ECLI:NL:RBDHA:2023:13562

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
31 augustus 2023
Publicatiedatum
8 september 2023
Zaaknummer
NL23.6643
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugkeerbesluit tegen vreemdeling met verblijfsrecht in Spanje

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser, een man van Dominicaanse nationaliteit, tegen een terugkeerbesluit dat door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid is uitgevaardigd. Dit besluit, gedateerd 23 februari 2023, verplicht eiser om Nederland en de Europese Unie onmiddellijk te verlaten en terug te keren naar de Dominicaanse Republiek. Eiser heeft een Spaanse verblijfsvergunning die geldig is tot 12 oktober 2026 en heeft een relatie in Spanje. Hij is echter veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vier jaar wegens de productie en het bezit van amfetamine. De staatssecretaris heeft het terugkeerbesluit gemotiveerd door te stellen dat eiser een gevaar voor de openbare orde vormt, gezien de ernst van zijn misdrijven. Eiser heeft op 7 augustus 2023 zijn beroep behandeld gekregen, waarbij hij en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals een tolk.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Amsterdam
Bestuursrecht
Zaaknummer: NL23.6643
V-nummer: [nummer]

uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken in de zaak tussen

[eiser] ,geboren op [geboortedag] 1990, van Dominicaanse nationaliteit, eiser

(gemachtigde: mr. F.C. Stoop),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatssecretaris

