ECLI:NL:RBDHA:2023:13712

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 september 2023
Publicatiedatum
12 september 2023
Zaaknummer
NL23.10913
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van asielaanvraag en vaststelling geboortedatum van eiser met Eritrese nationaliteit

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, enkelvoudige kamer, wordt het beroep van eiser tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid beoordeeld. Eiser, met Eritrese nationaliteit, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, die op 17 maart 2023 was ingewilligd. Echter, eiser betwist de vaststelling van zijn geboortedatum, die door de staatssecretaris was gewijzigd naar 2001, terwijl eiser stelt dat hij in 2005 is geboren. De rechtbank behandelt de beroepsgronden van eiser en concludeert dat er procesbelang is bij de betwisting van de geboortedatum, ondanks dat de asielaanvraag is ingewilligd. De rechtbank oordeelt dat het bestreden besluit gebreken vertoont op het gebied van motivering en zorgvuldigheid. De staatssecretaris heeft niet voldoende gemotiveerd waarom de geboortedatum van eiser is gewijzigd en heeft eiser niet geïnformeerd over de uitkomsten van het documentonderzoek. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt de staatssecretaris op om binnen acht weken een nieuw besluit te nemen, waarbij de gemotiveerde betwisting van eiser in acht moet worden genomen. Eiser krijgt een vergoeding van zijn proceskosten van € 837,-.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.10913

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 september 2023 in de zaak tussen

[eiser] , v-nummer: [nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. P.A.E. Engelen),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

(gemachtigde: mr. R.S. Helmus).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het bestreden besluit van 17 maart 2023, waarin de staatssecretaris de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd heeft ingewilligd.
1.1.
De staatssecretaris heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift. De gemachtigde van eiser heeft op 20 juli 2023 schriftelijk gereageerd op het verweerschrift.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 24 juli 2023 op zitting behandeld. De gemachtigde van de staatssecretaris is verschenen. Eiser en zijn gemachtigde zijn, met bericht van verhindering, niet verschenen.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het beroep van eiser tegen het besluit waarmee zijn asielaanvraag is ingewilligd. Het beroep richt zich uitsluitend tegen de vaststelling van zijn geboortedatum in het besluit. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep gegrond is
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Totstandkoming en inhoud van het bestreden besluit
4. Eiser heeft de Eritrese nationaliteit en stelt te zijn geboren op [geboortedatum] 2005. De Afdeling Vreemdelingenpolitie, Identificatie en Mensenhandel (AVIM) en een vertegenwoordiger van de staatsecretaris hebben afzonderlijk een leeftijdsschouw verricht en geconcludeerd dat er twijfel bestaat over de opgegeven leeftijd van eiser. Daarom heeft de staatssecretaris nader onderzoek verricht. Dat heeft hij gedaan door bij de Italiaanse autoriteiten navraag te doen over de door eiser in Italië opgegeven personalia. Hieruit is gebleken dat eiser daar geregistreerd staat met de geboortedatum [geboortedatum] 2001. De staatssecretaris heeft daarna de AVIM verzocht de geboortedatum van eiser te wijzigen in deze geboortedatum, wat de AVIM ook heeft gedaan.
4.1.
In het bestreden besluit staat onder het kopje “Onderwerp van de beschikking” dat het betrekking heeft op de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd die op 3 juni 2021 is ingediend door [eiser] , geboren op [geboortedatum] 2001 met de Eritrese nationaliteit. De aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel wordt ingewilligd op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000). Onder het kopje “Motivering van de beslissing” staat dat de verklaringen van eiser over zijn nationaliteit, identiteit en herkomst en zijn illegale uitreis en dienstplicht geloofwaardig worden geacht.
Is het beroep ontvankelijk?
5. De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of eiser procesbelang heeft bij de behandeling van zijn beroep, nu zijn asielaanvraag is ingewilligd. Uit de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 17 september 2003 kan worden afgeleid dat er procesbelang bestaat bij de betwisting van persoonsgegevens, en daarmee ook bij betwisting van de geboortedatum. [1] Daarnaast volgt uit rechtspraak van de Afdeling dat er procesbelang is bij de vaststelling van de juiste geboortedatum met het oog op de mogelijkheid van nareis van familieleden. [2] De rechtbank is daarom van oordeel dat er sprake is van procesbelang en het beroep ontvankelijk is.
