ECLI:NL:RBDHA:2023:13739

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 september 2023
Publicatiedatum
12 september 2023
Zaaknummer
10508938 RP VERZ 23-50255
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over het verwijderen van bomen en schutting tussen buren

In deze zaak, behandeld door de kantonrechter mr. J.L.M. Luiten op 12 september 2023, gaat het om een geschil tussen twee buren, aangeduid als verzoeker01 en verzoeker02, over het verwijderen van een conifeer in de voortuin, het verplaatsen van een schutting in de achtertuin, het verwijderen van drie bomen in de achtertuin van verzoeker01 en het onderhoud van een opstal. Beide partijen hebben ingestemd met de procedure onder de naam 'De Wijkrechter', waarbij de wijkrechter op 18 juli 2023 de mondelinge behandeling heeft gehouden in de woningen van de partijen. De wijkrechter heeft ter plaatse gekeken naar de situatie in de voor- en achtertuinen.

Verzoeker01 verzoekt om de conifeer te verwijderen vanwege overlast en de bouw van een pergola, terwijl verzoeker02 de conifeer wil behouden. De wijkrechter oordeelt dat de conifeer mag blijven staan, maar verzoeker01 mag deze aan zijn kant snoeien. Wat betreft de schutting in de achtertuin, oordeelt de wijkrechter dat deze niet verplaatst hoeft te worden, omdat de huidige schutting op de erfgrens is geplaatst. De drie bomen in de achtertuin van verzoeker01 hoeven niet te worden verwijderd, omdat verzoeker02 geen redelijk belang heeft bij hun verwijdering. Tot slot moet verzoeker01 het onderhoud van zijn opstal uitvoeren, met medewerking van verzoeker02 voor toegang tot zijn tuin. De proceskosten worden gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats ’s-Gravenhage
Zaak-/rolnr.: 10508938 RP VERZ 23-50255
12 september 2023
Vonnis van de kantonrechter inzake het verzoek ex artikel 96 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in de zaak van:
[verzoeker01] ,wonende te [woonplaats01] ,
verzoeker,
procederend in persoon,
tegen
[verzoeker02] ,
wonende te [woonplaats01] ,
medeverzoeker,
procederend in persoon.
Partijen worden hierna ‘ [verzoeker01] ’ en ‘ [verzoeker02] ’ genoemd.

1.Procedure

1.1.
[verzoeker01] heeft in overeenstemming met het procesreglement Project Wijkrechter een aanmeldformulier ingediend.
1.2.
Beide partijen hebben ingestemd met een procedure onder de naam
‘De Wijkrechter’. Op deze procedure is het Procesreglement ‘Project Wijkrechter’ van toepassing. De procedure wordt gevoerd bij de kantonrechter, hierna ook aangeduid als
‘de wijkrechter’.
1.3.
Naast het aanmeldformulier heeft de wijkrechter de e-mail van de zijde van [verzoeker02] van 30 mei 2023 ontvangen.
1.4.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft met instemming van partijen op 18 juli 2023 plaatsgevonden in de woningen van [verzoeker01] en [verzoeker02] , respectievelijk gelegen aan de [adres01] en [adres02] te [plaats01] . Daarbij zijn beide partijen verschenen. Beide partijen hebben ter zitting hun standpunten toegelicht. Van het ter zitting verhandelde heeft de griffier aantekeningen gemaakt, die zich in het procesdossier bevinden.
1.5.
Op de mondelinge behandeling heeft de wijkrechter in en rondom de voor- en achtertuinen van beide partijen gekeken.
1.6.
De wijkrechter heeft het vonnis bepaald op heden. [verzoeker02] heeft aangegeven de mogelijkheid van hoger beroep te willen openhouden, zodat beide partijen het recht hebben om van dit vonnis in hoger beroep te gaan. Voor het hoger beroep geldt dat partijen zich moeten laten bijstaan door een advocaat en de reguliere griffiekosten voor de procedure in hoger beroep dienen te betalen.

