ECLI:NL:RBDHA:2023:13642

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 september 2023
Publicatiedatum
11 september 2023
Zaaknummer
NL23.24523
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eerste beroep bewaring en gronden betwist in vreemdelingenrechtelijke zaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 5 september 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen de maatregel van bewaring van een Algerijnse eiser, die zijn asielaanvraag in Nederland had ingediend. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de maatregel opgelegd op grond van artikel 59a van de Vreemdelingenwet, omdat er een risico bestond dat de eiser zich aan het toezicht zou onttrekken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris terecht de zware gronden 3a en 3b aan de maatregel ten grondslag heeft gelegd. Eiser betwistte deze gronden, maar de rechtbank oordeelde dat hij Nederland niet op de voorgeschreven wijze was binnengekomen en dat hij zich eerder aan het toezicht had onttrokken. De rechtbank concludeerde dat de maatregel van bewaring gerechtvaardigd was en dat er geen lichter middel beschikbaar was dat het risico op onttrekking zou kunnen ondervangen. Het beroep van de eiser werd ongegrond verklaard, en het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.24523

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Naam], eiser,

V-nummer: [Nummer]
(gemachtigde: mr. A. Jhingoer),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,

(gemachtigde: S. Faddach).

Procesverloop

Bij besluit van 21 augustus 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59a, eerste lid, van de Vw [1] opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
Eiser heeft zich akkoord verklaard met schriftelijke afdoening van het beroep. Eiser heeft op 30 augustus 2023 de gronden van het beroep ingediend. Verweerder heeft op 31 augustus 2023 een verweerschrift ingediend. De rechtbank heeft op 1 september 2023 het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1. Eiser stelt te zijn geboren op [Geboortedatum] en de Algerijnse nationaliteit te hebben.
Maatregel van bewaring
2. In de maatregel van bewaring heeft verweerder overwogen dat de maatregel nodig is, omdat een concreet aanknopingspunt bestaat voor een overdracht als bedoeld in de Dublinverordening [2] en een significant risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken. Verweerder heeft als zware gronden [3] vermeld dat eiser:
- 3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;- 3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;- 3e. in verband met zijn aanvraag om toelating onjuiste of tegenstrijdige gegevens heeft verstrekt over zijn identiteit, nationaliteit of de reis naar Nederland of een andere lidstaat;- 3k. een overdrachtsbesluit heeft ontvangen en geen medewerking verleent aan de overdracht aan de lidstaat die verantwoordelijk is voor de behandeling van zijn asielverzoek;
en als lichte gronden [4] vermeld dat eiser:
- 4a. zich niet aan een of meer andere voor hem geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 van het Vb heeft gehouden;- 4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;- 4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan;- 4e. verdachte is van enig misdrijf dan wel daarvoor is veroordeeld.
3. Eiser betwist alleen de zware gronden 3a en 3b. Hij stelt dat hij in Nederland asiel heeft aangevraagd en toen een geldige titel had om in Nederland te verblijven. Verder heeft hij zich de gehele periode in Nederland gehouden aan alle regels en is hij beschikbaar gebleven voor verweerder. Hij is een korte periode via Spanje naar Portugal gereisd en is van mening dat hij hiermee heeft aangetoond dat hij vrijwillig kan vertrekken naar Spanje.
4. De rechtbank is van oordeel dat verweerder de zware grond 3a terecht aan de maatregel van bewaring ten grondslag heeft gelegd. Verweerder mag bij het tegenwerpen van onder meer de zware gronden 3a en 3b volstaan met een toelichting waaruit blijkt dat deze grond zich feitelijk voordoet. [5] Eiser heeft verklaard niet te beschikken over een paspoort. [6] Ook is niet gebleken dat hij in het bezit was van een geldig visum. Dit maakt dan ook dat hij Nederland niet op de voorgeschreven wijze is ingereisd. De enkele omstandigheid dat eiser na aankomst in Nederland een asielaanvraag heeft ingediend en daardoor rechtmatig verblijf had in Nederland betekent niet dat de zware grond 3a niet aan eiser mag worden tegengeworpen. Ook de zware grond 3b is feitelijk juist. Uit het dossier blijkt dat eiser op 10 juni 2022 met onbekende bestemming is vertrokken. Hij was niet meer aanwezig in het AZC en hield zich niet meer aan zijn meldplicht. Deze zware gronden zijn voldoende om de maatregel van bewaring te kunnen dragen.
Lichter middel
5. Eiser stelt dat hij in staat is om zelfstandig te vertrekken, omdat hij tijdens zijn asielprocedure ook zelf via Spanje is afgereisd naar Portugal. Verweerder is hier volgens eiser onvoldoende op ingegaan. Eiser meent dat hem een vertrektermijn van 28 dagen gegund had moeten worden.
6. Gelet op de gronden die aan de maatregel ten grondslag liggen, is een risico op onttrekking aan het toezicht gegeven. Verweerder heeft voldoende gemotiveerd dat niet is gebleken dat een lichter middel doeltreffend is om dit risico te ondervangen. Verweerder heeft al eerder een lichter middel toegepast door het opleggen van de meldplicht. Dit lichter middel heeft niet geleid tot het beoogde eindresultaat, de zelfstandige medewerking van eiser aan een overdracht aan de Spaanse autoriteiten. Eiser stelt dan wel via Spanje naar Portugal te zijn gereisd, maar niet is gebleken dat hij zich heeft gemeld bij de Spaanse autoriteiten. Eiser maakt hiermee dan ook niet aannemelijk dat hij zelfstandig naar Spanje kan vertrekken.
Ambtshalve toets [7]
7. Tot slot leidt ambtshalve toetsing niet tot het oordeel dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek op enig moment onrechtmatig was.
Conclusie
8. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, rechter, in aanwezigheid van mr. J. de Winter, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Verordening (EU) nr. 604/2013.
3.Artikel 5.1b, derde lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb).
4.Artikel 5.1b, vierde lid, van het Vb.
5.Uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 25 maart 2020, ECLI:NL:RVS:2020:829.
6.Pagina 3 van het proces-verbaal van het gehoor voorafgaand aan de maatregel van 21 augustus 2023 (M110).
7.Arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 8 november 2022, ECLI:EU:C:2022:858 en - in aansluiting hierop - ook de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 26 juli 2023, ECLI:NL:RVS:2023:2829.