ECLI:NL:RBDHA:2023:13527

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 september 2023
Publicatiedatum
7 september 2023
Zaaknummer
SGR 22/2676
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van arbeidsongeschiktheid en herbeoordeling WIA-uitkering

In deze zaak heeft eiseres, die voorheen als administratief medewerkster werkte, zich op 10 mei 2009 ziekgemeld vanwege gezondheidsklachten. Na een WIA-uitkering die op 8 mei 2011 werd toegekend, is deze per 9 juli 2018 beëindigd omdat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Eiseres heeft bezwaar aangetekend tegen de beslissing van het UWV om haar uitkering niet te herleven na een herbeoordeling op 15 januari 2020, waarbij het UWV concludeerde dat er geen toegenomen arbeidsongeschiktheid was. De rechtbank heeft het beroep van eiseres tegen deze beslissing beoordeeld en vastgesteld dat het UWV terecht heeft geoordeeld dat eiseres op de genoemde datum niet toegenomen arbeidsongeschikt was. De rechtbank oordeelde dat het medisch onderzoek door de verzekeringsarts B&B zorgvuldig was uitgevoerd en dat er geen nieuwe medische informatie was die de conclusie van het UWV kon weerleggen. Eiseres had verzocht om een onafhankelijke deskundige, maar de rechtbank oordeelde dat dit niet nodig was, aangezien eiseres voldoende gelegenheid had gehad om haar standpunt te onderbouwen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en bevestigde de beslissing van het UWV.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Inloopteam bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/2676

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(hierna: het UWV), verweerder
(gemachtigde: T. Eversteijn).
Aan dit geding heeft verder deelgenomen:
Gemeente Den Haag, gevestigd in Den Haag, derde partij (hierna: werkgever)
(gemachtigde: mr. K. Gomes).

Inleiding

Het UWV heeft beslist dat eiseres geen recht heeft op een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
In bezwaar is het UWV gebleven bij de beslissing dat eiseres geen recht heeft op een WIA-uitkering. Aan deze beslissing heeft het UWV ten grondslag gelegd dat geen sprake is van toegenomen beperkingen.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen deze beslissing op bezwaar (het bestreden besluit) van 21 maart 2022.
De werkgever heeft verklaard als derde-partij aan het geding te willen deelnemen. Eiseres heeft geen toestemming gegeven om medische gegevens te delen met haar werkgever. De rechtbank heeft met toepassing van artikel 8:32, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht beslist dat alleen de gemachtigde van de ex-werkgever van de medische stukken kennis mag nemen. De rechtbank zal in de uitspraak geen medische informatie opnemen, om te voorkomen dat de ex-werkgever alsnog kennisneemt van de medische situatie van eiseres.
Het UWV heeft op het beroep en op de vragen van de rechtbank gereageerd met een verweerschrift en een rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts B&B) van 1 mei 2023.
De rechtbank heeft het beroep op 14 augustus 2023 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de dochter en zoon van eiseres, de gemachtigde van het UWV en de gemachtigde van de werkgever.
Wat ging aan deze procedure vooraf
1. Eiseres heeft voor het laatst gewerkt als administratief medewerkster voor gemiddeld 35,86 uur per week. Op 10 mei 2009 heeft eiseres zich ziekgemeld voor dit werk vanwege gezondheidsklachten.
2. Per 8 mei 2011 heeft eiseres een WIA-uitkering toegekend gekregen. Per 9 juli 2018 is haar uitkering beëindigd, omdat zij voor minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Bij besluit van 11 december 2018 heeft het UWV het hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Tegen het besluit van 11 december 2018 heeft eiseres beroep ingesteld. Bij uitspraak van 30 april 2021 heeft de rechtbank Den Haag het beroep ongegrond verklaard. Tegen deze uitspraak heeft eiseres hoger beroep ingesteld. De Centrale Raad van Beroep heeft nog niet op het hoger beroep beslist.
3. Eiseres heeft een herbeoordeling aangevraagd wegens toegenomen klachten per 15 januari 2020. Naar aanleiding hiervan heeft het UWV een medisch onderzoek verricht en beoordeeld of eiseres op 15 januari 2020 toegenomen arbeidsongeschikt is sinds de beëindiging van de WIA-uitkering per 9 juli 2018. Op grond van de resultaten van dit onderzoek heeft het UWV de besluiten genomen die in de inleiding zijn genoemd.

