In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 27 juni 2023, wordt het beroep van eiser tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid beoordeeld. Eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. M.O. Wattilete, had beroep aangetekend tegen de maatregel van bewaring die op 10 juni 2023 was opgelegd op grond van artikel 59b van de Vreemdelingenwet 2000. De rechtbank heeft op 20 juni 2023 de zaak behandeld, waarbij zowel eiser als de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig waren.
De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris de maatregel van bewaring terecht heeft opgelegd. Eiser had aangevoerd dat hij zijn procedure in een asielzoekerscentrum had moeten kunnen afwachten, vooral omdat hij minderjarig zou zijn. Echter, de rechtbank oordeelt dat eiser in een eerder gehoor had verklaard dat hij 19 jaar oud was, en dat pas later, tijdens een vertrekgesprek, de claim van minderjarigheid naar voren kwam. De rechtbank heeft vastgesteld dat de ambtenaren die eiser hebben geschouwd, onafhankelijk van elkaar tot de conclusie zijn gekomen dat hij evident meerderjarig is.
De rechtbank heeft ook ambtshalve de rechtmatigheidsvoorwaarden voor de maatregel van bewaring getoetst en geen gronden gevonden om te twijfelen aan de rechtmatigheid van de maatregel. Daarom verklaart de rechtbank het beroep ongegrond en wijst het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak is gedaan door mr. G.A. van der Straaten, in aanwezigheid van griffier mr. S. Rashid, en is openbaar gemaakt. Tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.