In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn asielaanvraag beoordeeld. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag op 7 juli 2023 afgewezen, met het argument dat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. Eiser, die samen met zijn twee minderjarige neefjes in een opvangcentrum verblijft, betoogt dat de staatssecretaris de aanvraag onverplicht had moeten behandelen, gezien de belangen van zijn neefjes. De rechtbank heeft op 4 augustus 2023 de zaak behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde, evenals de gemachtigde van de staatssecretaris, aanwezig waren.
De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris terecht heeft geoordeeld dat de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen hoeft te worden. De rechtbank stelt vast dat de staatssecretaris de belangen van de minderjarige neefjes in de besluitvorming heeft gewogen, maar dat eiser niet heeft aangetoond dat de overdracht aan Duitsland onevenredige hardheid zou opleveren. De rechtbank wijst erop dat de staatssecretaris de mogelijkheid tot gezinshereniging voor de neefjes heeft meegewogen en dat eiser niet voldoende bewijs heeft geleverd dat zijn overdracht negatieve gevolgen voor de neefjes zou hebben. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris niet verplicht was om een nader advies aan de Raad voor de Kinderbescherming of het Samenwerkingsverband Kinderen in het Vreemdelingenbeleid te vragen, en dat de belangen van de neefjes voldoende zijn betrokken in de besluitvorming.
Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat de staatssecretaris eiser aan Duitsland mag overdragen. De proceskosten van eiser worden niet vergoed.