Wat vindt het UWV

4. Het UWV vindt dat eiseres per 15 januari 2020 niet toegenomen arbeidsongeschikt is en heeft daarom geweigerd om de eerder toegekende WIA-uitkering te laten herleven.
5. Het UWV heeft in het bestreden besluit de medische grondslag gebaseerd op het rapport van een verzekeringsarts B&B van 10 maart 2022. De medische belastbaarheid van eiseres, zoals opgenomen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 28 mei 2021 is volgens het UWV ongewijzigd gebleven ten opzichte van de vastgestelde FML van 1 mei 2018.

Wat vindt eiseres

6. Eiseres is het niet eens met het UWV. Zij voert aan dat het UWV in strijd heeft gehandeld met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, met name het motiverings- en zorgvuldigheidsbeginsel. Eiseres stelt dat zij (meer) beperkt geacht moet worden ten aanzien van het persoonlijk en sociaal functioneren, fysieke omgevingseisen, dynamische handelingen, statische houdingen en werktijden. Ter onderbouwing van haar standpunt wijst eiseres op brieven van haar behandelaars. Ter zitting heeft eiseres de rechtbank verzocht om een onafhankelijke deskundige te benoemen. Wegens een gebrek aan financiële middelen was het voor haar niet mogelijk om zelf een deskundige in te schakelen.