Kent het besluit een motiverings- en/of zorgvuldigheidsgebrek?
6. Eiser voert aan dat sprake is van een motiverings- en zorgvuldigheidsgebrek in het bestreden besluit. In het besluit is niet gemotiveerd waarom de door eiser opgegeven geboortedatum van [geboortedatum] 2005 wordt gehanteerd maar de door de staatssecretaris vastgestelde geboortedatum van [geboortedatum] 2001. Dit terwijl ook in het besluit staat dat de nationaliteit, identiteit en herkomst van eiser geloofwaardig worden geacht.
Eiser heeft ter onderbouwing van de juistheid van de door hem opgegeven geboortedatum originele documenten overgelegd, te weten een geboorteakte en twee schoolrapporten. Deze zijn onderzocht door Bureau Documenten, maar de staatssecretaris heeft eiser gedurende de procedure niet geïnformeerd over de uitkomst van het documentonderzoek. Ook in het bestreden besluit gaat de staatssecretaris niet in op de door eiser overgelegde documenten en/of op wat het documentonderzoek heeft opgeleverd.
6.1.
De staatssecretaris stelt zich in het verweerschrift en ter zitting op het standpunt dat geen sprake is van een motiveringsgebrek. Uit de besluitvorming blijkt namelijk duidelijk dat hij uitgaat van de geboortedatum [geboortedatum] 2001. In het bestreden besluit is abusievelijk terecht gekomen dat ook de geboortedatum (als onderdeel van de gestelde identiteit) geloofwaardig wordt geacht. Uit de verdere besluitvorming, alsmede uit het feit dat de geboortedatum van eiser hangende de procedure is gewijzigd en gelet op het feit dat in het besluit de geboortedatum van [geboortedatum] 2001 staat vermeld, blijkt onmiskenbaar dat de staatssecretaris uitgaat van de in Italië geregistreerde geboortedatum. Ter zitting heeft de staatssecretaris verzocht om, als de rechtbank dit standpunt niet volgt, het motiveringsgebrek te passeren met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). In het verweerschrift is namelijk alsnog gemotiveerd waarom van de meerderjarigheid van eiser wordt uitgegaan.
6.2.
Eiser voert – onder meer – aan dat de staatssecretaris het motiveringsgebrek niet kan herstellen met de enkele mededeling in het verweerschrift dat abusievelijk in het besluit terecht is gekomen dat de geboortedatum geloofwaardig is bevonden.
7. De rechtbank overweegt allereerst dat het voor haar niet inzichtelijk is waarom de IND op grond van de leeftijdsschouw twijfelde aan de door eiser opgegeven geboortedatum van [geboortedatum] 2005. Uit Werkinstructie 2018/19 inzake Leeftijdsbepaling volgt dat niet enkel kan worden volstaan met de conclusie over de leeftijd maar dat dit ook gemotiveerd moet worden in het rapport van het aanmeldgehoor. [3] Uit het rapport van het aanmeldgehoor van 13 juni 2021 volgt dat de IND op basis van twee uiterlijke kenmerken twijfelde over de door eiser opgegeven leeftijd. Maar er staat ook dat zijn gedrag, zijn verklaringen en zijn overige uiterlijke kenmerken niet wijzen op meerderjarigheid. Zonder dat de rechtbank hier in het kader van deze uitspraak verdere gevolgen aan verbindt, is het voor de rechtbank, zonder nadere toelichting door de staatssecretaris, onvoldoende duidelijk waarom de IND op basis van de twee uiterlijke kenmerken – namelijk een duidelijk zichtbare adamsappel en een beginnend/vlassig snorretje – twijfelde aan de door eiser opgegeven geboortedatum waarmee hij minderjarig zou zijn. Deze kenmerken zouden immers ook zeer wel kunnen passen bij de opgegeven leeftijd, althans zonder nadere toelichting is onduidelijk waarom deze uiterlijke kenmerken kennelijk zouden passen bij een meerderjarige.
