnieuw voor dezelfde vreemdeling een laissez-passer gevraagd moet worden omdat het
vertrek van de vreemdeling steeds weer doorkruist wordt door het vlak voor vertrek indienen van aanvragen, zoals thans weer de aanvraag om verblijf op de voet van artikel 8 van het EVRM, welke op 25 januari 2023 is ingediend.
3.3
De voorzieningenrechter is van oordeel dat het belang van verzoeker om de behandeling van zijn bezwaarschriften in Nederland te mogen afwachten in dit geval zwaarder weegt. Daarbij acht de voorzieningenrechter van belang dat verzoeker reeds lange tijd, al dan niet rechtmatig in Nederland verblijft, dat hij in september 2022 een eerste aanvraag om toepassing van artikel 64 van de Vw 2000 heeft ingediend en verweerder heeft nagelaten om naar aanleiding van de aanvullende gronden van bezwaar op 23 december 2022 nader advies te vragen aan het BMA. Dat verweerder desondanks opnieuw een laissez-passer heeft aangevraagd, welke ook is afgegeven, komt voor rekening en risico van verweerder. Verder is van belang, gelet op dat wat verzoeker in de gronden van bezwaar van 5 februari 2023 naar voren heeft gebracht, dat het in de rede ligt dat verweerder verzoeker in bezwaar moet horen. Ook om die reden weegt het belang van verzoeker om de behandeling van zijn bezwaarschrift in Nederland af te wachten zwaarder dan het belang van verweerder.
4.1
De voorzieningenrechter wijst de verzoeken om een voorlopige voorziening toe.
4.2
De voorzieningenrechter ziet aanleiding verweerder te veroordelen in de door verzoeker gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht, voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, vast op € 1.518,- (2 punten voor het indienen van de verzoekschriften, met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • wijst de verzoeken om een voorlopige voorziening bekend onder zaaknummers AWB 22/7162 en AWB 23/1072 toe, in die zin dat verweerder zich dient te onthouden van iedere maatregel tot verwijdering of uitzetting buiten het grondgebied van Nederland van verzoeker totdat op de bezwaarschriften is beslist;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 1.518,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Boerlage - van den Bosch, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M.A. Buikema, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
griffier voorzieningenrechter
de rechter is buiten staat te tekenen
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.