Wat vindt de rechtbank

7. De vraag is of het UWV terecht stelt dat eiseres op 15 januari 2020 niet toegenomen arbeidsongeschikt. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiseres daartegen in heeft gebracht. Belangrijk punt is dat het gaat om de medische toestand van eiseres op 15 januari 2020.
8. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft beslist dat eiseres geen recht heeft op herleving van de WIA-uitkering omdat zij op 15 januari 2020 niet toegenomen arbeidsongeschikt is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Medische grondslag van het bestreden besluit
Het onderzoek
9. Anders dan eiseres is de rechtbank van oordeel dat het medisch onderzoek zorgvuldig is verricht. De verzekeringsarts B&B heeft kennis genomen van het dossier en het bezwaar van eiseres. Hij heeft eiseres tijdens de hoorzitting gesproken en aanvullend onderzocht. Daarnaast heeft hij de door eiseres ingebrachte medische informatie meegewogen in zijn beoordeling. De rechtbank vindt ook dat de verzekeringsarts B&B op een zorgvuldige en duidelijke manier alle naar voren gebrachte klachten heeft betrokken bij de medische beoordeling. De rechtbank ziet dan ook geen reden om aan te nemen dat het UWV in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel heeft gehandeld.
De beoordeling van de belastbaarheid
10. Het recht op een WIA-uitkering kan herleven indien iemand binnen vijf jaar, nadat de uitkering is beëindigd omdat betrokkene minder dan 35% arbeidsongeschikt is, toegenomen arbeidsongeschikt is. [1] Van belang daarbij is dat die toegenomen arbeidsongeschiktheid dan moet voortkomen uit dezelfde ziekteoorzaak als op grond waarvan betrokkene eerder recht had op een WIA-uitkering. Volgens vaste rechtspraak wordt een dergelijke aanvraag beoordeeld aan de hand van een aantal stappen:
  • Is er sprake van toegenomen beperkingen?
  • Zo ja, vloeien deze voort uit dezelfde ziekteoorzaak (causaliteitsvereiste)?
  • Zo ja, heeft de toename van deze beperkingen uit dezelfde oorzaak plaatsgevonden binnen vijf jaar na beëindiging van de WIA-uitkering?
11. De rechtbank vindt dat de verzekeringsarts B&B in het rapport op inhoudelijk overtuigende wijze en zonder tegenstrijdigheden heeft gemotiveerd waarom er in geval van eiseres geen sprake is van toegenomen arbeidsongeschiktheid. Hij heeft gemotiveerd dat de klachten op grond van de aanwezige, met name lichamelijke, problematiek deels te verklaren zijn. Er is echter, ook als eerder, een duidelijke discrepantie tussen de klachtenbeleving en wat in medische objectieve zin nog mogelijk is. In die zin is er sinds de beëindiging van de WIA-uitkering in 2018 niets gewijzigd, aldus de verzekeringsarts B&B. De beperkingen die in de FML van 1 mei 2018 zijn aangegeven, mede naar aanleiding van een destijds verrichte expertise, zijn per 15 januari 2020 nog aanwezig. Ten aanzien van de brief van 6 februari 2020 van de behandelaar concludeert de verzekeringsarts B&B dat de conclusie van de behandelaar gebaseerd lijkt te zijn op de informatie van dochter en niet zozeer van eiseres zelf. Tevens geeft hij aan dat er in de brief geen onderbouwing is gegeven van de gestelde klachten. De brief geeft dan ook geen aanleiding om de conclusie van de eerder verrichte, goed onderbouwde expertise, als niet langer juist te achten. Gelet op het voorgaande heeft de verzekeringsarts B&B voldoende en overtuigend gemotiveerd waarom er geen aanleiding bestaat om per 15 januari 2020 toegenomen beperkingen aan te nemen. Van strijd met het motiveringsbeginsel is daarom geen sprake.
12. Omdat eiseres het standpunt niet met (nieuwe) medische informatie heeft onderbouwd, ziet de rechtbank geen aanleiding te twijfelen aan de medische belastbaarheid van eiseres zoals de verzekeringsarts B&B die heeft vastgesteld.
13. In de verzekeringsgeneeskundige beoordeling kan niet uitsluitend worden afgegaan op hoe eiseres haar klachten zelf ervaart. In de systematiek van de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling zijn niet de ervaren klachten of de diagnose doorslaggevend, maar de mate waarin beperkingen ten aanzien van het verrichten van arbeid als gevolg van die klachten objectief medisch kunnen worden onderbouwd. Zonder afbreuk te willen doen aan de door eiseres ervaren impact van haar klachten op het dagelijks leven, merkt de rechtbank op dat er geen medisch objectieve onderbouwing is voor het aannemen van toegenomen beperkingen op 15 januari 2020.
14. De rechtbank ziet geen aanleiding om op de grond dat eiseres niet de financiële middelen heeft zelf een deskundige in te schakelen, een onafhankelijk deskundige te benoemen, zoals eiseres heeft verzocht. Eiseres heeft de mogelijkheid gehad om de medische bevindingen van de verzekeringsarts B&B te betwisten en daar heeft zij ook gebruik van gemaakt door informatie van haar behandelaars in te brengen. Deze informatie is naar zijn aard geschikt om twijfel te zwaaien aan het oordeel van het UWV. De verzekeringsarts B&B heeft deze informatie kenbaar bij de beoordeling betrokken en er zijn ook geen aanwijzingen dat medische informatie ontbreekt. Om de medische grondslag van het bestreden besluit te betwisten is een expertiserapport niet noodzakelijk. Van bewijsnood is daarom geen sprake.
15. Omdat de rechtbank heeft geoordeeld dat het UWV terecht heeft gesteld dat er geen sprake is van toegenomen arbeidsongeschiktheid op 15 januari 2020, hoeft de vraag of de toename van de beperkingen uit dezelfde oorzaak voortkomt en of de toename van de beperkingen binnen vijf jaar na de beëindiging van de WIA-uitkering heeft plaatsgevonden niet meer beantwoord te worden. Immers, nu er geen toename van de beperkingen is vastgesteld, zijn de vervolgstappen (zie overweging 10) niet meer aan de orde.

Conclusie en gevolgen

16. Het UWV heeft terecht geweigerd om de WIA-uitkering van eiseres te laten herleven, omdat niet gebleken is dat zij per 15 januari 2020 toegenomen arbeidsongeschikt is.
17. Het beroep van eiseres is ongegrond. Dit betekent dat zij geen gelijk krijgt. Omdat eiseres in beroep geen gelijk krijgt, worden de door haar gemaakte proceskosten of het betaalde griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 4 september 2023 door mr. S.E.C. Debets, rechter, in aanwezigheid van mr. C. Deve, griffier.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Artikel 57, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wet WIA (Amber-bepaling).