7.1.
De rechtbank is van oordeel dat het bestreden besluit berust op een onzorgvuldige voorbereiding en ondeugdelijke motivering voor zover daarin is opgenomen dat eiser is geboren op [geboortedatum] 2001. Uit Werkinstructie 2018/19 inzake Leeftijdsbepaling volgt dat als de schouw en/of het onderzoek in een andere lidstaat tot de conclusie leidt dat de gestelde leeftijd wordt aangepast naar meerderjarigheid [4] , de IND expliciet in het voornemen (en in de beschikking) moet motiveren waarom van de meerderjarigheid van de vreemdeling wordt uitgegaan. [5] Nog daargelaten dat het bestreden besluit innerlijk tegenstrijdig is, omdat daar de geboortedatum van [geboortedatum] 2001 wordt genoemd, maar ook wordt overwogen dat eisers verklaring over zijn identiteit (onder meer inhoudende dat hij is geboren op [geboortedatum] 2005) geloofwaardig is, heeft de staatssecretaris in het bestreden besluit in het geheel niet gemotiveerd waarom hij uitgaat van de meerderjarigheid van eiser. Ook is hij (in dat licht) niet ingegaan op de vraag hoe hij de door eiser overgelegde documenten heeft beoordeeld. Om die reden volgt de rechtbank de staatssecretaris niet in zijn standpunt dat er sprake was van een – voor eiser kenbare? – vergissing ten aanzien van de geboortedatum. De staatssecretaris verwijst in het verweerschrift naar het proces-verbaal van bevindingen van 4 augustus 2021, waarin staat dat de AVIM eiser zijn geboortedatum heeft gewijzigd maar gesteld noch gebleken is dat dit proces-verbaal aan eiser is toegezonden, dit proces-verbaal is immers als bijlage bij het verweerschrift gevoegd. Deze wijziging heeft plaatsgevonden na een verzoek van de staatssecretaris van 14 juli 2021. Dat verzoek bevindt zich wel in het dossier maar ook daarvan is niet gebleken dat eiser daarover is geïnformeerd voorafgaand aan het nemen van het besluit. In het verweerschrift is verder nog aangegeven dat de AVIM tijdens het gehoor heeft aangegeven dat er twijfels waren over eisers leeftijd en dat er nog nader onderzoek zou worden gedaan. Dit betekent – juist omdat er nog nader onderzoek zou worden gedaan – niet dat eiser daarmee had kunnen weten dat de staatssecretaris uitging van een andere geboortedatum. Ook wordt er gewezen op de datum van [geboortedatum] 2001 in het rapport van nader gehoor maar eiser heeft in de correcties en aanvullingen daarom gewezen op de door hem opgegeven geboortedatum en op de door hem overgelegde documenten. Eiser heeft dus de datum van [geboortedatum] 2001 betwist en de staatssecretaris had daar in het besluit op in moeten gaan. Dat heeft de staatssecretaris, zoals gezegd, niet gedaan. Daarnaast heeft eiser voorafgaand aan de besluitvorming ten onrechte de uitkomst van het onderzoek van Bureau Documenten naar de door hem overgelegde documenten niet toegezonden gekregen en (dus) ook niet de gelegenheid gekregen om daarop te reageren. Om die reden is ook sprake van een zorgvuldigheidsgebrek.
7.2.
De rechtbank is van oordeel dat de ernst van het motiveringsgebrek en het zorgvuldigheidsgebrek zodanig is dat de staatssecretaris dit in beroep met het verweerschrift niet kan herstellen Zoals onder 7.1. overwogen moet, volgens het eigen beleid van de staatssecretaris, in het bestreden besluit gemotiveerd worden waarom uit wordt gegaan van de meerderjarigheid van de leeftijd. Bovendien is eiser door de gang van zaken in zijn belangen geschaad. Hij heeft, voorafgaand aan het bestreden besluit, niet kunnen reageren op het standpunt van de staatssecretaris. Met de gronden van beroep en de reactie van eiser op hetgeen in verweerschrift is opgemerkt over de overgelegde documenten heeft de staatssecretaris geen rekening kunnen houden bij de besluitvorming.
