ECLI:NL:RBDHA:2023:1384
Rechtbank Den Haag
- Bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid beroep inzake verblijfsvergunning asiel door ontbreken procesbelang
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 9 februari 2023 uitspraak gedaan in een beroep van een eiseres van Afghaanse nationaliteit tegen een besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiseres had een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel ingediend, welke aanvankelijk was ingewilligd met een geldigheid tot 3 juni 2022. Na een eerdere afwijzing van haar aanvraag in 2020, had de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in juli 2022 het hoger beroep van eiseres gegrond verklaard en het eerdere besluit vernietigd. Vervolgens heeft de Staatssecretaris op 8 september 2022 een nieuw besluit genomen, waarbij de verblijfsvergunning werd verleend, maar eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op de zitting van 8 december 2022 behandeld, maar eiseres en haar gemachtigde zijn niet verschenen. De rechtbank heeft vervolgens overwogen dat eiseres geen procesbelang meer had bij haar beroep, aangezien de verlenging van de verblijfsvergunning aansluitend was aan de eerder verleende vergunning. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen onderbreking in het verblijfsrecht van eiseres was ontstaan en dat zij had gekregen wat zij wilde. Daarom heeft de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaard.
De rechtbank heeft ook overwogen dat het verzoek van eiseres om vergoeding van proceskosten niet kon worden toegewezen, omdat er geen bijzondere omstandigheden waren die een vergoeding rechtvaardigden. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen aanleiding was om de Staatssecretaris te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten, en heeft de uitspraak gedaan dat het beroep niet-ontvankelijk is.