ECLI:NL:RBDHA:2023:13518

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 augustus 2023
Publicatiedatum
7 september 2023
Zaaknummer
C/09/649225 / KG ZA 23-496
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzekeringszaak over annulering van een reis en de dekking van de annuleringsverzekering

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 29 augustus 2023 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een eiser en Nationale Nederlanden Schadeverzekering Maatschappij N.V. De eiser, die een doorlopende reisverzekering had afgesloten, had een annuleringsverzekering aangevraagd voor een reis naar Griekenland. De eiser claimde schadevergoeding van € 2.950,50 na annulering van de reis vanwege ziekte van zijn dochter. Nationale Nederlanden weigerde de claim, omdat de annuleringsverzekering pas was afgesloten na de boeking van de reis, wat in strijd was met de polisvoorwaarden die vereisen dat de verzekering binnen veertien dagen na de boeking moet worden afgesloten. De eiser had tijdens een telefoongesprek met Nationale Nederlanden onjuiste informatie verstrekt over de boekingsdatum van de reis, wat leidde tot de conclusie dat hij opzettelijk had geprobeerd om een uitkering te verkrijgen terwijl hij wist dat de verzekering geen dekking bood. De rechtbank oordeelde dat de registratie van de persoonsgegevens van de eiser in verschillende registers gerechtvaardigd was, gezien de schending van de inlichtingenplicht en het opzettelijk misleiden van de verzekeraar. De vorderingen van de eiser werden afgewezen, en hij werd veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Team handel - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: C/09/6492225 / KG ZA 23-496
Vonnis in kort geding van 29 augustus 2023
in de zaak van
[eiser]te [plaats] ,
eiser,
advocaat mr. J. van Andel te Utrecht,
tegen:
Nationale Nederlanden Schadeverzekering Maatschappij N.V.te Den Haag,
gedaagde,
advocaat mr. A.N.L. de Hoogh te Den Haag.
Partijen worden hierna respectievelijk aangeduid als ‘ [eiser] ’ en ‘NN’.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties;
- de akte weergave feiten tevens houdende akte overlegging producties van NN.
Op 15 augustus 2023 is de mondelinge behandeling gehouden. Hierbij zijn door beide partijen pleitnotities overgelegd. Tijdens de zitting is vonnis bepaald op vandaag.

2.De feiten

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
2.1.
ING Verzekeren is een merknaam van NN.
2.2.
[eiser] heeft sinds 6 september 2018 een doorlopende reisverzekering bij ING Verzekeren. De dochter van [eiser] (geboren op [geboortedatum] 2018) is op zijn polis meeverzekerd. Op de polis zijn de polisvoorwaarden ING Reisverzekering versie 023 van toepassing verklaard. De polisvoorwaarden zijn bij brief van 13 augustus 2018 door ING Verzekeren aan [eiser] toegezonden. In deze polisvoorwaarden is in artikel 29 opgenomen dat een annuleringsverzekering geen dekking biedt als deze werd afgesloten meer dan veertien dagen na het boeken van de reis.
2.3.
In mei 2022 heeft [eiser] een reis geboekt naar Griekenland in de periode van 12 juni 2022 tot en met 21 juni 2022. Het was de bedoeling dat [eiser] samen met zijn vriendin en zijn dochter met vakantie zou gaan.
2.4.
Op 4 juni 2022 heeft [eiser] telefonisch contact opgenomen met NN. Dit telefoongesprek is opgenomen door NN. Tijdens het telefoongesprek heeft [eiser] gevraagd of een annuleringsverzekering onder zijn doorlopende reisverzekering viel en toen dat niet het geval bleek, wilde hij die alsnog afsluiten. In het telefoongesprek is vervolgens het volgende besproken:
“(…)
Medewerker NN: U heeft geen annuleringsverzekering, alleen een reisverzekering. [eiser] : En kan die annuleringsverzekering wel nog of is dat?
Medewerker NN: Ja u kunt hem wel toevoegen, want heeft u een reis geboekt?
[eiser] : Ja, ik heb een reis geboekt ja.
Medewerker NN: Ok en wanneer heeft u deze reis geboekt?
[eiser] : Eh.. wanneer? Eh vorige week.
Medewerker NN: Vorige week. Nee dan kan ik hem gewoon toevoegen. Wilt u een doorlopende?
[eiser] : Ja wat kost dat?
Medewerker NN: Even kijken. EUR 3,68 per maand extra, dan komt u op een maandbedrag uit van EUR 6,60.
[eiser] : Ja is goed, doe maar.
Medewerker NN: Ja? Dan ga ik hem even toevoegen.
[eiser] : Want ik ga volgende week zondag op reis.
Medewerker NN: Ow lekker.
[eiser] : Ja zeker absoluut. Dus ja je weet de chaos op Schiphol dus daarom wou ik even checken of ik een annuleringsverzekering heb.
Medewerker NN: Even kijken. Ja ik heb hem even voor u toegevoegd dus dan staat hij er op. Een annuleringsverzekering is eh. Daar krijgt u een bevestiging van. Die krijgt u op de mail. Verder kunt u ook een informatiedocument inzien op onze website, daar staat ook alle informatie en polisvoorwaarden in.
[eiser] : Ok, is goed. Maar de reis die ik geboekt heb valt er wel gewoon onder?
Medewerker NN: Die valt er onder omdat u hem nog binnen 14 dagen heeft geboekt.
[eiser] : Ok is goed, hartstikke bedankt.
