In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 9 februari 2023 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Tunesische vreemdeling die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De aanvraag werd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen als kennelijk ongegrond. De eiser, geboren in Tunesië, stelde dat hij vanwege zijn seksuele geaardheid en fundamentele politieke overtuiging uit Tunesië was vertrokken. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 27 januari 2023, waarbij beide partijen zich lieten vertegenwoordigen door gemachtigden.
De rechtbank oordeelde dat de Staatssecretaris terecht had geoordeeld dat de aanvraag van eiser niet geloofwaardig was. Eiser had op 25 oktober 2022 zijn aanvraag ingediend, maar de rechtbank vond dat hij niet voldoende had aangetoond dat hij in Tunesië problemen ondervond vanwege zijn seksuele geaardheid. De rechtbank wees erop dat eiser niet in een van de doorreislanden om bescherming had verzocht, wat afbreuk deed aan zijn claim voor internationale bescherming. Bovendien vond de rechtbank dat eiser niet overtuigend had verklaard over zijn ervaringen en gevoelens met betrekking tot zijn seksuele gerichtheid en de gevolgen daarvan in Tunesië.
De rechtbank concludeerde dat Tunesië als veilig land van herkomst kan worden aangemerkt, met uitzondering van LHBTI-personen. Eiser had niet aangetoond dat hij in zijn individuele geval niet veilig was in Tunesië. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees erop dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt en er werd informatie gegeven over de mogelijkheid tot hoger beroep.