ECLI:NL:RBDHA:2023:1363

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 februari 2023
Publicatiedatum
9 februari 2023
Zaaknummer
SGR 23/902
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake omgevingsvergunning voor gevelreclame en fietsparkeren

Op 10 februari 2023 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak tussen New York Pizza Delivery B.V. en het college van burgemeester en wethouders van Oegstgeest. Verzoekster, New York Pizza Delivery B.V., had een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend tegen een brief van verweerder, waarin deze mededeelde dat hij niet kon instemmen met de voorgestelde opties voor fietsparkeren bij een nieuwe aanvraag voor een omgevingsvergunning. De voorzieningenrechter oordeelde dat de brief van 26 januari 2023 geen besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) was, omdat deze geen rechtsgevolgen had en enkel informatief van aard was. Hierdoor was het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk. De voorzieningenrechter wees het verzoek af en stelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.

Uitspraak

Rechtbank DEN Haag

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/902

uitspraak van de voorzieningenrechter van 10 februari 2023 in het geding tussen

New York Pizza Delivery B.V., te Amstelveen, verzoekster

(gemachtigde: mr. G. Teeuwen),
en

het college van burgemeester en wethouders van Oegstgeest, verweerder

(gemachtigde: S. Matters).

Procesverloop

Op 29 november 2022 heeft verzoekster een (nieuwe) aanvraag omgevingsvergunning ingediend voor het plaatsen van gevelreclame en plaatsen van roosters in de voor- en zijgevel ten behoeve van het vestigen van een pizza bezorg- en afhaallocatie op het adres [adres] [nummer] te [plaats]. Verzoekster heeft op 16 januari 2023 aanvullende gegevens overgelegd over onder andere het parkeren.
Bij brief van 26 januari 2023 heeft verweerder aan verzoekster - onder meer - meegedeeld dat hij niet zal kunnen instemmen met de door laatstgenoemde voorgelegde opties voor het fietsparkeren en de mogelijkheid biedt om een alternatieve parkeeroplossing voor de stalling van de fietsen aan te leveren binnen een termijn van 2 weken na dagtekening van deze brief.
Hiertegen heeft verzoekster bij brief van 30 januari 2023 bezwaar gemaakt bij verweerder.
Zij heeft tevens de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.

Overwegingen

1.1
Ingevolge artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) kan, indien tegen een besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld, dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank, bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld, de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
1.2
Artikel 8:83, derde lid, van de Awb bepaalt dat de voorzieningenrechter uitspraak kan doen zonder dat partijen worden uitgenodigd om op een zitting te verschijnen, indien hij kennelijk onbevoegd is of het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk, kennelijk ongegrond of kennelijk gegrond is.
1.3
De voorzieningenrechter ziet aanleiding om in deze zaak van deze bevoegdheid gebruik te maken.
2.1
Een verzoek om een voorlopige voorziening moet betrekking hebben op een besluit. Ingevolge artikel 1:3, eerste lid, van de Awb wordt onder een besluit, waartegen op grond van artikel 7:1 en artikel 8:1 van de Awb bezwaar en beroep open staat, verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling.
2.2
Verzoekster heeft op 18 augustus 2022 een aanvraag omgevingsvergunning ingediend voor het plaatsen van een gevelreclame en ventilatievoorzieningen aan het pand [adres] [nummer] te [plaats]. Deze aanvraag is bij besluit van 18 november 2022 geweigerd in verband met strijd met het geldende bestemmingsplan ter plaatse. Tegen dat besluit heeft verzoekster bezwaar gemaakt bij verweerder. Op deze aanvraag en dit bezwaar heeft voorliggend verzoek geen betrekking.
2.3
In de nu voorliggende zaak gaat het om de op 29 november 2022 door verzoekster ingediende nieuwe (tweede) bouwaanvraag voor een omgevingsvergunning. Zij heeft hiervoor op 16 januari 2023 aanvullende gegevens overgelegd over onder andere het parkeren. Naar aanleiding hiervan heeft verweerder bij brief van 26 januari 2023 aan verzoekster meegedeeld dat hij niet zal kunnen instemmen met de door verzoekster voorgelegde opties voor het fietsparkeren en de mogelijkheid biedt om een alternatieve parkeeroplossing voor de stalling van de fietsen aan te leveren binnen een termijn van 2 weken na dagtekening van deze brief.
2.4
De voorzieningenrechter ziet zich voor de vraag gesteld of de brief van 26 januari 2023 een besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb is.
2.5
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft de brief van verweerder van 26 januari 2023 geen rechtsgevolgen, waardoor deze brief niet kan worden aangemerkt als besluit als bedoeld in artikel 1:3, eerste lid, van de Awb. De brief van 26 januari 2023 bevat louter een informatieve mededeling over de mogelijkheid om het bouwplan, aangaande het parkeren en stalling van de fietsen ter plekke, aan te passen. De brief van 26 januari 2023 betreft niet een beslissing op de nieuwe bouwaanvraag, ook niet op onderdelen. Verzoekster krijgt de mogelijkheid om het bouwplan aan te passen; daarbij wordt meegedeeld dat als het nieuwe plan niet wordt aangepast, het zal worden beoordeeld aan de hand van de voorliggende gegevens. In de brief van 26 januari 2023 heeft verweerder verzoekster tevens bericht dat er handhavend zal worden opgetreden als verzoekster besluit open te gaan zonder te beschikken over de vereiste omgevingsvergunning. Dit onderdeel betreft echter slechts een voornemen, en is, anders dan partijen kennelijk menen, niet een preventieve last onder dwangsom. Dat blijkt alleen al uit het feit dat een dwangsom in de brief in het geheel niet genoemd wordt. Van publiekrechtelijke rechtsgevolgen is derhalve geen sprake.
Dat betekent dat tegen de bestreden brief geen bezwaar en beroep openstaan en dat het verzoek om voorlopige voorziening reeds daarom niet kan worden toegewezen.
3. De voorzieningenrechter zal het verzoek om een voorlopige voorziening afwijzen.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.R. van der Meer, rechter, in aanwezigheid van A. Jansen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 10 februari 2023.
De griffier is verhinderd om te tekenen voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.