ECLI:NL:RBDHA:2023:13752

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 september 2023
Publicatiedatum
13 september 2023
Zaaknummer
NL23.24411
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de rechtmatigheid van de maatregel van bewaring van een vreemdeling

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 11 september 2023, in de zaak NL23.24411, beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarin aan eiseres de maatregel van bewaring is opgelegd op grond van artikel 59b van de Vreemdelingenwet 2000. Eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. M.H.K. van Middelkoop, heeft het beroep ingesteld tegen de maatregel die op 22 augustus 2023 is genomen. Tijdens de zitting op 5 september 2023 heeft eiseres haar standpunten toegelicht, waarbij ook de gemachtigde van de staatssecretaris, mr. G.J. Westendorp, aanwezig was.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris de maatregel van bewaring niet onrechtmatig heeft opgelegd. Eiseres betoogde dat de staatssecretaris onzorgvuldig handelde door vragen te stellen over haar terugkeer naar het land van herkomst tijdens het gehoor, maar de rechtbank oordeelt dat deze vragen relevant zijn voor het vaststellen van de bereidheid van eiseres om mee te werken aan haar terugkeer. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris terecht heeft geoordeeld dat de maatregel van bewaring op een andere grondslag, namelijk artikel 59b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw 2000, kon worden gebaseerd.

Eiseres voerde verder aan dat de staatssecretaris met een lichter middel had moeten volstaan, gezien haar medische situatie en persoonlijke omstandigheden. De rechtbank oordeelt echter dat de staatssecretaris voldoende heeft gemotiveerd dat eiseres in detentie medische zorg kan ontvangen en dat de omstandigheden van eiseres niet afdoen aan het risico op onttrekking aan het toezicht. De rechtbank wijst het verzoek om schadevergoeding af en verklaart het beroep ongegrond, waardoor de maatregel van bewaring in stand blijft.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.24411

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 september 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , v-nummer [nummer] , eiseres

(gemachtigde: mr. M.H.K. van Middelkoop),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