2.Feiten

2.1.
Partijen zijn buren van elkaar en hebben aan elkaar grenzende voor- en achtertuinen.
2.2.
Op de erfgrens in de voortuinen van beide partijen bevindt zich een conifeer.
2.3.
Tussen de achtertuinen van partijen bevindt een schutting. De huidige schutting is geplaatst ter vervanging van een eerdere schutting die de achtertuinen van partijen scheidde. Op het achterste deel van de achtertuinen bevindt zich geen schutting. In dat deel van de achtertuinen bevindt zich in de achtertuin van [verzoeker01] een opstal.
2.4.
In de achtertuin van [verzoeker01] staat een drietal bomen die zich ieder binnen een halve meter van de erfgrens van de achtertuin van [verzoeker02] bevinden.
2.5.
[verzoeker02] heeft door het Kadaster een grensreconstructie laten uitvoeren.

3.Het verzoek en de standpunten van partijen

3.1.
Partijen hebben de wijkrechter op de voet van het bepaalde in artikel 96 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) verzocht een oordeel te geven op een viertal onderwerpen, te weten over de mogelijke verwijdering of verplaatsing van de schutting tussen de achtertuinen van partijen, over het mogelijk moeten kappen van een drietal bomen in de achtertuin van [verzoeker01] , over de plaatsing en het onderhoud van de opstal in de achtertuin van [verzoeker01] en over het mogelijk moeten kappen van de conifeer tussen de voortuinen van partijen.
Het standpunt van [verzoeker01]
3.2.
[verzoeker01] is van mening dat de conifeer die zich aan de voorzijde van de woningen van partijen bevindt dient te worden gekapt, nu hij daarvan overlast ervaart en hij bovendien voornemens is om in zijn voortuin een pergola te bouwen waarvoor het noodzakelijk zal zijn de conifeer te verwijderen. Ten aanzien van de schutting stelt hij zich op het standpunt dat deze geplaatst is op dezelfde plaats als waar de voormalige schutting zich bevond, te weten op de erfgrens tussen de achtertuinen van partijen, zodat de schutting rechtmatig is geplaatst. Over de drie bomen in de achtertuin van [verzoeker01] voert hij aan dat deze zich al in de achtertuin bevonden toen hij zijn woning kocht en dat er geen aanleiding is de bomen te verwijderen. Tenslotte heeft [verzoeker01] zich met betrekking tot zijn opstal in de achtertuin op het standpunt gesteld dat er geen aanleiding toe is deze te verwijderen en dat hij het daaraan noodzakelijke onderhoud zal verrichten.
Het standpunt van [verzoeker02]
3.3.
[verzoeker02] heeft aangevoerd dat de conifeer tussen de voortuinen van partijen daar al vele jaren staat en dat hij deze graag wil behouden. Verder is hij van mening dat de nieuwe schutting tussen de achtertuinen van partijen tegen de afspraken in niet is geplaatst op de plek van de oude schutting en dat deze zonder toestemming van [verzoeker02] deels op zijn erf is geplaatst. Ten aanzien van de bomen in de achtertuin van [verzoeker01] stelt [verzoeker02] zich op het standpunt dat deze zich binnen twee meter van de erfgrens bevinden en daarom onrechtmatig zijn geplaatst. Met betrekking tot de opstal in de achtertuin van [verzoeker01] heeft hij aangedragen dat deze deels de erfgrens overschrijdt en dat deze aan de kant van [verzoeker02] slecht is onderhouden waardoor deze een lelijke en verloederde indruk maakt, terwijl het de verantwoordelijkheid van [verzoeker01] als eigenaar is om deze te onderhouden.