(gemachtigde: mr. E.S. Fakili).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het uitvaardigen van een terugkeerbesluit.
1.1.
Met het bestreden besluit van 23 februari 2023 heeft de staatssecretaris aan eiser een terugkeerbesluit uitgevaardigd en een inreisverbod opgelegd voor de duur van tien jaar.
1.2.
De staatssecretaris heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
Eiser is wegens betalingsonmacht vrijgesteld van de verplichting om griffierecht te betalen.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 7 augustus 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, R.A. Caicedo Larrea als tolk in de Spaanse taal en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt in deze zaak het beroep tegen het uitvaardigen van een terugkeerbesluit. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. De rechtbank is van oordeel dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Waar gaat deze zaak over?
4. Eiser heeft verklaard in september of oktober 2020 naar Nederland te zijn gereisd. Eiser beschikt over een Spaanse verblijfsvergunning, geldig tot 12 oktober 2026. Eiser heeft een relatie met iemand in Spanje met wie hij zes jaar heeft samengewoond. Eiser is op 9 december 2021 door de meervoudige strafkamer van de rechtbank Zeeland-West-Brabant veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vier jaar in verband met de productie en het bezit van amfetamine. De staatssecretaris heeft aan eiser een terugkeerbesluit uitgevaardigd, waarbij eiser is aangezegd dat hij Nederland en de Europese Unie onmiddellijk moet verlaten en moet terugkeren naar de Dominicaanse Republiek. Verder heeft de staatssecretaris aan eiser een zwaar inreisverbod opgelegd voor de duur van tien jaar. Volgens de staatssecretaris heeft eiser geen verblijfsrecht in Nederland en vormt hij een daadwerkelijk en actueel gevaar voor de openbare orde gelet op de ernst van de recent door hem gepleegde misdrijven. Verder heeft de staatssecretaris eiser gesignaleerd in het SIS [1] . De staatssecretaris heeft op 25 juli 2023 het bestreden besluit, voor zover dat ziet op het opleggen van een zwaar inreisverbod, ingetrokken en de signalering in het SIS gewist, omdat de overlegprocedure met de Spaanse autoriteiten niet tijdig is gestart. De staatssecretaris heeft zich daarbij bereid verklaard de proceskosten te vergoeden tot een bedrag van € 837,-. Eiser heeft vervolgens aan de rechtbank laten weten dat het beroep zich enkel nog richt tegen het aan hem uitgevaardigde terugkeerbesluit.
Heeft de staatssecretaris op goede gronden een terugkeerbesluit aan eiser uitgevaardigd?
5. Eiser voert aan dat hij ten onrechte wordt aangemerkt als een gevaar voor de openbare orde in de zin van het Unierecht, waardoor ten onrechte aan hem een vertrektermijn is onthouden. Dat de strafbare feiten ernstige misdrijven betreffen, betekent volgens eiser niet dat zijn persoonlijke gedrag een voldoende ernstige bedreiging vormt voor een fundamenteel belang van de samenleving. Eiser was slechts één van de uitvoerders van de delicten en niet de opdrachtgever en vormde dus maar een klein onderdeel van het drugslaboratorium. Eiser bevond zich bovendien in een lastige situatie, omdat hij in verband met COVID-19 tijdelijk geen inkomsten had uit zijn kapsalon in Spanje. Eiser is niet eerder met politie en justitie in aanraking gekomen. Hij heeft wel degelijk spijt betuigd en wil graag terugkeren naar Spanje om zijn kapperswerkzaamheden weer op te pakken. Op de zitting heeft eiser nog aangevoerd dat hij niet begrijpt waarom hij een terugkeerbesluit opgelegd heeft gekregen voor de Dominicaanse Republiek, terwijl hij een verblijfsrecht in Spanje heeft. Hoewel dat juridisch misschien wel klopt, vindt eiser dat onbegrijpelijk en niet evenredig.
5.1.
De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris deugdelijk heeft gemotiveerd waarom hij eiser bij de uitvaardiging van het terugkeerbesluit een vertrektermijn heeft onthouden. De staatssecretaris heeft in dat verband in het bestreden besluit alle omstandigheden meegewogen en gemotiveerd dat eiser een werkelijke, actuele en voldoende ernstige bedreiging voor de openbare orde vormt als bedoeld in het arrest van het Hof [2] van 11 juni 2015 in de zaak Z.Zh. en I.O. [3] De staatssecretaris heeft van belang mogen achten dat de door eiser gepleegde strafbare feiten van betrekkelijk recente datum zijn. Daarbij heeft de staatssecretaris in redelijkheid kunnen overwegen dat eiser niet heeft kunnen aantonen dat het gevaar voor recidive geweken is, gelet op het feit dat eiser nog in detentie zat op het moment van het bestreden besluit en vooralsnog geen bestendige positieve gedragsverandering heeft kunnen aantonen. Dat eiser niet eerder met politie en justitie in aanraking is gekomen, acht de rechtbank niet voldoende om te concluderen dat er geen gevaar voor recidive meer bestaat. Daarnaast volgt de rechtbank de staatssecretaris in zijn standpunt dat de productie en het bezitten van amfetamine ernstige feiten zijn. De beroepsgrond slaagt niet.
5.2.
Voor zover eiser al heeft bedoeld te stellen dat de uitvaardiging van het terugkeerbesluit waarbij is bepaald dat hij moet terugkeren naar de Dominicaanse Republiek in strijd is met het evenredigheidsbeginsel, omdat hij verblijfsrecht in Spanje heeft en zijn leven zich daar afspeelt, overweegt de rechtbank dat deze beroepsgrond evenmin slaagt. Dat eiser niet begrijpt waarom hij een terugkeerbesluit opgelegd heeft gekregen voor de Dominicaanse Republiek, betekent niet dat het besluit onevenredig is. Nu de staatsecretaris terecht heeft geconcludeerd dat eiser een daadwerkelijk en actueel gevaar voor de openbare orde vormt, is aan hem terecht een terugkeerbesluit uitgevaardigd. [4] Op zitting heeft de staatssecretaris aan eiser laten weten dat hij zich tot de Spaanse autoriteiten kan wenden in het kader van (de voortzetting van) zijn verblijf daar.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt en dat het terugkeerbesluit gehandhaafd blijft.
7. Zoals onder 4 opgemerkt, heeft de staatssecretaris zich al bereid verklaard om de proceskosten van € 837,- aan eiser te vergoeden. De rechtbank hoeft hier dus geen beslissing over te nemen.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.B. de Boer, rechter, in aanwezigheid van
mr.G. van Reemst, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Schengen-Informatiesysteem.
2.Hof van Justitie van de Europese Unie.
3.ECLI:EU:C:2015:377.
4.Zie artikel 62a, derde lid, van de Vreemdelingenwet 2000.