ECLI:NL:RBDHA:2023:13837

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 september 2023
Publicatiedatum
15 september 2023
Zaaknummer
NL23.24624
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de maatregel van bewaring van een Marokkaanse vreemdeling met verzoek om schadevergoeding

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 september 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verlengingsbesluit van de maatregel van bewaring van een Marokkaanse vreemdeling, eiser. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder, had op 22 februari 2023 de maatregel van bewaring opgelegd, welke op 17 augustus 2023 met maximaal twaalf maanden werd verlengd. Eiser heeft tegen dit verlengingsbesluit beroep ingesteld en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting niet nodig was en heeft het onderzoek op 4 september 2023 gesloten.

De rechtbank overweegt dat de verlenging van de bewaring gerechtvaardigd is, omdat eiser niet meewerkt aan zijn uitzetting. Eiser heeft weliswaar een vrijwilligersbrief geschreven aan de Marokkaanse autoriteiten, maar dit wordt niet gezien als voldoende actieve medewerking. De rechtbank stelt vast dat er zicht op uitzetting bestaat, ondanks de tijd die verstreken is sinds de aanvraag voor een laissez-passer (LP). Eiser heeft niet aangetoond dat de omstandigheden in zijn geval anders zijn dan in andere vergelijkbare zaken.

De rechtbank concludeert dat verweerder voldoende gemotiveerd heeft dat aan alle wettelijke vereisten voor de verlenging van de maatregel van bewaring is voldaan. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding wordt afgewezen. De rechtbank oordeelt dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.24624

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser,

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. R.M. Seth Paul),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,

(gemachtigde: mr. M. Lorier).