(gemachtigde: mr. G.J. Westendorp).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het bestreden besluit van 22 augustus 2023, waarin de staatssecretaris aan eiseres de maatregel van bewaring op grond van artikel 59b, eerste lid, aanhef en onder a en b, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) heeft opgelegd. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om het toekennen van schadevergoeding.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 5 september 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres (via een beeldverbinding), de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of de staatssecretaris eiseres in bewaring mocht stellen. Zij doet dat onder meer aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
3. Het beroep is ongegrond. De maatregel van bewaring is niet onrechtmatig. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Mocht de staatssecretaris eiseres tijdens het gehoor vragen stellen over de terugkeer naar haar land van herkomst?
4. Eiseres betoogt dat de staatssecretaris onzorgvuldig en ongepast heeft gehandeld door haar tijdens het gehoor voorafgaand aan de inbewaringstelling vragen te stellen over de (vrijwillige) terugkeer naar haar land van herkomst en de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM), omdat zij tijdens het gehoor asiel heeft aangevraagd en in bewaring is gesteld op grond van artikel 59b van de Vw 2000. Eiseres is hierdoor tijdens het gehoor verward en van streek geraakt.
4.1.
Dit betoog slaagt niet. De staatssecretaris stelt zich terecht op het standpunt dat het stellen van vragen over de vrijwillige terugkeer en de IOM geen blijk geeft van enige onzorgvuldigheid. De staatssecretaris heeft er op de zitting op gewezen dat zulke vragen vreemdelingen in staat stellen hun zienswijze over de voorgenomen maatregel van bewaring naar voren te brengen en bijzondere omstandigheden te benoemen die zouden kunnen leiden tot de toepassing van een lichter middel dan de inbewaringstelling. Daarnaast zou het ontbreken van bereidwilligheid om mee te werken aan een eventuele terugkeer naar het land van herkomst een indicatie kunnen zijn voor het risico op onttrekking aan het toezicht. De rechtbank ziet geen reden om aan deze toelichting van de staatssecretaris te twijfelen en eiseres heeft deze toelichting ook niet betwist. Daarnaast is het de rechtbank, anders dan eiseres stelt, uit het proces-verbaal van het gehoor niet gebleken dat eiseres door de vragen over een terugkeer naar haar land van herkomst en de IOM verward en van streek is geraakt.
Mocht de staatssecretaris de maatregel van bewaring baseren op artikel 59b, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw 2000?
5. Eiseres heeft verder betoogd dat de staatssecretaris de maatregel van bewaring niet mocht baseren op artikel 59b, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw 2000, omdat de identiteit en nationaliteit van eiseres in het besluit van 10 februari 2023 op een eerdere asielaanvraag van haar geloofwaardig zijn geacht. De staatssecretaris heeft op de zitting erkend dat deze grondslag onjuist is. In zoverre slaagt het betoog van eiseres. Dit leidt echter niet tot onrechtmatigheid van de maatregel van bewaring. De staatssecretaris heeft er op de zitting terecht op gewezen dat hij de maatregel van bewaring wel mocht baseren op artikel 59b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw 2000.
Had de staatssecretaris met een lichter middel moeten volstaan?
6. Eiseres betoogt dat de staatssecretaris met een lichter middel dan de maatregel van bewaring had moeten volstaan. Eiseres gebruikt medicatie, maar de staatssecretaris heeft in de maatregel niet apart aandacht aan deze medicatie besteed. Verder is de bewaring voor eiseres onevenredig bezwarend, omdat zij in Zweden een miskraam heeft gehad en eiseres en haar man uit elkaar zijn gehaald. Inmiddels verblijft de man van eiseres in het aanmeldcentrum in Ter Apel en verblijft eiseres in het detentiecentrum in Zeist.
6.1.
Dit betoog slaagt niet. De staatssecretaris heeft in de maatregel gemotiveerd dat eiseres medische problemen heeft, maar dat deze problemen haar niet detentieongeschikt maken, omdat er in de detentiecentra medische zorg aanwezig is die van gelijke kwaliteit is als de medische zorg in de vrije maatschappij. Waarom de staatssecretaris in die motivering apart aandacht moet besteden aan de medicatie die eiseres tijdens het gehoor heeft benoemd, valt niet in te zien. De staatssecretaris heeft in dat verband ook terecht gesteld dat, gelet op de gelijkwaardigheid van de zorg in de detentiecentra, aangenomen mag worden dat eiseres ook in het detentiecentrum toegang heeft tot de door haar benodigde medicatie. Daarnaast volgt uit de (onbetwiste) gronden van de maatregel van bewaring dat er een risico is dat eiseres zich aan het toezicht op vreemdelingen zal onttrekken en dat zij de voorbereiding van het vertrek of de uitzettingsprocedure ontwijkt of belemmert. Het feit dat eiseres in Zweden een miskraam heeft gehad en dat de Zweedse autoriteiten haar en haar man van elkaar hebben gescheiden, doet – hoe ingrijpend die gebeurtenissen ook zijn – niet aan dat onttrekkingsrisico af. Dat haar man inmiddels volgens eiseres (weer) in Nederland verblijft, maakt dit niet anders. Afgezien nog van het feit dat deze stelling niet is onderbouwd, doet ook de aanwezigheid van de man van eiseres in Nederland niet af aan het onttrekkingsrisico dat uit de gronden van de maatregel van bewaring volgt.
Leidt ambtshalve toetsing tot een ander oordeel?
7. Los van de door eiseres aangevoerde gronden, ziet de rechtbank in de door de staatssecretaris en eiseres verstrekte gegevens geen grond om te komen tot het oordeel dat aan de rechtmatigheidsvoorwaarden voor deze maatregel niet is voldaan. [1]

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt en de maatregel van bewaring in stand blijft. De rechtbank wijst het verzoek om schadevergoeding daarom ook af. De staatssecretaris hoeft de proceskosten van eiseres niet te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.M. Verhoeven, rechter, in aanwezigheid van mr. S.J.B. ter Beke, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen één week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Voetnoten

1.Vergelijk HvJEU 8 november 2022, ECLI:EU:C:2022:858.