Medewerker NN: U bedankt voor het bellen.
(…)”
2.5.
Bij brief van 4 juni 2022 zijn door ING Verzekeren naar aanleiding van de onder 2.4 omschreven wijziging van de verzekering van [eiser] nieuwe polisdocumenten (polis en premienota) aan [eiser] toegezonden. In de brief staat dat de nieuwe polisdocumenten de polisdocumenten die [eiser] eerder heeft ontvangen vervangen. In de polis wordt verwezen naar de polisvoorwaarden ING Reisverzekering versie 24. In deze polisvoorwaarden staat, voor zover nu relevant, in artikel 19 dat de verzekerde geen vergoeding krijgt bij annulering als de annuleringsverzekering meer dan veertien dagen na het boeken van de reis of accommodatie is afgesloten.
2.6.
Op 11 juni 2022 bleek dat de dochter van [eiser] waterpokken had, waardoor zij niet mocht vliegen. Als gevolg hiervan is de vakantie naar Griekenland niet doorgegaan.
2.7.
Op 14 juni 2022 heeft [eiser] een schademelding bij NN ingediend. In deze schademelding heeft [eiser] de volgende informatie verstrekt:
In de schademelding heeft [eiser] opgegeven dat de annuleringskosten voor de verzekerde personen € 2.950,50 bedragen. De melding sluit af met de volgende akkoordverklaring:
Bij de melding heeft [eiser] een reisschema, doktersverklaring en een bericht over waterpokken op de school van zijn dochter verstrekt. Een boekingsbevestiging en annuleringsnota zijn door [eiser] niet verstrekt. [eiser] heeft bij de schademelding ook een nadere schriftelijke toelichting op de schademelding aan NN verstrekt. Deze schriftelijke toelichting is gedateerd op 14 juni 2022 en vermeld, voor zover nu relevant, het volgende:
“(…)
We hebben als gezin een vakantie geboekt naar Zakynthos Griekeland van 12-06 T/M 21-06 Ik heb de vakantie geboekt in mei de precieze datum in mei is wat onduidelijk, dat komt omdat we hebben geboekt bij ons vaste reisbureau. Daar heb ik de mogelijkheid om de reis te boeken en in delen te kunnen betalen.
Nou was het ondertussen begin juni dat ik de laatste betaling heb voldaan.
Maar ik ging nog even mijn verzekering onder de loep nemen of ik goed verzekerd was (…)
(…)
Ik kwam erachter dat ik wel een reisverzekering had bij ING maar geen annulering verzekering waarop ik op 6 juni ’22 gebeld heb met ING om een doorlopende af te sluiten.
Waarop ik duidelijk te de mevr. heb gevraagd of de vakantie die ik al heb geboekt of die dan ook is meeverzekerd. Waarop de mevr. vroeg wanneer ik die heb afgesloten! Ik heb daarop geantwoord dat ik het niet exact kon vinden zo snel maar dat het half/begin mei zou zijn geweest maar exact kon niet zo snel vinden. De mevr. antwoorde erop dat het geen probleem moet zijn.
(…)
Nou heb ik na dit vakantie drama gister de voorwaardes gelezen van de verzekering en daar staat dat twee weken voor afsluiting van verzekering de vakantie geldt, daar schrok ik erg van. Waarop ik gelijk heb gebeld naar jullie waarop me werd gezegd dat het klopt en dat het geen zin heeft om te claimen, omdat ik de datum niet precies niet meer wist. Waarop ik heel erg schrok en meerder belletjes heb gepleegd, ik ben erg teleurgesteld dat we al niet op vakantie konden, en na het telefoongesprek was het echt een domper. Waarop me reisbureau adviseerde om niet gelijk op te geven en toch de schade te innen. Omdat me dochter waterpokken heeft gekregen.
(…)”
2.8.
Op 20 juni 2022 heeft telefonisch overleg tussen NN en [eiser] plaatsgevonden. In dit overleg heeft NN aan [eiser] gevraagd om onder meer de boekingsbescheiden en annuleringsnota toe te zenden. Op diezelfde dag heeft [eiser] een boekings-bevestiging/factuur van D-reizen toegezonden. Dit document is gedateerd op 14 juni 2022 en heeft als nummer […] /4 (hierna te ook noemen: ‘boekingsbevestiging met eindnummer 4’). In dit document staat opgenomen dat is bemiddeld bij de volgende reisdiensten:
  • ‘Accommodatie’ (dit betreft het verblijf in een hotel), waarbij als datum van reservering staat “05-2022”;
  • ‘Auto-/motorhuur’ (dit betreft de huur van een auto in Griekenland), waarbij als datum van reservering staat “24-05-2022”;
  • ‘Vervoer’ (dit betreft de vlucht van Schiphol naar Griekenland en de vlucht van Griekenland naar Schiphol), waarbij als datum van reservering staat “05-2022”;
  • ‘Overige / Arrangement’ (dit betreft stoel-/zitplaatsreservering), waarbij als datum van reservering staat “18-05-2022”.
[eiser] beschikt ook over een Boekingsbevestiging / factuur van het reisbureau die is gedateerd op 20 juni 2022, met nummer […] /6 (hierna ook te noemen: ‘boekingsbevestiging met eindnummer 6’). In dit document staan bij de reisdiensten ‘Accommodatie’ en ‘Vervoer’ als datum van reservering 2 mei 2022. De vermelde data van reservering bij de ander reisdiensten komen overeen met de data die staan vermeld in de boekingsbevestiging met eindnummer 4. De boekingsbevestiging met eindnummer 6 heeft [eiser] niet in het kader van de afwikkeling van zijn schademelding aan NN verstrekt.
