1.2In het bestreden besluit bepaalt verweerder dat eiser geen gelijk krijgt en dat de inhouding van de bijdrage op zijn AOW-pensioen door de Sociale verzekeringsbank (Svb) doorgaat. Verweerder stelt zich daarbij op het standpunt dat eisers verdragsrecht niet meer aan de orde kan komen. Eiser heeft namelijk niet op tijd bezwaar gemaakt tegen het besluit van 17 februari 2022, zodat dit besluit in rechte vaststaat.
2. Eiser voert aan dat hij een ziektekostenverzekering heeft in Frankrijk, omdat hij daar woont. Verder ontvangt hij een pensioen uit Zweden en betaalt hij premie voor een verplichte ziektekostenverzekering in Zweden. Hij is het er niet mee eens dat de Svb ook een bedrag op zijn AOW-pensioen inhoudt en verzoekt om beëindiging daarvan. Op de zitting heeft eiser een beroep gedaan op de verschoonbaarheid van de termijnoverschrijding. Eiser heeft namelijk in 2022 het ziekenhuis gelegen wegens een operatie aan zijn rug en heeft vervolgens zes maanden gerevalideerd. Zijn vrouw en haar moeder hebben zijn post bijgehouden, maar zij begrepen de brieven van verweerder en de Svb niet omdat zij de Nederlandse taal niet spreken. Ze dachten dat die brieven niet belangrijk waren en hebben er daarom niets mee gedaan, aldus eiser.
3. Artikel 6:7 Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt dat de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift zes weken bedraagt. Op grond van artikel 6:8, eerste lid, Awb vangt de termijn aan met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze bekend is gemaakt.
Artikel 6:9, eerste lid, Awb bepaalt dat een bezwaarschrift tijdig is ingediend, indien het voor het einde van de termijn is ontvangen. Als iemand een bezwaarschrift te laat indient, kan het bestuursorgaan het bezwaar niet-ontvankelijk verklaren. Op grond van artikel 6:11 Awb blijft niet-ontvankelijkverklaring ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaarschrift achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
Beoordeling door de rechtbank
4. De termijn voor het indienen van het bezwaarschrift eindigde op 31 maart 2022. Eisers bezwaarschrift is gedateerd op 25 april 2022 en is volgens een stempel op 28 april 2022 ontvangen door verweerder. Dat is na afloop van de bezwaartermijn. Het bezwaarschrift is dus niet tijdig ingediend.
5. Er is geen sprake van een verschoonbare termijnoverschrijding. Ter zitting heeft eiser verklaard dat hij vanaf 1 april 2022 in het ziekenhuis lag en dat hij op 10 april 2022 is geopereerd. Eiser lag dus pas na afloop van de bezwaartermijn in het ziekenhuis en moet in staat worden geoordeeld om binnen de bezwaartermijn te reageren. Verweerder heeft daarom terecht bepaald dat eisers verdragsrecht vaststaat. Ten overvloede merkt de rechtbank op dat eiser (nogmaals) contact kan opnemen met de CPAM als hij meent dat de CPAM zijn situatie niet juist heeft beoordeeld. De CPAM kan eiser dan uitschrijven bij verweerder.