Het bestreden besluit zal, vanwege de genoemde gebreken, worden vernietigd. De staatssecretaris zal een nieuw besluit moeten nemen en, met inachtneming van de reacties van eiser (opnieuw) dienen te beoordelen of eiser met de door hem overgelegde documenten aannemelijk heeft gemaakt dat zijn geboortedatum [geboortedatum] 2005 is. Er bestaat daarom ook geen mogelijkheid om het geschil finaal te beslechten.
7.3.
De rechtbank acht het van belang dat de staatssecretaris ook het volgende betrekt bij het nieuw te nemen besluit.
7.3.1
Uit vaste rechtspraak van de Afdeling volgt dat de staatssecretaris in beginsel uit mag gaan van de juistheid van een in een andere lidstaat van de Europese Unie geregistreerde geboortedatum. [6] Een vreemdeling kan wel aannemelijk maken dat de in de andere lidstaat geregistreerde geboortedatum onjuist is. In dit verband is van belang dat de door eiser overgelegde geboorteakte door Bureau Documenten met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid echt is bevonden en, zoals de staatssecretaris ter zitting heeft opgemerkt, niet in het voordeel of nadeel wordt betrokken dat de opmaak, afgifte en inhoud niet door Bureau Documenten kan worden beoordeeld. Hoewel de staatssecretaris er in het verweerschrift niet ten onrechte op wijst dat de geboorteakte tardief is opgemaakt, is wel van belang dat uit het Algemeen Ambtsbericht van de Minister van Buitenlandse Zaken inzake Eritrea van mei 2022 volgt dat geboorteaktes op ieder moment kunnen worden aangevraagd. [7] Niet duidelijk is of de staatssecretaris die informatie heeft betrokken bij zijn standpunt in het verweerschrift. De staatssecretaris zal in het nieuw te nemen besluit ook moeten ingaan op de verklaring van eiser in de nadere gronden van beroep over het verschil van de naam van de moeder op de geboorteakte en zoals dat is vermeld in het aanmeldgehoor. De (fonetisch genoteerde) voornaam van de moeder in het proces-verbaal van het gehoor van 3 juni 2021 lijkt overeen te komen met de voornaam van de moeder op de geboorteakte.
7.4.
De staatssecretaris moet bij de beoordeling van de geloofwaardigheid van de door eiser opgegeven geboortedatum ook kenbaar betrekken de omstandigheid dat zijn asielrelaas geloofwaardig wordt geacht terwijl daarin ook wordt gesproken over gebeurtenissen die gekoppeld aan zijn leeftijd, zoals bijvoorbeeld de schooltijd, de naderende dienstplicht en het vertrek uit Eritrea.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit. De staatssecretaris moet binnen een termijn van acht weken na verzending van deze uitspraak opnieuw op de asielaanvraag beslissen en daarin ingaan op de gemotiveerde betwisting door eiser van de door de staatssecretaris vastgestelde leeftijd.
8.1.
Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiser een vergoeding van zijn proceskosten. Deze vergoeding moet de staatssecretaris betalen. Op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht stelt de rechtbank deze kosten vast op € 837,-. Dit is 1 punt voor het beroepschrift.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt de staatssecretaris op om binnen acht weken na verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op de aanvraag met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt de staatssecretaris in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 837,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.S.W. Kroon, rechter, in aanwezigheid van mr. H.C.M. Pijnenburg, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zaaknummer 200304676/1, gepubliceerd in JV 2003/486.
2.ABRvS 11 april 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1165.
3.Pagina 3. Werkinstructie 2018/19 was geldig ten tijde van het nemen van het besluit en geldig tot 13 december 2023. Op 8 juni 2023 is ook Werkinstructie 2023/6 Leeftijdsbepaling gepubliceerd met een geldigheidsduur van 8 juni 2023 tot en met 8 juni 2024.
4.De in het besluit genoemde geboortedatum brengt mee dat van de meerderjarigheid van eiser wordt uitgegaan.
5.Pagina 6.
6.ABRvS 17 januari 2017, ECLI:NL:RVS:2017:134.
7.Pagina 31.