ECLI:NL:RBDHA:2023:13716

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 september 2023
Publicatiedatum
12 september 2023
Zaaknummer
NL23.23183
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rechtmatigheid van de maatregel van bewaring en verzoek om schadevergoeding in vreemdelingenrechtelijke context

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 4 september 2023, is het beroep van eiser ongegrond verklaard en is het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Eiser, die stelt de Marokkaanse nationaliteit te hebben, werd op 11 augustus 2023 staande gehouden vanwege het vermoeden van illegaal verblijf. De rechtbank oordeelt dat de maatregel van bewaring op rechtmatige gronden is opgelegd, omdat eiser zijn identiteit niet kon vaststellen. Hoewel de rechtbank een gebrek constateert in de besluitvorming van verweerder, namelijk dat eiser niet schriftelijk in een begrijpelijke taal op de hoogte is gebracht van de redenen van bewaring, weegt dit gebrek niet op tegen de belangen die met de bewaring zijn gediend. De rechtbank concludeert dat de belangenafweging in het nadeel van eiser uitvalt, en dat verweerder geen aanleiding had om een lichter middel toe te passen. De rechtbank veroordeelt verweerder tot betaling van proceskosten aan de rechtsbijstandverlener van eiser, maar wijst het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak is openbaar gemaakt en er kan binnen een week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.23183

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. J. van Appia),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. C. van Twillert).

Procesverloop

Met het besluit van 11 augustus 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
De rechtbank heeft het beroep op 28 augustus 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben eiser, eisers gemachtigde, verweerders gemachtigde en [naam] als tolk deelgenomen.

