Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.[gedaagde 1] te [plaats] ,
ABN AMRO BANK N.V.te Amsterdam,
1.De procedure
- de dagvaarding van 20 februari 2023, met producties 1 t/m 23;
- de conclusie van antwoord, met producties 1 t/m 6;
- het B16-formulier van 28 februari 2023 van de man, waarbij de vordering tegen ABN AMRO Bank is ingetrokken;
- het tussenvonnis van 28 februari 2023, waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
- de akte overleggen producties van de man, met producties 24 t/m 31;
- de akte overleggen productie van de man, met productie 32.
2.De feiten
De reden voor het maken van deze partnerschapsvoorwaarden is in hun eigen woorden: “het regelen van beider pensioenaanspraken”.
Partijen spreken af dat de man met ingang van de datum van inschrijving van de beschikking (…), voor de duur van 10 jaren maandelijks, bij vooruitbetaling bijdraagt in het levensonderhoud van de vrouw met een bedrag van € 3.500,- bruto per maand. Partijen hebben dit bedrag in onderling overleg afgesproken. Tot het gezin van de vrouw behoort dochter [naam] met haar baby. Deze bijdrage van de man in het levensonderhoud van de vrouw moet tevens worden gezien als een dwingende verplichting uit moraal en fatsoen.”
Voornoemde verdeling vindt plaats uit hoofde van een dringende verplichting van moraal en fatsoen aan de zijde van de man, inhoudende dat hij ervoor dient zorg te dragen dat de vrouw en de kinderen behoorlijk gehuisvest kunnen blijven. Voor zover ten gevolge van de in dit convenant c.q. deze vaststellingsovereenkomst overeengekomen bepaling sprake is van een vermogensverschuiving, is daarbij uitdrukkelijk geen sprake van een bevoordelingsbedoeling, maar wordt voldaan aan een natuurlijke verbintenis als bedoeld in artikel 6:3 van het Burgerlijk Wetboek, dan wel een dringende morele verplichting naar analogie van het bepaalde in artikel 4:69 van het Burgerlijk Wetboek. Voor zoveel als nodig doet de betreffende partij ter zake een beroep op de vrijstelling als bedoeld in artikel 33 sub 12 Successiewet juncto het besluit van 5 juli 2010 (DGB2010/872M), en komt de schenkbelasting voor rekening van de bevoordeelde, zonder recht op vergoeding van de ander. Partijen zijn erop gewezen dat zij, ook in het geval er sprake is van een natuurlijke verbintenis/morele verplichting, verplicht zijn om aangifte te doen voor de schenkbelasting.”
Het registergoed is in deze verdeling betrokken voor een door partijen onderling vastgestelde waarde van vijfhonderdveertigduizend euro (€ 540.000).”
zij doen afstand van het recht om op grond van enige bepaling van het Burgerlijk Wetboek ontbinding of vernietiging van deze verdeling te vorderen, waaronder mede begrepen afstand van het recht op vernietiging wegens dwaling omtrent de waarde van het Registergoed, aangezien ieder van de deelgenoten de verdeling te zijnen bate of schade aanvaardt.”
3.Het geschil
4.De beoordeling
De vordering op ABN AMRO Bank
vermoedte hebben gedwaald, als bewezen is dat hij is benadeeld met meer dan een vierde gedeelte. Het staat de vrouw echter vrij dit vermoeden te ontzenuwen. Daarin is zij geslaagd. De vrouw heeft er immers op gewezen:
- dat uit de correspondentie tussen partijen blijkt dat het in hun onderhandelingen steeds de bedoeling is geweest dat de vrouw met de dochter en kleindochter van partijen in de woning zou kunnen blijven wonen;
- dat Peppink aan partijen heeft geschreven dat het goed mogelijk is dat een officiële waardebepaling van de woning hoger uitvalt;
- dat het algemeen bekend was dat de woningmarkt in 2021 erg overspannen was;
- dat ook de man dit wist, en dat dit blijkt uit WhatsApp berichten die hij in deze periode aan de vrouw heeft gestuurd;
- dat de man (die werkzaam is in de financiële sector) sowieso wist of kon weten dat de WOZ-waarde van de woning lager was dan de daadwerkelijke waarde;
- dat partijen tien tot twaalf gesprekken hebben gevoerd met de mediator, en dat de mediator de man tot twee keer toe een week bedenktijd heeft gegeven om zich te beraden op de te maken afspraken;
- dat de man met vrienden heeft gesproken over de inhoud van het convenant en dat die hem – in zijn eigen woorden – “voor gek verklaarden”;
- dat uit de WhatsApp correspondentie tussen partijen ook blijkt dat de man wist dat de woning meer waard was dan € 540.000, omdat de man daarin spreekt over “afstand doen van € 100.000” en schrijft “Dat de huizenmarkt nu hyper overspannen is ik virtueel ‘recht’ heb op de helft van 250k overwaarde en ik daar later heel misschien spijt van zou krijgen is een ego dingetje”.
Op 1 juli 2022 heb ik voor het eerst in de door u genoemde periode contact gehad met dhr over de psychische klachten. Toen leken de klachten te passen bij zijn eerder vastgestelde depressieve stoornis. (…). 20 juli 2022 had ik opnieuw contact met dhr en vertelde hij begeleiding te hebben gehad van een psychotherapeut en dat het wat beter ging, er was geen verdere begeleiding nodig.”