ECLI:NL:RBDHA:2023:13736

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 augustus 2023
Publicatiedatum
12 september 2023
Zaaknummer
C/09/652444 / JE RK 23-1696
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot uithuisplaatsing van minderjarige niet ontvankelijk verklaard

In deze zaak heeft de kinderrechter op 30 augustus 2023 uitspraak gedaan over een verzoek tot machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, aangeduid als [naam01], geboren in 2007. Het verzoek was ingediend door Stichting Jeugdbescherming West Haaglanden, de gecertificeerde instelling, na een eerdere afwijzing van een vergelijkend verzoek op 10 augustus 2023. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren op 29 augustus 2023, waarbij de moeder van [naam01] aanwezig was met haar advocaat, mr. A.F.M. den Hollander, en [naam01] zelf werd bijgestaan door haar advocaat, mr. M.M. Vié. De vader van [naam01] was niet verschenen.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden zijn gepresenteerd die een andere beslissing rechtvaardigen dan de eerdere afwijzing. De zorgen over [naam01] waren al eerder besproken en de kinderrechter oordeelde dat de situatie niet was veranderd sinds de vorige zitting. De kinderrechter heeft de gecertificeerde instelling niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek, omdat het verzoek niet voldeed aan de vereisten voor een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing. De kinderrechter benadrukte dat de omstandigheden die tot het verzoek leidden, niet wezenlijk waren veranderd en dat de zorgen over [naam01] al eerder waren behandeld.

De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak. De kinderrechter heeft de beschikking op schrift gesteld op 12 september 2023.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummer: C/09/652444 / JE RK 23-1696
Datum uitspraak: 30 augustus 2023
Beschikking van de kinderrechter
Machtiging tot uithuisplaatsing; niet-ontvankelijk
in de zaak van het op 17 augustus 2023 ingekomen verzoekschrift van:
Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling,
over:
[naam01], geboren op [geboortedatum01] 2007 in [plaats01] ,
hierna te noemen: [naam01] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[naam02],
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [woonplaats01] ,
advocaat: mr. R. Shahbazi te ‘s-Gravenhage,
[naam03],
hierna te noemen: de vader,
wonende in [woonplaats01] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
  • het verzoek met bijlagen;
  • het NIFP-rapport d.d. 1 augustus 2023, ontvangen op 28 augustus 2023.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 29 augustus 2023. Daarbij waren aanwezig:
  • [naam04] namens de gecertificeerde instelling;
  • de moeder, bijgestaan door mr. A.F.M. den Hollander, waarnemend voor mr. R. Shahbazi.
  • [naam01] , ondersteund door haar advocaat mr. M.M. Vié.
Voorafgaand aan de zitting is [naam01] door de kinderrechter in raadkamer gehoord in het bijzijn van haar advocaat.
Hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, is de vader niet verschenen.

2.De feiten

  • [naam01] is erkend door de vader.
  • De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [naam01] .
  • [naam01] verblijft in RJJI [A] .
  • De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 10 augustus 2023 [naam01] onder toezicht gesteld van 10 augustus 2023 tot 10 augustus 2024. Het verzoek om een machtiging tot uithuisplaatsing van [naam01] is afgewezen.

3.Het verzoek

3.1.
De gecertificeerde instelling verzoekt de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam01] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor de duur van zes maanden, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
3.2.
Ter onderbouwing van dit verzoek heeft de gecertificeerde instelling het volgende aangevoerd. [naam01] wordt verdacht van meerdere strafbare feiten en heeft de schorsende voorwaarden meermaals overtreden. De moeder heeft goede intenties, maar is onvoldoende in staat [naam01] de structuur, houvast, begrenzing en begeleiding te bieden die zij nodig heeft. De verwachting is dat [naam01] in een 3-milieuvoorziening weer aan ontwikkeling toe kan komen. Hier kan zij traumatherapie krijgen en werken aan haar emotieregulatie en sociale vaardigheden. Vanuit hier kan gekeken worden wat er nodig is om haar weer terug te plaatsen bij de moeder. Op 10 augustus 2023 is het verzoek van de Raad tot machtiging tot uithuisplaatsing van [naam01] afgewezen. Het urgente karakter van het verzoek van de gecertificeerde instelling zit in het feit dat tijdens de raadkamer van 15 augustus 2023 ter zitting het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis is afgewezen en dat daarbij is benoemd dat er zonder machtiging tot uithuisplaatsing geen gronden voor schorsing zullen zijn. De gecertificeerde instelling geeft aan dat overwogen is om hoger beroep in te stellen tegen de beschikking van 10 augustus 2023. Deze procedure neemt echter enige tijd in beslag en daarom is – in overleg met de Raad - besloten om het voorliggende spoedverzoek machtiging tot uithuisplaatsing in te dienen. Er is een plek beschikbaar voor [naam01] bij [B] en er zijn twee wenmomenten ingepland op 8 en 13 september 2023. Het is schadelijk voor [naam01] als zij nog langer in de JJI moet verblijven.

