ECLI:NL:RBDHA:2023:14044

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 juni 2023
Publicatiedatum
19 september 2023
Zaaknummer
NL23.17026
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de maatregel van bewaring van een minderjarige in het bestuursrecht

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 27 juni 2023, wordt het beroep van eiser tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid beoordeeld. Eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. M.O. Wattilete, had beroep aangetekend tegen de maatregel van bewaring die op 10 juni 2023 was opgelegd op grond van artikel 59b van de Vreemdelingenwet 2000. De rechtbank heeft op 20 juni 2023 de zaak behandeld, waarbij zowel eiser als de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig waren.

De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris de maatregel van bewaring terecht heeft opgelegd. Eiser had aangevoerd dat hij zijn procedure in een asielzoekerscentrum had moeten kunnen afwachten, vooral omdat hij minderjarig zou zijn. Echter, de rechtbank oordeelt dat eiser in een eerder gehoor had verklaard dat hij 19 jaar oud was, en dat pas later, tijdens een vertrekgesprek, de claim van minderjarigheid naar voren kwam. De rechtbank heeft vastgesteld dat de ambtenaren die eiser hebben geschouwd, onafhankelijk van elkaar tot de conclusie zijn gekomen dat hij evident meerderjarig is.

De rechtbank heeft ook ambtshalve de rechtmatigheidsvoorwaarden voor de maatregel van bewaring getoetst en geen gronden gevonden om te twijfelen aan de rechtmatigheid van de maatregel. Daarom verklaart de rechtbank het beroep ongegrond en wijst het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak is gedaan door mr. G.A. van der Straaten, in aanwezigheid van griffier mr. S. Rashid, en is openbaar gemaakt. Tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.17026

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 juni 2023 in de zaak tussen

[eiser] , v-nummer: [nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. M.O. Wattilete),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

(gemachtigde: mr. S. Bozkurt).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het bestreden besluit van 10 juni 2023, waarin de staatssecretaris aan eiser een maatregel van bewaring op grond van artikel 59b, eerste lid, aanhef en onder a en b, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) heeft opgelegd. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 20 juni 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en zijn gemachtigde en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of de staatssecretaris eiser in bewaring mocht stellen. Zij doet dat onder meer aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de zogenoemde beroepsgronden.
3. Het beroep is ongegrond. De staatssecretaris heeft de maatregel van bewaring terecht opgelegd. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Had de staatssecretaris de maatregel van bewaring mogen opleggen?
4. Eiser voert aan dat de maatregel van bewaring niet opgelegd mocht worden. Eiser betoogt dat hij zijn procedure in een AZC had moeten kunnen afwachten, zeker omdat hij minderjarig is en dat de staatssecretaris dat had moeten weten. De staatssecretaris had daarom een andere belangenafweging moeten maken.
4.1.
Deze beroepsgrond slaagt niet. Uit het gehoor voorafgaand aan de inbewaringstelling van 10 juni 2023 volgt dat eiser heeft verklaard dat hij geboren is in 2004 en 19 jaar oud is. Er was toen geen aanleiding om daar niet van uit te gaan. Pas enkele dagen later, in het vertrekgesprek van 13 juni 2023, heeft eiser verklaard dat hij minderjarig is. Naar aanleiding van deze verklaring is toen een proces-verbaal van leeftijdsschouw opgemaakt. Uit dat proces-verbaal van 13 juni 2023 volgt dat de twee ambtenaren die eiser hebben geschouwd, onafhankelijk van elkaar tot de conclusie zijn gekomen dat eiser evident meerderjarig is. Gelet op het voorgaande stelt de staatssecretaris terecht dat eiser nog altijd niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij minderjarig is.
Ambtshalve toets
5. Los van de door eiser aangevoerde gronden, ziet de rechtbank in de door de staatssecretaris en eiser verstrekte gegevens geen grond om te komen tot het oordeel dat aan de rechtmatigheidsvoorwaarden voor deze maatregel niet is voldaan. [1]

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond. De maatregel van bewaring blijft in stand. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.A. van der Straaten, rechter, in aanwezigheid van
mr. S. Rashid, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Vergelijk HvJEU 8 november 2022, ECLI:EU:C:2022:858.