4.Beoordeling

De wijkrechter zal hierna de volgende geschilpunten tussen partijen beoordelen:
1. het verwijderen van de conifeer in de voortuin;
2. het verplaatsen van de schutting in de achtertuin;
3. het verwijderen van drie bomen in de achtertuin van [verzoeker01] .
4. het verwijderen van de overbouw van het opstal van [verzoeker01] ;
5. het onderhoud van (het houtwerk van) het opstal van [verzoeker01] .
De conifeer moet blijven staan, maar [verzoeker01] mag deze aan zijn kant van het erf wel snoeien
4.1.
[verzoeker01] heeft naar het oordeel van de wijkrechter onvoldoende gemotiveerd dat hij er voldoende belang bij heeft dat de conifeer in zijn geheel wordt verwijderd. Als redenen voor de verwijdering heeft hij aangevoerd dat zijn zonnepanelen door de slagschaduw van de conifeer worden bedekt en dat hij zijn geplande pergola niet kan realiseren zonder de conifeer te verwijderen. Op de zitting werd duidelijk dat de locatie en hoogte van de conifeer zodanig zijn dat van slagschaduw op zijn zonnepanelen geen sprake is. Voor zover dat in de toekomst door groei van de conifeer wel het geval zou zijn, kan door aftopping van de conifeer dit probleem worden weggenomen. Verwijdering is daarvoor niet noodzakelijk. Voor wat betreft de bouw van de pergola is tijdens de zitting gebleken dat de pergola kan worden gebouwd door aan de kant van het erf van [verzoeker01] een beperkt aantal takken (een stuk of 3 takken onderaan de conifeer) te verwijderen.
4.2.
Op grond van artikel 5:44 lid 1 BW is het [verzoeker01] toegestaan om de conifeer aan zijn kant van het erf te snoeien ten behoeve van de bouw van de pergola. De conifeer mag dan ook niet worden verwijderd, maar de wijkrechter zal wel bepalen dat [verzoeker01] de conifeer aan zijn kant van het erf onder voorwaarden mag snoeien. Voor de goede orde merkt de wijkrechter nog op dat [verzoeker01] bij de bouw van de pergola de plaatselijke regelgeving in acht dient te nemen.
De schutting in de achtertuin hoeft niet te worden verplaatst
4.3.
De wijkrechter begrijpt dat het conflict tussen partijen is aangevangen naar aanleiding van de vervanging van de oude schutting voor een nieuwe schutting tussen de achtertuinen van beider buren. [verzoeker02] heeft aangevoerd dat de huidige schutting in strijd met de tussen partijen gemaakte afspraken niet is teruggeplaatst op de plek van de oude schutting.
4.4.
Op de gevelmuur van de woningen is door de landmeter het Kadaster een gele markering aangebracht. Deze markering bevindt zich op het punt waar de eerste paal van de nieuwe schutting is geplaatst. Op basis daarvan is de wijkrechter van oordeel dat deze paal op de erfgrens is geplaatst. Bovendien zat er in de gevelmuur een gat met een plug van de oude schuttingpaal. Die bevond zich achter de nieuwe schuttingpaal.
4.5.
[verzoeker02] heeft er nog op gewezen dat het beschot op de gevel van de woningen aantoont dat de nieuwe schutting ten opzichte van de oude schutting is verschoven. Het beschot van de woning van [verzoeker01] is vervangen door nieuw beschot. Dat beschot loopt niet geheel door tot de door het Kaderster gemarkeerde erfgrens, maar stopt ongeveer 12 cm voor de erfgrens. Volgens [verzoeker02] blijkt daaruit dat de nieuwe schutting is verplaatst ten opzichte van de oude schutting. Het beschot van de woningen is niet relevant voor de beantwoording van de vraag waar de erfgrens loopt. Doorslaggevend is de grensreconstructie door het Kadaster.
4.6.