4.De standpunten

Door en namens de moeder is verweer gevoerd tegen het verzochte. De advocaat verzoekt de gecertificeerde instelling niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoek dan wel het verzoek af te wijzen. De gecertificeerde instelling is niet-ontvankelijk in haar verzoek nu er geen nieuwe feiten of omstandigheden zijn aangevoerd door de gecertificeerde instelling. Het voorliggende verzoek voelt voor de moeder als een verkapt hoger beroep, omdat er sprake is van een oneigenlijk gebruik van het verzoek machtiging tot uithuisplaatsing. De Raad had in hoger beroep moeten gaan tegen de beschikking van 10 augustus 2023. Het gegeven dat nu een andere instelling een verzoek tot machtiging uithuisplaatsing heeft gedaan, maakt dit niet anders. De situatie is niet veranderd in de twee weken na de beslissing van de kinderrechter. Het enige wat er op dit moment voorligt is het NIFP-rapport. Dit was destijds ook al beschikbaar. De advocaat brengt verder naar voren dat [naam01] de afgelopen periode meer inzicht heeft gekregen in haar eigen gedrag en dat zij begrijpt dat er echt iets moet veranderen. De moeder stelt daarnaast dat zij praktische bezwaren heeft tegen de plaatsing van [naam01] bij [B] , omdat zij beperkt in staat is om ver te reizen om [naam01] te bezoeken.

5.De beoordeling

5.1.
De kinderrechter is op basis van de stukken en de mondelinge behandeling van oordeel dat de gecertificeerde instelling geen nieuwe feiten of gewijzigde omstandigheden heeft aangedragen die tot een andersluidend oordeel zouden moeten leiden dan de beslissing van de kinderrechter van 10 augustus 2023, waarbij het verzoek om [naam01] in een 3-milieusvoorziening te plaatsen is afgewezen. De zorgen over [naam01] zijn op de vorige zitting voldoende naar voren gekomen en besproken. Daarbij is ook aan de orde geweest dat [naam01] in voorlopige hechtenis zat en dat zij vanuit de [A] naar de rechtbank was aangevoerd, maar ook dat een dubbel PO was uitgevoerd door het NIFP en dat het rapport daarvan nog niet op schrift beschikbaar was, maar dat het advies plaatsing in een 3-milieusvoorziening behelsde.
5.2.
Op grond van het verzoekschrift en hetgeen ter zitting is besproken zijn geen nieuwe feiten en omstandigheden naar voren gekomen. De omstandigheid dat de jeugdraadkamer van de rechtbank het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis heeft afgewezen, is niet een dergelijk nieuw feit of nieuwe omstandigheid, nu de jeugdraadkamer tot die beslissing is gekomen op basis van de het NIFP-rapport, dat weliswaar tijdens de zitting van 10 augustus 2023 nog niet fysiek beschikbaar was, maar dat op zeer korte termijn beschikbaar zou komen en waarvan de strekking besproken was. Dat het onderhavige verzoekschrift is ingediend door een andere instantie (de gecertificeerde instelling in plaats van de Raad voor de Kinderbescherming), is evenmin zo’n feit of omstandigheid. Gelet op het voorgaande zal de kinderrechter de gecertificeerde instelling niet-ontvankelijk verklaren.
Daarom zal als volgt worden beslist.

6.De beslissing

De kinderrechter:
verklaart het verzoek tot spoedmachtiging tot uithuisplaatsing van [naam01] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder niet-ontvankelijk.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 30 augustus 2023 door mr. E.M.M. Engbers, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. L.E. Smolders als griffier, en op schrift gesteld op 12 september 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.