2.9.
NN heeft telefonisch navraag gedaan naar de boekingsdatum bij het reisbureau waar [eiser] de reis heeft geboekt. Het reisbureau heeft aan NN medegedeeld dat de reis is geboekt op 2 mei 2022.
2.10.
Op 27 juni 2022 heeft telefonisch contact plaatsgevonden tussen [eiser] en NN. In dit telefoongesprek is gesproken over de boekingsdatum en over de vraag waarom deze in het onder 2.8 omschreven document niet goed staat vermeld. Op 28 juni 2022 heeft nogmaals telefonisch contact plaatsgevonden tussen [eiser] en NN. In dit gesprek heeft [eiser] medegedeeld dat hij er niet mee bekend was dat de annuleringsverzekering binnen twee weken na de boekingsdatum moet zijn afgesloten en dat hij, als hij dat wel had geweten, de annuleringsverzekering niet zou hebben afgesloten. In dit gesprek heeft [eiser] ook zijn reis- en annuleringsverzekering opgezegd.
2.11.
Bij brief van 26 augustus 2022 heeft NN als volgt bericht aan [eiser] :
“(…)
U meldde een annuleringsschade bij ING Verzekeren. (…) Omdat bij de behandeling van deze schade enkele zaken opvielen, heeft onze afdeling Speciale Zaken de behandeling overgenomen. Met deze brief informeren wij u over de afhandeling van uw claim. Wij wijzen de schadeclaim af, omdat u bij het indienen van de claim een verkeerde voorstelling van zaken hebt gegeven. (…)
Uw claim
U claimde de kosten die het gevolg zijn van een annulering van een reis naar Griekenland. U hebt deze reis moeten annuleren omdat uw dochtertje ziek werd. U boekte de reis op 28 mei 2022 bij D‐Reizen in Bodegraven. U zond ons diverse reisbescheiden w.o. een annuleringskostennota. U ontving van D‐Reizen slechts een gedeelte van de door u betaalde kosten terug. U claimde een bedrag van € 2.950,50.
Onderzoek
Het viel onze schadebehandelaar op dat in de boekingsbevestiging de dag aanduiding voor de boeking blanco was. De schadebehandelaar zocht daarop contact met het reisbureau. Het reisbureau meldde dat u de reis op 2 mei 2022 bij hen geboekt had. Deze informatie is van belang omdat u pas nadat u de reis boekte bij ING een annuleringsverzekering hebt afgesloten. U sloot op 4 juni 2022 bij ING een annuleringsverzekering af.
U kunt bij een al geboekte reis alleen aanspraak maken op een schadevergoeding als u de annuleringsverzekering binnen veertien dagen geteld vanaf de boeking hebt afgesloten. Er werd besloten om een nader onderzoek in te stellen.
Uw telefonische verklaring
Op 27 juni 2022 bespraken wij uw claim met u. In ons gesprek verklaarde u dat in de boekingspapieren diverse data staan, de 18e mei en de 24e mei. De dag aanduiding voor de boeking werd, daar gaat u van uit, door D‐Reizen opengelaten. U meende dat dit te maken heeft met het feit dat u de reis in termijnen mocht betalen. Op onze vraag hoe u dan op de boekingsdatum (28 mei 2022 ) kwam, die u in de schademelding opnam, verklaarde u dat u op deze datum een eerste betaling deed. U wist niet meer wanneer u D‐Reizen bezocht. U stelde voor dat wij contact zouden zoeken met D‐Reizen. Wij hebben u verteld dat door een collega navraag gedaan werd bij D reizen en dat deze toen de mededeling kreeg dat de reis op 2 mei 2022 geboekt werd. U verklaarde dat dit zou kunnen.
U verklaarde dat u bij het afsluiten van de annuleringsverzekering over de geboekte reis sprak en dat u daarbij begreep dat voor deze reis dekking zou worden geboden. U kreeg hierop de toezegging dat er contact gezocht zou worden met de acceptatieafdeling om na te vragen wat er wel en niet in het gesprek met u werd besproken en toegezegd. Ook zou er contact gezocht worden met D‐Reizen om navraag te doen en zo uw verklaring te verifiëren.
U gaf aan dat het wellicht mogelijk is dat de dag aanduiding bij het scannen zou kunnen zijn
weggevallen. Uw verklaring vonden wij niet direct aannemelijk maar een telefoontje naar D‐Reizen om navraag te doen over hoe zij omgaat met boekingen die in delen betaald worden was een kleine moeite. In reactie op deze mededeling meldde u dat u over nóg een stuk beschikte, een boekingsbevestiging. Deze boekingsbevestiging stuurde u ons niet toe. In dit stuk staat wél een volledige boekingsdatum, 2 mei 2022. U verklaarde dat het versturen van de bijlagen wat voeten in de aarde had omwille van de bestandsomvang. Wij vroegen u dit stuk alsnog toe te sturen.
Uw tweede telefonische verklaring
Op 28 juni 2022 zocht u telefonisch contact met ons. U vertelde dat u nogal geschrokken was van bepaalde dingen in ons eerste gesprek. U verklaarde dat u niet bekend was met de twee weken termijn. Als u hiermee bekend geweest was dan had u de annuleringsverzekering niet bij ING afgesloten.