[verzoeker02] heeft ook nog aangevoerd dat twee stalen ogen in de gevelmuur van zijn woning (om draden door te spannen om de druiven op te binden) zijn platgeslagen achter de nieuwe schuttingpaal. Volgens [verzoeker02] toont dat aan dat de schutting is verplaatst. Tijdens de zitting heeft [verzoeker01] gezegd dat de nieuwe schuttingpalen breder waren dan de oude schuttingpalen. [verzoeker02] heeft dat tijdens de zitting niet betwist. Dat de nieuwe palen breder zijn, verklaart waarom de ogen in de muur zich nu dichter bij de paal bevinden en er één plug een beetje verbogen is. Er is maar 1 oog verbogen en dat kan – anders dan [verzoeker02] stelt – niet worden gekwalificeerd als “vernieling”. De werking van het oog is – zo heeft de wijkrechter geconstateerd – immers niet aangetast.
4.7.
Aan de wijkrechter is ter zitting gebleken dat de schutting niet volledig recht is, maar alle palen bevinden zich op de erfgrens. Door de breedte van de palen (10 cm) kan het zijn dat een paal iets meer in de tuin van de een of ander staat, maar zolang de palen zich op de erfgrens bevinden en deels op het erf van de een en deels op het erf van de ander, is er geen grond voor verplaatsing. De wijkrechter heeft geconstateerd dat alle palen hieraan voldoen zodat verplaatsing niet aan de orde is. De schutting hoeft dan ook niet (deels) verplaatst te worden.
Voor zover [verzoeker02] nog heeft aangevoerd dat hij er de voorkeur aan had gegeven om de oude schutting te behouden en dat hij ontstemd is over de wijze waarop hij door zijn buurman en de werklui die de schutting hebben geplaatst is behandeld, geldt dat hij ter zitting heeft erkend dat hij heeft ingestemd met vervanging van de oude schutting voor een nieuwe. Dat [verzoeker02] ontstemt is door de gang van zaken rondom het plaatsen van de schutting rechtvaardigt niet de verplaatsing van de schutting zoals [verzoeker02] wenst.
[verzoeker01] hoeft de bomen in zijn achtertuin niet te verwijderen
4.8.
Op grond van artikel 13 van de Bomenverordening Delft 2013 is het niet geoorloofd om binnen een halve meter afstand van de erfgrens een boom te hebben, te rekenen vanaf het midden van de voet van de boom, een en ander voor zover de boom hoger reikt dan de tussen de percelen gelegen schutting, geen toestemming is verleend door de eigenaar van het naburige erf.
4.9.
Partijen zijn het met elkaar eens dat [verzoeker01] in zijn achtertuin een drietal bomen heeft staan binnen een halve meter afstand van de erfgrens en dat deze bomen hoger reiken dan de schutting. Nu door [verzoeker01] niet gesteld is dat door [verzoeker02] toestemming is verleend voor het plaatsen van de bomen, is de plaatsing van de bomen in de achtertuin van [verzoeker01] in beginsel niet toegestaan.
4.10.
De wijkrechter heeft op de zitting geconstateerd dat het een drietal bomen van redelijk geringe omvang betreft, die goed worden onderhouden. De bomen hebben ook geen volle kruinen. Tijdens de zitting heeft de wijkrechter gezien dat de bomen geen noemenswaardig zicht wegnemen van het erf van [verzoeker02] . Gezien de ligging van de percelen nemen de bomen ook geen zonlicht weg van het perceel van [verzoeker02] . Bovendien heeft [verzoeker02] zelf een tuin met veel grote beplanting die schaduw geeft, zodat niet goed valt in te zien waarom [verzoeker02] (uitsluitend) overlast ervaart van de bomen van Rinihera. Door [verzoeker02] is ook in het geheel niet uitgelegd dat en waarom hij overlast ervaart van de betreffende bomen.
4.11.
Op grond van artikel 3:13 lid 1 en 2 BW kan iemand geen recht inroepen voor zover hij die bevoegdheid uitoefent terwijl dat onder de gegeven omstandigheden niet redelijk is. De wijkrechter is van oordeel dat [verzoeker02] geen redelijk en rechtens te respecteren belang heeft bij de verwijdering van de bomen, terwijl [verzoeker01] wel een belang heeft de bomen te laten staan ter beschutting en decoratie van zijn achtertuin. De drie bomen in de achtertuin van [verzoeker01] mogen daarom blijven staan.