Overwegingen

Waarover gaat deze uitspraak?
1. Eiser stelt de Marokkaanse nationaliteit te hebben en te zijn geboren op [datum] 1992. Hij stelt naar eigen zeggen één jaar en drie maanden geleden op illegale wijze naar Nederland te zijn gekomen. Eiser is op 11 augustus 2023 staande gehouden vanwege het vermoeden van illegaal verblijf, ter vaststelling van zijn identiteit, nationaliteit en verblijfsrechtelijke positie. Eiser kon zich vervolgens niet identificeren.
2. Aan eiser is de vrijheidsontnemende maatregel op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a van de Vw opgelegd. De maatregel is gevorderd door het belang van de openbare orde omdat er een risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken en de voorbereiding van het vertrek of uitzettingsprocedure ontwijkt of belemmert. Verweerder heeft, onder verwijzing naar artikel 5.1b, eerste, derde en vierde lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb), als zware gronden vermeld dat eiser:
3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;
3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;
3c. eerder een visum, besluit, kennisgeving of aanzegging heeft ontvangen waaruit de plicht Nederland te verlaten blijkt en hij daaraan niet uit eigen beweging binnen de daarin besloten of gestelde termijn gevolg heeft gegeven;
3i. te kennen heeft gegeven dat hij geen gevolg zal geven aan zijn verplichting tot terugkeer;
en als lichte gronden vermeld dat eiser:
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
3. De rechtbank is van oordeel dat het opleggen en voortduren van de maatregel van bewaring rechtmatig is. De rechtbank legt hieronder uit, aan de hand van de door eiser aangevoerde beroepsgronden, hoe zij tot dat oordeel is gekomen.
Is eiser op rechtmatige gronden aangehouden?
4. Eiser voert aan dat zijn staande houding onrechtmatig is waardoor de maatregel van bewaring onrechtmatig aan hem is opgelegd. Eiser is aangehouden in het woninggedeelte van een pand terwijl de politie daar geen machtiging tot binnentreden voor had. Daarnaast waren er tijdens de aanhouding vijf mensen aanwezig in het pand. Eiser is staande gehouden wegens het redelijke vermoeden van illegaliteit, maar de verbalisanten konden niet weten dat de anonieme tip waar zij op afkwamen betrekking had op eiser. Het proces-verbaal is daarbij gebrekkig omdat hieruit niet blijkt dat er ten tijde van de aanhouding van eiser vijf mensen aanwezig waren in het pand.
4.1
De rechtbank is van oordeel dat eisers beroepsgrond niet slaagt. De rechtbank stelt vast dat uit het op ambtsedig opgemaakte proces-verbaal van staandehouding als bedoeld in artikel 50 dan wel artikel 50a van de Vw van 11 augustus 2023 blijkt dat bij verweerder op 8 mei 2023 een anonieme melding binnen is gekomen dat in de winkel de [winkel] gelegen aan de [adres] in [plaats] vermoedelijk een persoon verblijft die geen rechtmatig verblijf heeft. De rechtbank is van oordeel dat de tip voldoende concreet is om een redelijk vermoeden aan te nemen dat op het genoemde adres een persoon verblijft zonder rechtmatig verblijf. De rechtbank verwijst hiervoor naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 3 oktober 2006 [1] . In deze uitspraak is geoordeeld dat een anonieme tip waarin vermeld werd dat op een bepaald adres een persoon zou verblijven zonder rechtmatig verblijf concreet genoeg is om een redelijk vermoeden van illegaal verblijf aan te nemen.
4.2
Verbalisanten zijn op 11 augustus 2023 naar het genoemde adres gegaan. Uit het proces-verbaal van staandehouding blijkt dat de verbalisanten eiser door het winkelgedeelte van het pand van de genoemde winkel zagen lopen. Verbalisanten zagen eiser met een doos naar het magazijn lopen, waar zij eiser hebben staande gehouden. Niet is gebleken dat er sprake was van een woning. Uit het proces-verbaal van staandehouding blijkt verder dat eiser op de locatie is aangetroffen waar de anonieme melding op zag. De rechtbank heeft geen reden om aan te nemen dat het proces-verbaal onjuistheden of onvolledigheden bevat. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de staandehouding rechtmatig heeft plaatsgevonden. De beroepsgrond slaagt niet.
Heeft verweerder de juiste wettelijke bepaling aan de maatregel van bewaring ten grondslag gelegd?
5. Zo de rechtbank begrijpt voert eiser aan dat de ophouding voor verhoor op grond van artikel 50, derde lid van de Vw had moeten plaatsvinden in plaats van het tweede lid van deze bepaling. Omdat de onjuist wettelijke grondslag aan de maatregel ten grondslag is gelegd, is de maatregel onrechtmatig, aldus eiser.
5.1
Naar het oordeel van de rechtbank slaagt deze grond niet. Eiser is terecht op grond van artikel 50, tweede lid van de Vw opgehouden omdat eisers identiteit niet kon worden vastgesteld. Eiser had geen identificerende documenten. Uit het op ambtsedig opgemaakte proces-verbaal van staandehouding van 11 augustus 2023 blijkt dat eiser is gevraagd naar zijn identiteitsdocument en dat eiser hierop heeft geantwoord dat hij geen enkel identiteitsbewijs bij zich had. Eiser verklaart vervolgens dat zijn document in Marokko ligt. Omdat eisers identiteit niet onmiddellijk kon worden vastgesteld is geen sprake van een situatie zoals bedoeld in artikel 50, derde lid van de Vw. Reeds hierom kan de beroepsgrond niet slagen.
Heeft verweerder gehandeld in strijd met artikel 5.3, eerste lid, van het Vb?
6. Eiser voert verder aan dat verweerder heeft gehandeld in strijd met artikel 5.3, eerste lid, van het Vb, omdat hij niet schriftelijk, in een taal die hij verstaat of waarvan redelijkerwijs kan worden aangenomen dat hij deze verstaat, op de hoogte is gebracht van de redenen van bewaring en van de in het nationale recht vastgestelde procedures om het bevel tot bewaring aan te vechten, alsook van de mogelijkheid om gratis rechtsbijstand en vertegenwoordiging aan te vragen.