Wij hebben u uitgelegd waarom de boekingsdatum en uw verklaring over het boeken van de reis van belang zijn. Op basis van de informatie die u verstrekt kan worden vastgesteld of er dekking kan worden geboden. Hiervoor is onder andere, de boekingsbevestiging waarover u ons in het gesprek op 27 juni 2022 vertelde van belang. U verklaarde dat u deze boekingsbevestiging niet meer zal toesturen. U kondigde aan dat u contact zou zoeken met uw rechtsbijstandsverzekeraar. U beëindigde ons gesprek met de mededeling dat als ING deze schade niet vergoed u dan per direct de reis‐ en annuleringsverzekeringen wilde opzeggen. ING mag geen premie meer van uw rekening afschrijven.
Verzekering opgezegd
Onze acceptatieafdeling werd kort na bovengenoemd gesprek geïnformeerd over uw telefonische opzegging van de reis‐ en annuleringsverzekeringen.
Uw gesprek op 4 juni 2022 met de acceptatieafdeling
Dit gesprek werd opgenomen. U voerde een kort gesprek met een van onze acceptanten. In het gesprek vroeg u of u bij ING een annuleringsverzekering had. Dat was niet het geval. U vroeg vervolgens of deze nog afgesloten kon worden. De acceptant vroeg u wanneer u de reis geboekt had. Uw antwoord was, “vorige week”. Op grond van deze informatie werd de annuleringsverzekering afgesloten.
Conclusie
U sloot op 4 juni 2022 een annuleringsverzekering af voor een reis die u op 2 mei 2022 geboekt had. Voordat u deze verzekering afsloot gaf u onze acceptant onjuiste informatie over de boekingsdatum. U meldde een schade op uw annuleringsverzekering. In het meldingsformulier gaf u op dat de geannuleerde reis door u op 28 mei 2022 werd geboekt. Deze informatie was niet juist.
Wat zijn de gevolgen voor u?
Wij vergoeden de geclaimde schade niet omdat u een verkeerde voorstelling van zaken gaf over de boekingsdatum. In de boekingsinformatie die u toezond was de boekingsdatum niet zichtbaar. Wij concluderen dat relevante informatie uit de boekingsbevestiging werd verwijderd. U heeft het vertrouwen ernstig geschaad.
Opzeggen verzekeringen
Uw handelen bij het indienen van deze claim zou aanleiding gegeven hebben om uw verzekering op te zeggen. Nu u de verzekering zelf al hebt opgezegd eindigde de verzekering op 27 juni 2022.
Registraties
Wij hebben uw (persoons) gegevens opgenomen in de Gebeurtenissenadministratie en het Intern Verwijzingsregister (IVR) van NN Group. (…) Wij registreren uw (persoons)gegevens in het IVR tot 24 juni 2030. (…)
(…)
Wij hebben uw (persoons)gegevens ook opgenomen in het Incidentenregister en het Extern Verwijzingsregister (EVR). Wij registreren uw (persoons)gegevens tot 20 juli 2026.
(…)
Wij hebben het Centrum Bestrijding Verzekeringscriminaliteit (CBV) van het Verbond van Verzekeraars ervan op de hoogte gebracht dat wij uw gegevens hebben opgenomen in ons incidentenregister. Het CBV gebruikt de informatie voor het coördineren van onderzoeken en het uitvoeren van analyses.
Als u inzage wilt hebben in de gegevens die wij van u verwerken, dan kunt u ons schrijven. (…) Wilt u inzage in het Externe Verwijzingsregister dan verwijzen wij u naar het Centraal Informatiesysteem van de in Nederland werkzame verzekeringsmaatschappijen (Stichting CIS), (…). Voor inzage in de CBV-melding, kunt u schrijven naar het CBV, (…)
(…)”
2.12.
Bij e-mail van 31 maart 2023 heeft de advocaat van [eiser] , in reactie op voormelde brief van 26 augustus 2022, als volgt aan NN bericht:
“(…)
Vanwege het feit dat mijn client met vakantie wilde gaan (…) heeft hij op 4 juni 2022 telefonisch een aanvullende annuleringsverzekering afgesloten voor hem en zijn dochter. Per brief van 4 juni 2022 heeft uw ING bevestigd dat de verzekering is aangepast met de mededeling dat de toegezonden polisdocumenten de polisdocumenten vervangen die eerder door de ING waren toegezonden. Uw ING heeft toen toegezonden de polis en de premie nota. Tijdens de telefonisch afgesloten annuleringsverzekering is mijn client slechts kenbaar gemaakt dat uw ING die verzekering accepteerde. Verder zijn er geen voorwaarden o.i.d. aan de orde gekomen en voorwaarden zijn al helemaal niet voor of tijdens het afsluiten van deze annuleringsverzekering ter hand gesteld. Die gelden dus niet. Voorzover uw ING anders zou menen wordt hierbij een beroep gedaan op de buitengerechtelijke vernietiging (welke hierbij ook wordt ingeroepen) van dergelijke voorwaarden en wel van het gehele complex daarvan.
(…)
Vanwege de opgelopen waterpokken is dus de vakantie geannuleerd en komt mijn client een claim toe uit hoofde van de annuleringsverzekering. Het bedrag dat daarmee samenhangt is € 2.950,90. Dat bedrag komt mijn client dus toe en ik verzoek namens hem uw ING om dat bedrag ook binnen een week na heden aan hem betaald te hebben, (…).
