ECLI:NL:RBDHA:2023:13651

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
31 augustus 2023
Publicatiedatum
11 september 2023
Zaaknummer
NL23.23537
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voortduren van de maatregel van bewaring in vreemdelingenrechtelijke context

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, wordt het beroep van eiser tegen het voortduren van de aan hem opgelegde maatregel van bewaring beoordeeld. De maatregel van bewaring is op 12 maart 2023 opgelegd en de rechtbank heeft eerder al verschillende vervolgberoepen in deze zaak behandeld. De rechtbank heeft vastgesteld dat het onderzoek ter zitting op 24 augustus 2023 is gesloten en dat de maatregel van bewaring op dat moment nog geen zes maanden heeft geduurd.

De rechtbank oordeelt dat het voortduren van de maatregel van bewaring niet onrechtmatig is. Eiser heeft aangevoerd dat er geen zicht is op uitzetting, maar de rechtbank concludeert dat de staatssecretaris wel degelijk stappen heeft ondernomen om de uitzetting te realiseren. De staatssecretaris heeft een aanvraag voor een laissez-passer naar de Sierra Leoonse autoriteiten verzonden en heeft regelmatig gerappelleerd. De rechtbank oordeelt dat er voldoende zicht op uitzetting is, ondanks dat er nog geen laissez-passer is afgegeven.

De rechtbank komt tot de conclusie dat het beroep ongegrond is en wijst ook het verzoek om schadevergoeding af. Er zijn geen gronden gevonden die de rechtmatigheid van de maatregel van bewaring in twijfel trekken. De uitspraak is gedaan door mr. G.A. van der Straaten, in aanwezigheid van griffier mr. S.M. Hampsink, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.23537

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 31 augustus 2023 in de zaak tussen

[eiser] , v-nummer: [nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. B.A. Zevenbergen),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het voortduren van de aan hem opgelegde maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) en het verzoek om schadevergoeding. Deze maatregel is opgelegd op 12 maart 2023.
2. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Op het eerste beroep is beslist bij uitspraak van 24 maart 2023. [1] Op het eerste vervolgberoep is beslist bij uitspraak van 4 mei 2023. [2] Op het tweede vervolgberoep is beslist bij uitspraak van 12 juli 2023. [3] Op het derde vervolgberoep is beslist bij uitspraak van 20 juli 2023. [4]
3.
De staatssecretaris heeft een voortgangsrapportage overgelegd. Eiser heeft hierop gereageerd.
4. De rechtbank heeft bepaald dat het onderzoek ter zitting verder achterwege blijft en het onderzoek gesloten op 24 augustus 2023.

Beoordeling door de rechtbank

5.
De rechtbank beoordeelt of het voortduren van de maatregel van bewaring rechtmatig is. Zij doet dat onder meer aan de hand van beroepsgronden van eiser,
6. Het beroep is ongegrond. Het voortduren van de maatregel van bewaring is niet onrechtmatig. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Toetsingskader
7. Als de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of de tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw 2000 of bij de afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, dan verklaart zij het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan. [5]
7.1.
Uit de uitspraak van 20 juli 2023 volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom beoordeelt de rechtbank nu alleen of de maatregel van bewaring sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek (op 17 juli 2023) rechtmatig is.
Verlenging van de maatregel
8. Eiser voert aan dat de bewaring inmiddels bijna zes maanden duurt en de staatssecretaris geen motivering heeft gegeven waarom de bewaring verlengd moet worden.
8.1.
Deze beroepsgrond slaagt niet. De rechtbank stelt vast dat eiser op 12 maart 2023 in bewaring is gesteld. Deze bewaring duurt op het moment van sluiten van het onderzoek nog geen zes maanden. Er zijn geen stukken aanwezig in het dossier waaruit blijkt dat de staatssecretaris de maatregel heeft verlengd en er is geen aanleiding om vooruit te lopen op een eventuele verlenging en de motivering daarvan. Om die reden kan eiser niet worden gevolgd in zijn betoog.
Ontbreekt het zicht op uitzetting?
9. Eiser voert aan dat er geen zicht op uitzetting is, omdat geen duidelijke termijn bekend is en eiser daar zelf geen invloed op heeft.
9.1.
Deze beroepsgrond slaagt niet. De rechtbank oordeelt dat uit de voortgangsrapportage met betrekking tot uitzetting blijkt dat de staatssecretaris op 20 maart 2023 een aanvraag voor een laissez-passer (lp) naar de Sierra Leoonse autoriteiten heeft verzonden. De staatssecretaris heeft daarna maandelijks gerappelleerd bij de Sierra Leoonse autoriteiten, met als laatste keer 7 augustus 2023. Eiser is op 7 juni 2023 gepresenteerd aan de autoriteiten van Sierra Leone en zijn lp-aanvraag is in onderzoek genomen. Uit de voortgangsrapportage volgt dat op 24 juli 2023 de nationaliteit van eiser door de Sierra Leoonse autoriteiten is bevestigd. Dat deze nog geen lp hebben afgegeven en nog niet bekend is wanneer daar meer duidelijkheid over komt, is onvoldoende voor de conclusie dat het redelijk vooruitzicht op uitzetting in het geval van eiser ontbreekt. Nu er aan de kant van eiser geen concrete aanknopingspunten zijn aangedragen waaruit volgt dat de Sierra Leoonse autoriteiten niet kunnen of willen overgaan tot het verstrekken van een lp, is de rechtbank van oordeel dat geen grond bestaat voor het oordeel dat er geen zicht is op uitzetting binnen een redelijke termijn.
Leidt ambtshalve toetsing tot een ander oordeel?10. Los van de door eiser aangevoerde gronden, ziet de rechtbank in de door de staatssecretaris en eiser verstrekte gegevens geen grond om te komen tot het oordeel dat aan de rechtmatigheidsvoorwaarden voor deze maatregel niet is voldaan. [6]

Conclusie en gevolgen

11. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.A. van der Straaten, rechter, in aanwezigheid van
mr. S.M. Hampsink, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Rb. Den Haag (zp. Arnhem) 24 maart 2023, ECLI:NL:RBGEL:2023:1640, zaaknummer: NL23.7469 (niet gepubliceerd).
2.Rb. Den Haag (zp. Arnhem) 4 mei 2023, ECLI:NL:RBGEL:2023:2615, zaaknummer: NL23.12205 (niet gepubliceerd).
3.Rb. Den Haag (zp. Arnhem) 12 juli 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:10588, zaaknummer: NL23.18859 (niet gepubliceerd).
4.Rb. Den Haag (zp. Arnhem) 20 juli 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:11285, zaaknummer: NL23.20266.
5.Dat staat in artikel 96, derde lid, van de Vw 2000.
6.Vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 26 juli 2023, ECLI:NL:RVS:2023:2829.