6.1
De rechtbank is van oordeel dat verweerder het besluit tot het opleggen van de maatregel van bewaring rechtsgeldig heeft uitgereikt. In de maatregel zelf staat dat een afschrift daarvan onmiddellijk aan de vreemdeling is uitgereikt. De rechtbank ziet geen aanleiding om te betwijfelen dat dit is gebeurd. Verweerder heeft echter niet voldaan aan de eisen genoemd in de laatste zin van artikel 5.3, eerste lid van het Vb. Verweerder heeft eiser niet schriftelijk in een taal die hij verstaat of waarvan redelijkerwijs kan worden aangenomen dat hij deze verstaat, op de hoogte gebracht van de redenen van bewaring. Verweerder heeft dus geen juiste toepassing gegeven aan artikel 5.3, eerste lid van het Vb. Daarmee is sprake van een gebrek. De rechtbank is echter van oordeel dat dit gebrek niet maakt dat de daaropvolgende bewaring onrechtmatig is, omdat de maatregel van bewaring wel rechtsgeldig is bekendgemaakt, en de ernst van het gebrek niet opweegt tegen de belangen die met de bewaring zijn gediend. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt.
6.2
De geconstateerde gebreken leiden tot een belangenafweging. De rechtbank overweegt in dit verband dat de aard van de gebreken relatief klein is. Niet in geschil is dat eiser bij de uitreiking van de maatregel van bewaring, in een taal die hij verstaat, door verweerder op de hoogte is gebracht van de redenen van bewaring. Eiser is voorafgaand aan het opleggen van de maatregel de motivering van de gronden, zoals deze later zijn vastgelegd in de maatregel, medegedeeld. Ook is eiser voorafgaand aan het opleggen van de maatregel van bewaring mondeling meegedeeld dat hij recht had op rechtsbijstand en vertegenwoordiging [2] . De rechtbank merkt in dat verband nog op dat eiser voorafgaand aan het gehoor bij bewaring er nog expliciet op is gewezen dat hij zich kan wenden tot een advocaat opdat deze hem bijstaat bij het gehoor. Hij was dus bekend met dit recht. Verder is aan eiser op initiatief van verweerder een advocaat toegekend. De advocaat heeft de maatregel van bewaring op enig moment ontvangen en heeft daartegen vervolgens namens eiser beroep ingesteld. De rechtbank stelt daarnaast vast dat eiser zoals gezegd mondeling is meegedeeld dat hij recht heeft op een advocaat en is hem bij de vorige maatregel ook gewezen op gratis rechtsbijstand. Hoewel de informatie niet bij de uitreiking van de maatregel van bewaring schriftelijk in een voor eiser begrijpelijke taal aan hem kenbaar is gemaakt, heeft eiser ook zonder deze mededeling gebruik kunnen maken van de hem toekomende procedurele rechten en is hem duidelijk kunnen worden waarom hem zijn vrijheid is ontnomen. Eiser is dus niet in zijn belangen geschaad. Verder is van belang dat, zoals hiervoor onder overweging 2. is geoordeeld, dat het risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken. De rechtbank is daarom van oordeel dat de eerder genoemde gebreken niet maken dat de bewaring onrechtmatig is, omdat de ernst van de gebreken niet opweegt tegen de belangen die met de bewaring zijn gediend. De beroepsgrond slaagt daarom niet.
Had verweerder aanleiding moeten zien om een lichter middel toe te passen?
7. De rechtbank stelt ten eerste vast dat eiser de rechtmatigheid van de zware en lichte gronden die ten grondslag zijn gelegd aan het opleggen van de maatregel van bewaring niet heeft bestreden. Eiser voert slechts aan dat verweerder aanleiding had moeten zien om een lichter middel, zoals een meldplicht, op te leggen, omdat eiser hier familieleden heeft wonen.
7.1
De rechtbank is van oordeel dat eisers grond dat verweerder had moeten volstaan met een lichter middel, niet slaagt. De rechtbank volgt verweerder in het standpunt dat reeds uit de aan eiser tegengeworpen zware en lichte gronden blijkt dat er een risico is dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken en de voorbereiding van het vertrek of uitzettingsprocedure ontwijkt of belemmert. Daar komt bij dat de rechtbank verweerder volgt in het standpunt dat uit het aan eiser eerder opgelegde terugkeerbesluit en het feit dat eiser weigert medewerking te verlenen aan zijn laissez-passer aanvraag blijkt dat eiser zijn uitzettingsprocedure ontwijkt of belemmert [3] . Eiser heeft op 22 augustus 2023 geweigerd medewerking te verlenen aan de afname van zijn vingerafdrukken die noodzakelijk zijn om een laissez-passer aanvraag te verzenden [4] . Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder gelet op het voorgaande voldoende gemotiveerd waarom er geen aanleiding waarom geen aanleiding bestond om een lichter middel toe te passen. De beroepsgrond slaagt niet.
Is de maatregel van bewaring om een andere reden onrechtmatig?
8. Ook verder is de rechtbank ambtshalve niet gebleken dat de maatregel van bewaring onrechtmatig aan eiser is opgelegd.
Wat is de conclusie?
9. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
10. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten wegens het onder het 6.1 geconstateerde gebrek. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.674,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 1). Omdat aan eiser een toevoeging is verleend, moet verweerder de proceskostenvergoeding betalen aan de rechtsbijstandverlener.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.674,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.I. Terborg-Wijnaldum, rechter, in aanwezigheid van mr. N.F. van der Gouw, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

2.Zie pagina’s 1, 2 en 3 van het proces-verbaal van gehoor bij bewaring van 14 augustus 2023.
3.Zie pagina 3 van het proces-verbaal van verhoor van 11 augustus 2023.
4.Zie de door verweerder geüploade brief van 28 augustus 2023.