U stelt nu dat mijn client alleen aanspraak kan maken op een schadevergoeding als de annuleringsverzekering binnen veertien dagen geteld vanaf de boeking is afgesloten. Dat staat echter niet op de polis noch heeft dat anderszins te gelden. Ik verwijs u hiervoor naar het bovenstaande omtrent het afsluiten van de annuleringsverzekering. Uw ING had voor of tijdens het sluiten van de annuleringsverzekeringen voorwaarden, indien u die van toepassing wilde laten zijn, mee moeten sturen en ook die onderdeel moeten laten maken van de overeenkomst. Dat heeft ING niet gedaan.
Vervolgens haalt u in uw brief van 26 augustus 2022 een gesprek aan op 4 juni 2022 en stelt daarover dat dat gesprek opgenomen zou zijn. Wilt u mij daarvan de geluidsopname toesturen, dan kan ik met mijn client nagaan wat er in dat gesprek gezegd is. Mijn client sluit niet uit dat hij een schatting heeft gemaakt in het korte telefoongesprek van een bij benadering afgesloten datum van de annuleringsverzekering. Daar is in ieder geval door mijn client geen zekerheid over gegeven en hij is al helemaal niet stellig geweest in de datum. Van opzet is a fortiori geen sprake en evenmin is er sprake van bewust verkeerd verstrekte informatie indien en voorzover daar al sprake van zou zijn geweest. Uw ING heeft dat ook allerminst bewezen.
U heeft in uw brief gesteld dat u registraties heeft doorgevoerd in het IVR en de gebeurtenissenadministratie, alsook in het incidentenregister en het EVR en dat alles tot 20 juli 2026. Ook heeft u een melding bij/in het CBV gedaan en staan de registraties in het CIS.
Dit alles is onacceptabel voor mijn client. Mijn client meent dan ook dat ING geen recht of reden heeft gehad om hem op te laten (doen) nemen in de diverse registers. (…)
Graag verneem ik uiterlijk volgende week van uw ING of u zonder inschakeling van de rechter bereid bent de doorgevoerde registraties te verwijderen en mijn client schadeloos te stellen. Voorzover nodig sommeer ik uw ING namens mijn client hierbij wel alvast daartoe over te gaan en wel binnen een week na heden.
(…)”
2.13.
In reactie op voormelde e-mail heeft NN bij e-mail van 2 mei 2023 laten weten dat de opname van het gesprek van 4 juni 2022 niet langer beschikbaar is. Ten aanzien van de polisvoorwaarden wijst NN er op dat [eiser] bij aanvang van de in 2018 afgesloten doorlopende reisverzekering de polisvoorwaarden (versie 23) heeft ontvangen, dat in de afgegeven nieuwe polis staat opgenomen dat de voorwaarden reisverzekering (versie) 24 van toepassing zijn en dat de voorwaarden op het relevante punt (geen dekking als de annuleringsverzekering meer dan veertien dagen na het boeken van de reis is afgesloten) niet van elkaar afwijken. In de e-mail staat verder dat NN in de e-mail van de advocaat van [eiser] geen argumenten ziet om haar standpunt te herzien. Vervolgens heeft de advocaat van NN bij e-mail van 10 mei 2023 de alsnog gevonden geluidsopname van het gesprek van [eiser] met NN op 4 juni 2022 toegezonden. In de e-mail van 10 mei 2023 staat verder:
“(…)
Uit deze opname volgt genoegzaam dat uw cliënt op 4 juni 2022 bewust onjuiste informatie over de boekingsdatum van de reis aan cliënte heeft verstrekt. Ook toont de opname aan dat uw cliënt ermee bekend was dat de verzekering geen dekking biedt als de annuleringsverzekering wordt afgesloten meer dan veertien dagen na het boeken van de reis.
Cliënte zal haar ingenomen standpunt niet herzien. (…)”
IVM OP

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert – zakelijk weergegeven – NN op de minuut, op alle dagen en uren een uitvoerbaar bij voorraad te veroordelen om:
  • alle registraties die zij heeft gedaan in de Gebeurtenissenadministratie, het IVR, het EVR en bij het CBV ongedaan te maken en alle meldingen of registraties die blijken uit het Centraal Informatiesysteem de in Nederland werkzame verzekeringsmaatschappijen (Stichting CIS) te verwijderen, op straffe van een dwangsom;
  • € 2.950,90 aan [eiser] te betalen;
met veroordeling van NN tot betaling van € 508,30 aan buitengerechtelijke kosten en in de kosten van deze procedure.
3.2.
Daartoe voert [eiser] – samengevat – het volgende aan. Bij het telefonisch contact op 4 juni 2022 zijn alleen aan de orde gekomen de af te sluiten annuleringsverzekering en het feit dat NN die verzekering accepteerde. Voorwaarden zijn in het gesprek niet aan de orde gekomen en polisvoorwaarden zijn ook niet voor of tijdens het sluiten van de annuleringsverzekering ter hand gesteld. Er gelden dus geen voorwaarden voor de op 4 juni 2022 afgesloten annuleringsverzekering. Voor zover NN meent dat dat anders is, heeft [eiser] op 31 maart 2023 een beroep gedaan op de buitengerechtelijke vernietiging van die voorwaarden. Anders dan NN meent heeft [eiser] heeft hij geen relevante informatie uit de boekingsbevestiging weggelaten. [eiser] heeft ook geen idee waarom in de boekingsbevestiging met eindnummer 4 de dagaanduiding voor de boeking blanco was. [eiser] heeft ook het vertrouwen niet ernstig geschaad. Hij heeft volledig meegewerkt aan het onderzoek en ook alle informatie die hem bekend was met NN gedeeld. Hij heeft NN niet opzettelijk misleid en heeft geen schade geclaimd die hij niet geleden heeft. NN heeft geen recht of reden gehad hem in register op te laten nemen en hij heeft er een groot belang bij dat hij uit die registers verwijderd wordt, omdat hij anders niet te verzekeren is onder normale condities.