Procesverloop

Verweerder heeft op 22 februari 2023 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw [1] opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Bij besluit van 17 augustus 2023 heeft verweerder de maatregel van bewaring met ten hoogste twaalf maanden verlengd.
Eiser heeft tegen het verlengingsbesluit beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft op 1 september 2023 een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft. [2] De rechtbank heeft het onderzoek op 4 september 2023 gesloten.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] 2002 en de Marokkaanse nationaliteit te hebben.
Toetsingskader
2. Op grond van artikel 59, zesde lid, van de Vw kan de bewaring ten hoogste met nog eens twaalf maanden worden verlengd, indien de uitzetting, alle redelijke inspanningen ten spijt, wellicht meer tijd zal vergen, op grond dat de vreemdeling niet meewerkt aan zijn uitzetting of de daartoe benodigde documentatie uit derde landen nog ontbreekt.
3. Verweerder moet in het verlengingsbesluit volgens het beleid van paragraaf A5/6.8 van de Vc [3] nagaan of er voldaan is aan de voorwaarden voor verlenging, of er nog voldoende gronden voor de bewaring zijn, of de bewaring voor de vreemdeling onredelijk bezwarend is en of er zicht op uitzetting bestaat. Als dit voldoende gemotiveerd is, wordt hiermee voldaan aan alle uit de Terugkeerrichtlijn [4] en het arrest Mahdi [5] voortvloeiende vereisten voor het nemen van een verlengingsbesluit. Er hoeft geen aparte verzwaarde belangenafweging plaats te vinden bij het bepalen of de maatregel van bewaring verlengd mag worden. [6]
Voorwaarden voor verlenging
4. Aan de verlenging van de bewaring is ten grondslag gelegd dat, ondanks de redelijke inspanningen van verweerder, een geldig document voor grensoverschrijding ontbreekt en dat eiser niet meewerkt aan zijn uitzetting.
5. Eiser voert daartegen in beroep aan dat hij wel meewerkt aan zijn uitzetting. Hij heeft vooral in de laatste vertrekgesprekken laten blijken van een wens om terug te keren naar Marokko. Nog belangrijker is volgens eiser dat hij een vrijwilligersbrief heeft geschreven aan de Marokkaanse autoriteiten. Eiser erkent dat de brief niet het gewenste resultaat heeft opgeleverd, omdat hij nog niet is uitgenodigd voor een presentatie, maar hij meent dat dit wel als positieve actie beschouwd dient te worden.
6. De rechtbank is van oordeel dat verweerder terecht aan het verlengingsbesluit ten grondslag heeft gelegd dat eiser niet meewerkt aan zijn uitzetting. Niet kan worden gespreken van een volledige en actieve medewerking van eiser. Zo heeft eiser zich na een gesprek op 24 augustus niet ingeschreven bij het IOM. [7] Het enkele feit dat eiser pas recentelijk een vrijwilligersbrief heeft geschreven is onvoldoende om te stellen dat hij volledig en actief meewerkt.
Bewaringsgronden
7. De rechtbank stelt vast dat eiser niet heeft betwist dat de gronden die aan
het verlengingsbesluit ten grondslag liggen feitelijk juist zijn en voldoende zijn toegelicht,
en evenmin dat deze gronden de conclusie rechtvaardigen dat een risico bestaat dat eiser
zich aan het toezicht zal onttrekken en/of dat eiser de voorbereiding van het vertrek of de
uitzettingsprocedure ontwijkt of belemmert.
Zicht op uitzetting
8. Eiser stelt zich op het standpunt dat er in zijn geval zeer gering zicht op uitzetting is. Hij wijst erop dat de LP [8] -aanvraag is verzonden op 2 maart 2023 en het dus al zes maanden duurt zonder dat een LP is afgegeven. Ook is eiser niet uitgenodigd voor een presentatie of lijkt er anderszins schot in de zaak te zitten. Eiser wijst erop dat zijn nationaliteit nog niet is vastgesteld, ondanks dat het dacty-onderzoek al zes maanden gaande is. Eiser meent daarom dat in zijn specifieke geval de kans dat de Marokkaanse autoriteiten binnen een redelijke termijn zullen overgaan tot de afgifte van een LP uiterst miniem is. Eiser verzoekt de rechtbank verweerder op te dragen nadere gegevens te overleggen. Eiser verzoekt daarbij om informatie over de afgifte van LP’s door de Marokkaanse autoriteiten in zaken waar geen presentatie heeft plaatsgevonden en over de inhoud van de gesprekken tussen verweerder en de Marokkaanse autoriteiten op 5 en 12 juli 2023.
9. Verweerder heeft voldoende gemotiveerd uiteengezet dat sprake is van zicht op uitzetting. Niet is gebleken van aanwijzingen dat dit voor eiser anders is. De sinds het indienen van de LP-aanvraag verstreken tijd leidt niet op voorhand tot twijfel over de vraag of de Marokkaanse autoriteiten voor eiser binnen afzienbare termijn een presentatie zullen plannen of een LP zullen afgeven. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om verweerder op te dragen de door eiser verzochte informatie te overleggen. Zoals eerder overwogen houdt eiser zich nog onvoldoende aan zijn vertrekplicht. Nu eiser niet volledig en actief meewerkt aan zijn uitzetting, kan niet gesteld worden dat geen zicht op uitzetting bestaat. [9]
Belangenafweging
10. Eiser meent dat zijn zaak afwijkt van de ‘weigerachtige’ zaken van andere Marokkaanse vreemdelingen. Hij stelt dan ook dat het belang van verweerder om de bewaring te laten voortduren niet langer gerechtvaardigd te achten is, indien verweerder niet de nadere informatie overlegt waar hij om verzoekt. Eiser stelt dat de bewaring hem onevenredig zwaar valt, waardoor hij inmiddels hulp van een psycholoog nodig heeft. Tot slot meent eiser dat verweerder slechts negatieve omstandigheden heeft betrokken en niet de recente positieve omstandigheden. Eiser is daarom van mening dat sprake is van een motiveringsgebrek.
11. De rechtbank oordeelt dat, gelet op de aan het verlengingsbesluit ten grondslag gelegde feiten en omstandigheden, verweerder terecht niet heeft volstaan met het opleggen van een lichter middel. Eiser heeft tijdens het gesprek op 25 augustus 2023 of in de zienswijze geen concrete punten aangevoerd die moeten leiden tot de conclusie dat een lichter middel succesvol toegepast kan worden. Voor zijn gestelde psychische klachten kan eiser een beroep doen op de medische dienst van het detentiecentrum. Van belang is dat eiser dan wel heeft verklaard te willen terugkeren, maar heeft nagelaten om verdere acties te ondernemen om zijn vertrek mogelijk te maken. Zoals eerder overwogen is de vrijwilligersbrief onvoldoende en heeft eiser zich niet ingeschreven bij het IOM. Verweerder stelt dan ook terecht dat voldoende is gemotiveerd waarom, alle belangen afwegende, een verlenging van de maatregel noodzakelijk wordt geacht. Zoals eerder overwogen is een aparte verzwaarde belangenafweging niet vereist.
Ambtshalve toets [10]
12. Tot slot leidt ambtshalve toetsing niet tot het oordeel dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek op enig moment onrechtmatig was.
Conclusie
13. Verweerder heeft in het verlengingsbesluit genoegzaam gemotiveerd dat aan alle uit de Vreemdelingenwet, de Terugkeerrichtlijn en het arrest Mahdi voortvloeiende vereisten voor het nemen van een verlengingsbesluit wordt voldaan.
14. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
15. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, rechter, in aanwezigheid van mr.J. de Winter, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Op grond van artikel 94, zevende lid, van de Vw.
3.Vreemdelingencirculaire 2000.
4.Richtlijn 2008/115/EG.
5.Arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 5 juni 2014, ECLI:EU:C:2014:1320.
6.Uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 24 december 2019, ECLI:NL:RVS:2019:4460.
7.Internationale Organisatie voor Migratie.
8.Laissez-passer.
9.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 20 september 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2707.
10.Arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 8 november 2022, ECLI:EU:C:2022:858 en - in aansluiting hierop - ook de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 26 juli 2023, ECLI:NL:RVS:2023:2829.