ECLI:NL:RBDHA:2023:13542

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 september 2023
Publicatiedatum
7 september 2023
Zaaknummer
NL23.25512
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in het kader van tijdelijke bescherming Oekraïne

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 1 september 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening van een verzoekster die tijdelijke bescherming geniet op basis van de Richtlijn tijdelijke bescherming. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had bij besluit van 18 augustus 2023 meegedeeld dat het recht van verzoekster op tijdelijke bescherming zou eindigen op 4 september 2023. Verzoekster heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, omdat zij vreesde haar rechten en gemeentelijke opvangvoorzieningen te verliezen.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er sprake is van onverwijlde spoed, aangezien het recht van verzoekster op tijdelijke bescherming op 4 september 2023 zou eindigen. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat het belang van verzoekster om haar opvang en werkrechten te behouden zwaarder weegt dan het belang van de staatssecretaris om de tijdelijke bescherming per die datum te beëindigen. Daarom heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening toegewezen en het bestreden besluit geschorst totdat er uitspraak is gedaan op het beroep.

Daarnaast heeft de voorzieningenrechter de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van verzoekster, vastgesteld op € 837, voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.25512

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[naam verzoekster], verzoekster,

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. P.H. Hillen),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 18 augustus 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder verzoekster meegedeeld dat haar recht op tijdelijke bescherming op grond van de Richtlijn tijdelijke bescherming [1] en het daarop gebaseerde Uitvoeringsbesluit [2] eindigt op 4 september 2023.
Verzoekster heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Zij heeft verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter doet met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van de Awb [3] uitspraak buiten zitting.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Awb kan de voorzieningenrechter van de bestuursrechter die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed dat gelet op de betrokken belangen vereist.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder bepaald dat het recht van verzoekster op tijdelijke bescherming eindigt op 4 september 2023. Dit betekent dat verzoekster vanaf 4 september 2023 geen aanspraak meer kan maken op de rechten die verbonden zijn aan de status tijdelijk beschermde. De voorzieningenrechter stelt vast dat het beroep van verzoekster niet kan worden afgehandeld voordat het recht van verzoekster op tijdelijke bescherming eindigt. De vereiste onverwijlde spoed is daarmee gegeven.
3. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter weegt het belang van verzoekster om de gemeentelijke opvangvoorzieningen te laten voortduren en het recht om te mogen werken te behouden zwaarder dan het belang van verweerder om die voorzieningen per 4 september 2023 te beëindigen voordat op het beroep is beslist. De voorzieningenrechter zal dan ook bij wijze van ordemaatregel het verzoek om een voorlopige voorziening als kennelijk gegrond toewijzen op de hierna te melden wijze.
4. De voorzieningenrechter ziet in de toewijzing van het verzoek aanleiding om verweerder te veroordelen in de door verzoekster gemaakte proceskosten. Deze worden op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 837 (1 punt voor het indienen van het
verzoekschrift met een waarde per punt van € 837 en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek om een voorlopige voorziening toe in die zin dat het bestreden besluit wordt geschorst totdat uitspraak is gedaan op het beroep (zaaknummer NL23.25511);
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van € 837 (achthonderdzevenendertig euro).
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. J. de Winter, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Richtlijn 2001/55/EG betreffende minimumnormen voor het verlenen van tijdelijke bescherming in
2.Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/382 van de Raad van 4 maart 2022 tot vaststelling van het bestaan
3.Algemene wet bestuursrecht.