3.3.
NN voert verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.

4.De beoordeling van het geschil

Verwijdering registraties
4.1.
Ter beoordeling ligt voor of de persoonsgegevens van [eiser] moeten worden verwijderd uit de Gebeurtenissenadministratie, het Intern Verwijzingsregister en het Incidentenregister van NN (hierna aan te duiden als respectievelijk de GA, het IVR en het IR) en het Extern Verwijzingsregister (hierna: EVR) – en daarmee samenhangend of registratie bij Stichting CIS ongedaan gemaakt moet worden – en of de melding bij het CBV ongedaan gemaakt moet worden. Opname in deze registers is een verwerking van persoonsgegevens en moet voldoen aan de Algemene Verordening Gegevensbescherming. NN heeft de gegevens van [eiser] in deze registers opgenomen op grond van de Gedragscode verwerking persoonsgegevens verzekeraars van juni 2018 (hierna: de Gedragscode) en het Protocol Incidentenwaarschuwingssysteem Financiële Instellingen (hierna: het Procotol). Het is vaste rechtspraak dat de Gedragscode en het Protocol voldoende waarborgen bieden voor een rechtmatige verwerking van persoonsgegevens. De Gedragscode en het Protocol dienen daarom tot uitgangspunt bij de beoordeling van de vraag of opname van de persoonsgegevens van [eiser] in voormelde registers gerechtvaardigd is.
4.2.
Op grond van de Gedragscode houden verzekeraars een GA bij ter waarborging van de veiligheid en integriteit van de dienstverlening en sector. In de GA worden gebeurtenissen vastgelegd die van belang kunnen zijn voor de veiligheid en integriteit van de onderneming en de sector. Het kan daarbij gaan om uiteenlopende gebeurtenissen, waarbij niet vereist is dat er sprake is van verzekeringsfraude of onrechtmatig handelen. De GA is een intern register, verzekeraars hebben geen inzage in elkaars GA, tenzij ze deel uitmaken van dezelfde groep. Gegevens in de GA zijn in beginsel alleen inzichtelijk voor de afdeling Veiligheidszaken van de betreffende verzekeraar.
4.3.
Aan opname van een gebeurtenis in de GA kan opname in het IVR worden gekoppeld. In het IVR worden – eveneens op grond van de Gedragscode – alleen persoonsgegevens opgenomen van (rechts)personen die een risico vormen voor de veiligheid en/of integriteit van de Verzekeraar of de groep waartoe de Verzekeraar behoort. Een gebeurtenis betreft dan een voorval dat de aandacht verlangt van een Verzekeraar vanwege een mogelijk effect op de veiligheid en integriteit van de bedrijfsvoering, werknemers, klanten, overige relaties en de verzekeringsbranche. Hieronder valt bijvoorbeeld mogelijke fraude of ander laakbaar of onrechtmatig gedrag, (mogelijke) vorderingen, onder meer ten aanzien van een met een verzekeraar gesloten overeenkomst en het niet nakomen van contractuele verplichtingen of andere (toerekenbare) tekortkoming. De gegevens in de GA zijn zichtbaar voor relevante medewerkers van een verzekeraar, zoals bijvoorbeeld voor de acceptatieafdeling. Voor opname in het IVR is niet vereist dat sprake is van verzekeringsfraude of onrechtmatig handelen, maar er moet wel sprake zijn van een redelijk vermoeden daarvan.
4.4.
Als de afdeling Veiligheidszaken vaststelt dat een gebeurtenis zoals hiervoor vermeld ook een incident is, worden de met deze gebeurtenis verband houdende gegevens opgenomen in het IR. Een incident is – blijkens het Protocol – een gebeurtenis die als gevolg zou kunnen hebben of heeft gehad dat de belangen, integriteit of veiligheid van de cliënten of medewerkers van een financiële instelling, de financiële instelling zelf of de gehele sector in het geding zijn of kunnen zijn, zoals onder andere het falsificeren van nota’s en opzettelijke misleiding. Opname van gegevens in het IR mag alleen als daarmee het doel van het ondersteunen van de activiteiten gericht op het waarborgen van de veiligheid en integriteit van de financiële sector wordt gediend. Niet vereist is dat vaststaat dat sprake is van verzekeringsfraude of onrechtmatig handelen. Bij opname van gegevens in het IR moeten het proportionaliteits- en subsidiariteitsbeginsel in acht worden genomen. Alleen medewerkers van de afdeling Veiligheidszaken van de betreffende organisatie hebben toegang tot het IR. Onder bepaalde voorwaarden kunnen die gegevens worden gedeeld met de afdeling Veiligheidszaken van andere financiële instellingen.
4.5.
Voor opname in het EVR, tot slot, is, op grond van het Protocol vereist dat in voldoende mate vaststaat dat de door NN gestelde feiten, die de registratie dragen, een gegronde verdenking van verzekeringsfraude (opzet tot misleiding) vormen. Ook hierbij moeten het proportionaliteits- en subsidiariteitsbeginsel worden toegepast. In het EVR staan alleen verwijzingsgegevens en is toegankelijk voor medewerkers van de aangesloten organisaties. Vervolgens kan via de afdeling Veiligheidszaken onder voorwaarden de bijbehorende informatie uit het Incidentenregister verkregen worden.
