ECLI:NL:RBDHA:2023:13808

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 september 2023
Publicatiedatum
14 september 2023
Zaaknummer
NL23.10494
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf

In deze zaak heeft eiseres, geboren op een onbekende datum en van Syrische nationaliteit, op 12 september 2022 een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) als gezinslid van haar referent. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, als verweerder, heeft niet tijdig op deze aanvraag beslist. Eiseres heeft verweerder op 14 maart 2023 in gebreke gesteld en op 6 april 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank heeft vastgesteld dat de termijn voor het nemen van een besluit is verstreken en dat eiseres rechtsgeldig in gebreke heeft gesteld. Het beroep is gegrond verklaard, en de rechtbank heeft verweerder opgedragen om binnen vier weken na de uitspraak alsnog een beslissing op de aanvraag bekend te maken. Tevens is er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. De rechtbank heeft de verbeurde dwangsom vastgesteld op € 1.442,- en verweerder is veroordeeld in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 418,50.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.10494

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiseres

geboren op [geboortedatum]
mede namens haar minderjarige kinderen:
[minderjarige],
geboren op [geboortedatum]
[minderjarige],
geboren op [geboortedatum]
allen van Syrische nationaliteit,
v-nummers: [nummers]
(gemachtigde: mr. S. Cetinkaya-Ahmad),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Eiseres heeft op 12 september 2022 een aanvraag ingediend om een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor verblijf als familie- of gezinslid bij [naam] (referent) in het kader van nareis.
Bij brief van 14 maart 2023 heeft eiseres verweerder in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op haar aanvraag. Eiseres heeft vervolgens op 6 april 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
2. In artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb is bepaald dat, voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep, het niet tijdig nemen van een besluit met een besluit wordt gelijkgesteld.
3. In artikel 6:12, tweede lid, van de Awb, voor zover hier van belang, is bepaald dat een beroepschrift gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen.
4. Verweerder moet uiterlijk binnen 90 dagen na ontvangst van de aanvraag beslissen (artikel 2u, eerste lid, Vw). Verweerder heeft deze termijn met drie maanden verlengd. De rechtbank stelt vast dat deze termijn is verstreken, dat eiseres verweerder rechtsgeldig in gebreke heeft gesteld en dat sindsdien meer dan twee weken zijn verstreken.
5. Het beroep is daarom kennelijk gegrond.
6. De meervoudige kamer van deze rechtbank, zittingsplaats Arnhem, heeft bij uitspraak van 17 maart 2023 (ECLI:NL:RBDHA:2023:3590) geoordeeld dat bij de overschrijding van de beslistermijn bij aanvragen om gezinshereniging bij een houder van een asielvergunning sprake is van een bijzonder geval als bedoeld in artikel 8:55d Awb en tevens overwegingen gewijd aan het bepalen van een nadere termijn voor het alsnog beslissen op dergelijke aanvragen De rechtbank sluit zich aan bij dit oordeel, neemt de overwegingen uit voornoemde uitspraak over en ziet geen aanleiding om daar in deze zaak anders over te oordelen.
7. De rechtbank stelt vast dat het dossier compleet is en dat nader onderzoek in de vorm van een identificerend gehoor of een DNA-onderzoek heeft plaatsgevonden of niet hoeft plaats te vinden. Verweerder kan derhalve een besluit nemen. De rechtbank bepaalt daarom dat verweerder binnen vier weken na de dag van verzending van deze uitspraak een beslissing op de aanvraag bekend moet maken.
8. Met toepassing van artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb bepaalt de rechtbank dat verweerder een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn wordt overschreden door verweerder. Daarbij geldt wel een maximum van € 7.500,-.
9. Op verzoek stelt de rechtbank de hoogte vast van de bestuurlijke dwangsom die verweerder op grond van afdeling 4.1.3 van de Awb verschuldigd is. Eiseres heeft verzocht deze dwangsom vast te stellen. Omdat meer dan 42 dagen zijn verstreken na de dag als bedoeld in artikel 4:17 van de Awb, stelt de rechtbank de verbeurde dwangsom vast op
€ 1.442,-.
10. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 418,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 0,5).
11. Omdat eiseres is vrijgesteld van de verplichting om griffierecht te betalen, hoeft verweerder dit niet te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
  • draagt verweerder op binnen vier weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit op de aanvraag bekend te maken;
  • bepaalt dat verweerder aan eiseres een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 7.500,-;
  • stelt de hoogte van de door verweerder aan eiseres verschuldigde dwangsom als bedoeld in artikel 4:17 van de Awb vast op € 1.442,-;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 418,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.Y.B. Jansen, rechter, in aanwezigheid van A.J. Kinds, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.