ECLI:NL:RBDHA:2023:13984
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake uitzetting Unieburger naar Polen
In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 29 augustus 2023, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening van de verzoeker, een Unieburger, afgewezen. De verzoeker was op 17 augustus 2023 in vreemdelingenbewaring gesteld en werd op 30 augustus 2023 uitgezet naar Polen. De verzoeker had op 28 augustus 2023 beroep ingesteld tegen de kennisgeving van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarin hem werd meegedeeld dat hij zou worden uitgezet. De rechtbank heeft het beroepschrift doorgestuurd als bezwaarschrift tegen de feitelijke uitzetting.
De voorzieningenrechter beoordeelt of het bezwaar van de verzoeker een redelijke kans van slagen heeft. De staatssecretaris had vastgesteld dat de verzoeker geen rechtmatig verblijf had op grond van het Unierecht. De verzoeker voerde aan dat hij recht had op verblijf in Nederland omdat hij op zoek was naar werk. Echter, de voorzieningenrechter concludeert dat de verzoeker zijn verblijf in Nederland niet daadwerkelijk heeft beëindigd, aangezien hij na zijn uitzetting naar Polen direct naar Nederland is teruggekeerd. Dit betekent dat hij geen rechtmatig verblijf kan claimen.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af, omdat het bezwaar geen redelijke kans van slagen heeft. De staatssecretaris mag de verzoeker uitzetten naar Polen. Er is geen aanleiding voor vergoeding van griffierecht of proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.