4.6.
Omdat uit het voorgaande blijkt dat een hogere drempel geldt voor opname in het EVR dan voor opname in de andere (interne) registraties, zal de voorzieningenrechter allereerst beoordelen of NN heeft mogen overgaan tot registratie van de (persoons)gegevens van [eiser] in het EVR.
4.7.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat voldoende is komen vast te staan dat [eiser] de inlichtingenplicht als bedoeld in artikel 7:941 BW heeft geschonden. NN stelt terecht dat [eiser] op verschillende momenten onjuiste en tegenstrijdige informatie aan haar heeft verstrekt. Zo heeft hij tijdens het telefoongesprek op 4 juni 2022 onjuiste informatie verstrekt over het moment waarop hij de reis geboekt had. Inmiddels staat – ook tussen partijen – genoegzaam vast dat die reis is geboekt op 2 mei 2022, hetgeen een maand is voor de datum van het telefoongesprek op 4 juni 2022. Desondanks heeft [eiser] op 4 juni 2022 verklaard dat hij de reis “vorige week” had geboekt. Vervolgens heeft hij op de schademelding ingevuld dat hij de reis heeft geboekt op 28 mei 2022 en heeft hij in de schriftelijke toelichting van 14 juni 2022 opgenomen dat hij in het telefoongesprek van 4 juni 2022 zou hebben verklaard dat hij de reis begin of half mei zou hebben geboekt. [eiser] heeft een boekingsbevestiging aan NN verstrekt waar de precieze datum van boeking niet was opgenomen én hij heeft – terwijl hij daarover wel beschikte – een boekingsbevestiging waarop de datum wel vermeld stond niet aan NN verstrekt.
4.8.
De voorzieningenrechter is ook van oordeel dat voldoende aannemelijk is dat [eiser] bij het schenden van deze inlichtingenplicht in elk geval vanaf het doen van de schademelding op 14 juni 2022 heeft gehandeld met het opzet om NN te misleiden, om alsnog een uitkering onder de annuleringsverzekering te verkrijgen. Hij geeft geen genoegzame verklaring voor het feit dat de datum op de boekingsbevestiging met eindnummer 4 is weggevallen en heeft bovendien ook nagelaten de boekingsbevestiging met eindnummer 6 aan NN te verstrekken. Een reden waarom [eiser] die boekingsbevestiging niet heeft verstrekt heeft [eiser] niet gegeven en kan hem in het licht van de op hem rustende inlichtingenplicht worden verweten.
4.9.
[eiser] heeft ter onderbouwing van zijn standpunt dat van het opzettelijk onjuist informeren van NN geen sprake was, gesteld dat hij dacht dat de boekingsdatum de datum is waarop hij de laatste betaling voor de reis had. Evenals NN acht de voorzieningenrechter dit niet aannemelijk. Taalkundig houdt de datum van boeking geen verband met een betalingsdatum. Uit de door [eiser] zelf in de schriftelijke toelichting van 14 juni 2022 ingenomen stellingen blijkt ook wel dat voor hem – in elk geval op het moment van de schademelding – duidelijk was wat met boekingsdatum wordt bedoeld: de datum waarop de reis is
geboekt. In die schriftelijke toelichting ziet [eiser] de termen ‘boeken’ en ‘betalen’ ook als losstaand, nu hij expliciet schrijft dat hij bij het reisbureau de mogelijkheid heeft ‘om de reis te boeken en in delen te kunnen betalen’. Verder stelt hij in die toelichting – onjuist – dat hij in het telefoongesprek op 4 juni 2022 zou hebben verklaard dat hij de reis begin of half mei zou hebben geboekt, waarmee hij die boekingsdatum dus ook loskoppelt van de laatste betaling voor de reis. Over die betalingsdatum neemt [eiser] weliswaar ook wisselende stellingen in, maar deze was volgens de eigen stellingen van [eiser] in elk geval eind mei of begin juni en dus niet begin of half mei. Verder schrijft [eiser] dat hij op 13 juni 2022 de polisvoorwaarden had gelezen en daarvan was geschrokken, omdat hij er toen achter kwam dat hij de reis minder dan twee weken voor het afsluiten van de verzekering geboekt had moeten hebben. Hieruit valt ook af te leiden dat voor [eiser] in elk geval op dat moment duidelijk was dat de boekingsdatum iets anders is dan de datum van betaling van de reis.
4.10.