De overbouw van het opstal van [verzoeker01] hoeft niet te worden verwijderd
4.12.
[verzoeker01] heeft in de achtertuin een opstal gebouwd. het opstal grenst voor tweeënhalve meter aan de tuin van [verzoeker02] . [verzoeker02] klaagt erover dat de gestorte betonnen fundering van dit opstal deels op zijn erf is gebouwd en verzoekt om wegneming van het uitstekende gedeelte.
4.13.
Op de zitting heeft de wijkrechter een foto gemaakt van de situatie ter plaatse. De foto is gemaakt het gangetje achter de percelen van partijen:
De betonnen fundering heeft een hoogte van ongeveer 20 cm. Bij een erfgrensreconstructie heeft de landmeter met gele markering de erfgrens ingetekend. Voor de duidelijkheid heeft de wijkrechter op de foto deze gele markering feller ingekleurd zodat deze beter zichtbaar is. Het overstekende deel van de fundering bevindt zich ongeveer 3 cm op het erf van [verzoeker02] .
4.14.
De wijkrechter is onder de gegeven omstandigheden van oordeel dat het verzoek van [verzoeker02] op grond van artikel 3:13 BW moet worden afgewezen. Daartoe is het volgende redengevend. Het opstal was al aanwezig toen [verzoeker02] de woning kocht en tot aan het conflict tussen partijen heeft hij nimmer geklaagd over de overbouw. Bovendien betreft het een zeer geringe overbouw, zowel in omvang (3 cm) als in hoogte (slechts 20 cm). Wanneer op de erfgrens een erfafscheiding wordt geplaatst, zal dit geringe deel van het erf van [verzoeker02] worden ingenomen door die erfafscheiding. Bovendien heeft [verzoeker02] zijn tuin op dit moment zo ingericht dat hij op geen enkele wijze hinder ondervindt van de overbouw.
[verzoeker01] moet (het houtwerk van) zijn opstal onderhouden
4.15.
[verzoeker01] heeft erkend dat hij als eigenaar gehouden is om (het houtwerk van) zijn opstal goed te onderhouden. Hij heeft toegezegd dit te zullen doen onder de voorwaarde dat [verzoeker02] daaraan ook medewerking verleend. [verzoeker01] kan dit onderhoud namelijk alleen uitvoeren vanuit de tuin van [verzoeker02] . De wijkrechter zal [verzoeker01] opdragen om het noodzakelijke onderhoud aan de zijde van de opstal dat grenst aan de achtertuin van [verzoeker02] uit te voeren en deze zo nodig te verven, onder de voorwaarde dat [verzoeker02] medewerking verleend aan [verzoeker01] om in verband daarmee toegang te verkrijgen tot de tuin van [verzoeker02] .
Proceskosten
4.16.
Nu beide partijen de zaak gezamenlijk aan de wijkrechter hebben voorgelegd zullen de proceskosten worden gecompenseerd, in die zin dat ieder de eigen kosten draagt.

5.Beslissing

De wijkrechter, rechtsprekend ex artikel 96 Rv:
5.1.
bepaalt dat [verzoeker01] gerechtigd is om een aantal takken van de conifeer die over zijn erf heen hangen weg te snoeien, mits de levensvatbaarheid van de conifeer niet wordt aangetast en niet meer dan strikt noodzakelijk is voor de bouw van de pergola;
5.2.
bepaalt dat [verzoeker01] gehouden is om dat deel van zijn opstal dat grenst aan de achtertuin van [verzoeker02] te onderhouden, onder de voorwaarde dat [verzoeker02] medewerking verleent aan [verzoeker01] om in verband daarmee toegang te verkrijgen tot de tuin van [verzoeker02] ;
5.3.
compenseert de kosten van de procedure in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.4.
wijst al hetgeen verder is verzocht af.
Dit vonnis is gewezen door kantonrechter mr. J.L.M. Luiten en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 12 september 2023.