In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 11 september 2023, in de zaak NL23.24411, beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarin aan eiseres de maatregel van bewaring is opgelegd op grond van artikel 59b van de Vreemdelingenwet 2000. Eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. M.H.K. van Middelkoop, heeft het beroep ingesteld tegen de maatregel die op 22 augustus 2023 is genomen. Tijdens de zitting op 5 september 2023 heeft eiseres haar standpunten toegelicht, waarbij ook de gemachtigde van de staatssecretaris, mr. G.J. Westendorp, aanwezig was.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris de maatregel van bewaring niet onrechtmatig heeft opgelegd. Eiseres betoogde dat de staatssecretaris onzorgvuldig handelde door vragen te stellen over haar terugkeer naar het land van herkomst tijdens het gehoor, maar de rechtbank oordeelt dat deze vragen relevant zijn voor het vaststellen van de bereidheid van eiseres om mee te werken aan haar terugkeer. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris terecht heeft geoordeeld dat de maatregel van bewaring op een andere grondslag, namelijk artikel 59b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw 2000, kon worden gebaseerd.
Eiseres voerde verder aan dat de staatssecretaris met een lichter middel had moeten volstaan, gezien haar medische situatie en persoonlijke omstandigheden. De rechtbank oordeelt echter dat de staatssecretaris voldoende heeft gemotiveerd dat eiseres in detentie medische zorg kan ontvangen en dat de omstandigheden van eiseres niet afdoen aan het risico op onttrekking aan het toezicht. De rechtbank wijst het verzoek om schadevergoeding af en verklaart het beroep ongegrond, waardoor de maatregel van bewaring in stand blijft.