De voorzieningenrechter is gelet op de inhoud van de schriftelijke verklaring van [eiser] waaruit volgt dat:
  • hij wist dat de boekingsdatum iets anders was dan de datum van (volledige) betaling van de reis,
  • hij het deed voorkomen alsof hij in het gesprek op 4 juni 2022 heeft verklaard dat hij de reis begin of half mei 2022 heeft geboekt en dat hem was bevestigd dat die reis onder de annuleringsverzekering viel,
  • hij in elk geval op 14 juni 2022 wist dat een annuleringsverzekering binnen twee weken na het boeken van de reis afgesloten moest zijn,
in samenhang met de omstandigheid dat hij een boekingsbevestiging heeft verstrekt waarin de boekingsdatum ontbrak en heeft nagelaten de boekingsbevestiging waarin die datum wel stond op een later moment alsnog te verstrekken, van oordeel dat voldoende aannemelijk is dat [eiser] opzettelijk heeft geprobeerd te verhullen dat hij in het gesprek van 4 juni 2022 onjuiste informatie over de boekingsdatum heeft verstrekt, dat hij enerzijds heeft willen doen voorkomen of hij er niet over was geïnformeerd dat de annuleringsverzekering voor de geboekte vakantie slechts dekking bood als deze minder dan twee weken voor het afsluiten van de vakantie was geboekt en anderzijds heeft willen doen voorkomen dat hem was bevestigd dat de annuleringsverzekering ondanks het moment van afsluiten ervan dekking zou bieden. Kort samengevat wist [eiser] op het moment dat hij de schademelding indiende dat de annuleringsverzekering geen dekking bood, heeft hij diverse feiten en omstandigheden proberen te verhullen en heeft hij onjuiste informatie verstrekt. Dit alles in onderlinge samenhang bezien maakt voldoende aannemelijk dat [eiser] heeft gehandeld met de opzet om NN ertoe te bewegen een uitkering te doen op grond van de annuleringsverzekering, terwijl hij wist dat die verzekering geen dekking bood.
4.11.
Het handelen van [eiser] vormt daarmee een mogelijke bedreiging voor zowel NN als de integriteit van de sector en aan de vereisten voor opname in het EVR is voldaan. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de opname in het EVR ook proportioneel is. Verzekeraars moeten kunnen vertrouwen op informatie die hen verstrekt wordt en [eiser] heeft dat vertrouwen ernstig geschonden. Hierbij is ook in overweging genomen dat de gegevens voor vier jaar zijn geregistreerd, terwijl de maximale termijn voor opname in het EVR acht jaar is. NN heeft bij die registratie dus al in het voordeel van [eiser] rekening gehouden met de omstandigheden dat [eiser] niet eerder fraude heeft gepleegd en dat het om een relatief beperkt schadebedrag ging. Voor zover [eiser] heeft betoogd dat hij zich door opnames in de registers niet kan later verzekeren, althans niet anders dan bij De Vereende, tegen veel te hoge premies, merkt de voorzieningenrechter op dat dit betoog hem niet baat. Het belang van [eiser] om zich bij een reguliere verzekeraar te kunnen verzekeren, weegt niet op tegen het belang van NN en de verzekeringsbranche om zich te kunnen beschermen tegen frauduleus handelen.
4.12.
Volledigheidshalve merkt de voorzieningenrechter nog op dat de vraag of algemene voorwaarden wel of niet van toepassing waren en al dan niet buitengerechtelijke zijn vernietigd onbeantwoord kan blijven. De eventuele toepasselijkheid van die algemene voorwaarden laat immers de schending van de inlichtingenplicht onverlet en de opzet tot misleiding onverlet. Overigens heeft NN zich in de brief van 26 augustus 2022 ook niet beroepen op de algemene voorwaarden, maar op de omstandigheid dat [eiser] onjuiste informatie heeft verstrekt.
4.13.
Voorgaande brengt mee dat ook de overige registraties zijn toegestaan. Voor opname in die registers geldt immers een ‘lichtere toets’ dan voor opname in het EVR. Dit wordt niet anders door de omstandigheid dat de gegevens van [eiser] in het IVR zijn geregistreerd voor de maximale termijn van acht jaar (namelijk tot 24 juni 2030). Deze registratie heeft immers slechts werking binnen NN Group N.V. (waar NN onderdeel vanuit maakt) en belemmert [eiser] niet in zijn contacten met andere verzekeraars of financiële instellingen. Dat de gegevens in het IVR voor een langere termijn worden geregistreerd, maakt die registratie niet disproportioneel.
4.14.
Slotsom is dat de vordering tot verwijdering van de registraties zal worden afgewezen.
Geldvordering
4.15.
Volgens vaste jurisprudentie is voor toewijzing van een geldvordering in kort geding onder meer vereist dat met een grote mate van waarschijnlijkheid te verwachten moet zijn dat de bodemrechter haar zal toewijzen en dat sprake is van feiten en omstandigheden heden die meebrengen dat uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening is vereist.
4.16.
Nog daargelaten dat [eiser] niet heeft onderbouwd waarom hij een spoedeisend belang bij zijn vordering heeft, volgt uit al hetgeen hiervoor is overwogen dat ook niet in voldoende mate aannemelijk is dat de geldvordering door een bodemrechter zal worden toegewezen. Gelet hierop zijn ook de vorderingen tot betaling van de vordering die [eiser] op grond van de annuleringsverzekering meent te hebben en de incassokosten niet toewijsbaar.
Proceskosten
4.17.
[eiser] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van dit geding. Onder de proceskosten vallen ook de nakosten. De nakosten worden begroot op het bedrag genoemd in het liquidatietarief civiel (per 1 februari 2023: € 173,--). In geval van betekening worden een extra bedrag aan salaris (per 1 februari 2023: € 90,--) en de explootkosten van betekening toegekend.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.1.
wijst de vorderingen van [eiser] af;
5.2.
veroordeelt [eiser] in de kosten van dit geding, tot dusverre aan de zijde van NN begroot op € 3.916,--, waarvan € 1.079,-- aan salaris advocaat en € 2.837,-- aan griffierecht, te vermeerderen met nakosten zoals vermeld in 4.17;
5.3.
verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.F. Hesselink en in het openbaar uitgesproken op 29 augustus 2023.
idt