ECLI:NL:RBDHA:2023:1350

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 februari 2023
Publicatiedatum
8 februari 2023
Zaaknummer
NL23.1366 en NL23.1367
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag en verzoek om voorlopige voorziening wegens vertrek met onbekende bestemming

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 7 februari 2023, is het beroep van eiser en zijn verzoek om een voorlopige voorziening tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. Eiser, van Tunesische nationaliteit, heeft op 24 januari 2023 met onbekende bestemming het land verlaten en heeft sindsdien geen contact meer onderhouden met zijn gemachtigde. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de asielaanvraag van eiser op 10 januari 2023 afgewezen als kennelijk ongegrond, waarbij een vertrektermijn werd onthouden en een inreisverbod werd opgelegd. Tijdens de zitting op 7 februari 2023 was alleen de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig, terwijl eiser en zijn gemachtigde niet verschenen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser kennelijk geen procesbelang meer heeft bij het beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening, aangezien hij met onbekende bestemming is vertrokken en geen contact heeft onderhouden met zijn gemachtigde. De rechtbank concludeert dat, volgens vaste rechtspraak, een vreemdeling die zonder contact met zijn gemachtigde vertrekt, geen prijs meer stelt op de bescherming die hij in Nederland zocht. Daarom heeft de rechtbank het beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk verklaard. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op dezelfde dag en er is een rechtsmiddel tegen de uitspraak mogelijk, met uitzondering van het verzoek om een voorlopige voorziening.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummers: NL23.1366 en NL23.1367
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser,

geboren op [geboortedatum] ,
van Tunesische nationaliteit,
V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. H.A. Koning),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatssecretaris

(gemachtigde: mr. M.P. Gaal-de Groot).

Inleiding1.In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser en zijn verzoek om een voorlopige voorziening tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag van 8 december 2022. De staatssecretaris heeft deze asielaanvraag in het besluit van 10 januari 2023 afgewezen als kennelijk ongegrond. De staatssecretaris heeft een vertrektermijn onthouden en een inreisverbod opgelegd.

1.1
De rechtbank heeft het beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening op
7 februari 2023 op zitting behandeld. Hieraan heeft deelgenomen: de gemachtigde van de staatssecretaris. Eiser en zijn gemachtigde zijn niet verschenen.
1.2
Na de behandeling van de zaak op zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

2. De rechtbank verklaart het beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
3.1
De staatssecretaris heeft informatie overgelegd waaruit volgens hem blijkt dat eiser op 24 januari 2023 met onbekende bestemming is vertrokken. De gemachtigde van eiser heeft aangegeven dat hij na 20 januari 2023 geen contact meer heeft gehad met eiser en niet weet waar eiser verblijft. Eiser is ook niet op zitting verschenen.
3.2
Hierin ziet de rechtbank aanleiding om te onderzoeken of eiser nog procesbelang heeft bij het beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening.
3.3
Uit vaste rechtspraak volgt dat, als de vreemdeling met onbekende bestemming is vertrokken zonder contact te onderhouden met zijn gemachtigde, hij kennelijk geen prijs meer stelt op de door hem gezochte bescherming in Nederland. In dat geval heeft de vreemdeling geen rechtens te beschermen belang meer bij een beoordeling van het beroep. Dit is slechts anders als een vreemdeling laat weten dat hij contact met zijn gemachtigde onderhoudt en dus nog prijs stelt op deze bescherming. Dit impliceert dat de gemachtigde weet dat een vreemdeling nog in Nederland verblijft, waar hij verblijft en met de vreemdeling contact heeft over de verdere voortgang van de procedure en de keuzes die in dit kader moeten worden gemaakt. [1]
3.4
In deze zaken is de rechtbank uit de door de staatssecretaris verstrekte informatie gebleken dat eiser op 24 januari 2023 met onbekende bestemming is vertrokken. Eiser heeft sinds 20 januari 2023 geen contact met zijn gemachtigde onderhouden en de gemachtigde is niet op de hoogte van de verblijfplaats van eiser. Onder deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat eiser kennelijk geen prijs meer stelt op de door hem gezochte bescherming en dus geen belang meer heeft bij de beoordeling van het beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening. Het beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening zijn daarom niet-ontvankelijk.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 7 februari 2023 door mr. A. Nieuwenhuis, rechter, in aanwezigheid van mr. M. Lok, griffier.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan, voor zover is beslist op het beroep, hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal.
Tegen deze uitspraak staat, voor zover is beslist op het verzoek om een voorlopige voorziening, geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 22 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:579