ECLI:NL:RBDHA:2023:14160

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 juni 2023
Publicatiedatum
20 september 2023
Zaaknummer
NL22.3857
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing opvolgende asielaanvraag en geloofwaardigheid van nationaliteitseisen

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 juni 2023 uitspraak gedaan in een procedure over de opvolgende asielaanvraag van eiseres, die de Syrische nationaliteit heeft. Eiseres heeft eerder een asielaanvraag ingediend die op 27 oktober 2016 is afgewezen, omdat verweerder van mening was dat zij ook de Armeense nationaliteit bezat. In de opvolgende aanvraag heeft eiseres documenten overgelegd ter onderbouwing van haar standpunt dat zij geen Armeense nationaliteit heeft. De rechtbank heeft de zaak behandeld op verschillende zittingen, waarbij eiseres werd bijgestaan door haar gemachtigde en tolken aanwezig waren.

De rechtbank heeft overwogen dat verweerder niet ten onrechte heeft geconcludeerd dat eiseres niet geloofwaardig is in haar bewering dat zij geen Armeense nationaliteit heeft. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres bekend is onder een Armeense naam en dat de Armeense autoriteiten haar staatsburgerschap hebben bevestigd. Eiseres heeft geen gronden aangevoerd die erop wijzen dat Armenië voor haar geen veilig land van herkomst is. De rechtbank heeft geoordeeld dat de aanvraag van eiseres terecht als kennelijk ongegrond is afgewezen en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.

De rechtbank heeft de beslissing van verweerder om een inreisverbod op te leggen, bevestigd. Eiseres heeft niet aangetoond dat er redenen zijn om van dit inreisverbod af te wijken. De rechtbank heeft de zaak in het licht van de eerdere procedures en de overgelegde documenten beoordeeld en is tot de conclusie gekomen dat de afwijzing van de asielaanvraag terecht is.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL22.3857
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres V-nummer: [V-nummer] (gemachtigde: mr. D. Aygur),

en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. M. Lorier).

Procesverloop

Bij besluit van 4 maart 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de opvolgende asielaanvraag van eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep, tezamen met de zaak NL22.3858, op 24 mei 2022 op zitting behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Als tolk is verschenen
N. Abdel-Nour. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst om partijen de gelegenheid te geven nader onderzoek te doen. Op 24 november 2022 heeft de rechtbank het beroep opnieuw op een zitting behandeld om de voorgang van het onderzoek te bewerkstellingen. Verschenen zijn eiseres, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M. Talsma.
Op 6 juni 2023 heeft de rechtbank het beroep op zitting behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Als tolk is verschenen S. Mardo. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M. Talsma.

Overwegingen

Inleiding
1. Eiseres heeft Syrische nationaliteit en is geboren op [geboortedatum] 1975. Zij heeft al eerder een asielaanvraag gedaan. Deze aanvraag is op 27 oktober 2016 afgewezen, omdat eiseres volgens verweerder ook de Armeense nationaliteit bezit. Dat is gebleken uit het individueel
ambtsbericht van 2 augustus 2016 dat in het kader van de asielaanvraag is opgesteld. Daaruit volgt dat aan eiseres geen Armeens paspoort is uitgereikt, maar dat aan haar wel per presidentieel decreet de Armeense nationaliteit is toegekend. Eiseres is niet in aanmerking gebracht van een verblijfsvergunning asiel op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Daarbij is verweerder er van uit gegaan dat eiseres naar Armenië kan gaan. Aan eiseres is vertrektermijn verleend van vier weken.
Opvolgende aanvraag
2. Eiseres heeft een opvolgende asielaanvraag ingediend. Daarbij heeft zij een verklaring van de politie van de republiek Armenië, van het paspoort- en visumdirectoraat van 24 september 2020 overgelegd en een apostille van het notariaat van het Jerevan notarieel district, dat valt onder het Ministerie van Justitie van Armenië, van 2 februari 2021 overgelegd. Deze documenten heeft zij overgelegd ter onderbouwing van haar standpunt dat zij niet de Armeense nationaliteit bezit.
3. Het asielrelaas van eiseres bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
- Identiteit, nationaliteit en herkomst;
- Betrokkene heeft niet tevens de Armeense nationaliteit.
Verweerder heeft zich hierover op het standpunt gesteld dat de verklaringen van eiseres over haar identiteit, nationaliteit en herkomst geloofwaardig worden geacht. Verweerder acht niet geloofwaardig dat eiseres niet tevens de Armeense nationaliteit heeft. Daarbij verwijst verweerder naar het individueel ambtsbericht van 2 augustus 2016. Dit ambtsbericht is volgens verweerder op zorgvuldige wijze tot stand gekomen en samen met de stukken die daaraan ten grondslag liggen onderwerp geweest van de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 12 december 20191. De documenten die eiseres in het kader van haar opvolgende aanvraag heeft overgelegd, zijn onderzocht door Bureau Documenten. Bureau Documenten heeft de documenten niet op echtheid kunnen beoordelen omdat er onvoldoende vergelijkingsmateriaal beschikbaar is. Verweerder heeft in de overgelegde documenten geen aanleiding gezien om niet meer van de juistheid van het individuele ambtsbericht uit te gaan. Onder meer vindt verweerder onduidelijk hoe en op basis waarvan de politie tot zijn verklaring heeft kunnen komen dat eiseres niet het Armeens staatsburgerschap heeft. Over de apostille brengt verweerder onder meer naar voren dat hiermee niet is bewezen dat de inhoud van de verklaring van de politie juist is. Verweerder heeft de asielaanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond.
Verzoek van eiseres om overlegging van de documenten en het doen van onderzoek
4. Eiseres heeft verweerder verzocht om de originele door haar overgelegde verklaring van de politie en de apostille aan haar terug te geven zodat deze aan de Armeense autoriteiten of een onderzoeksbureau kan worden voorgelegd ter verkrijging van nadere inlichtingen. Verweerder heeft geen gevolg gegeven aan dit verzoek. Door verweerder ter controle aangeboden documenten blijven na onderzoek gedurende het verdere verloop van de procedure in bewaring bij het Bureau Documenten. Aan het teruggeven van originele documenten zijn regels gesteld. Dit is bij brief van 8 maart 2022 aan eiseres uitgelegd.
Eiseres was het niet eens met de door Bureau Documenten gehanteerde werkwijze. Om uit de impasse te komen is de zaak opnieuw op zitting behandeld en zijn partijen het na de zitting eens geworden over een presentatie van eiseres bij de Armeense ambassade.
5. Op 28 februari 2023 heeft verweerder een brief van de Directie Internationale Aangelegenheden en de Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V) ontvangen. Uit deze brief blijkt dat op 25 januari 2023 een akkoord van de Armeense autoriteiten is ontvangen op het Terug- en Overname verzoek. Uit het onderzoek dat door de Armeense autoriteiten is ingesteld bij de Ra Police Passport and Visa Department is gebleken dat eiseres in Armenië bekend is onder de naam [naam] . De autoriteiten bevestigen dat aan eiseres onder die naam per 23 april 2014 het Armeense staatsburgerschap is verleend en dat haar geen paspoort is verstrekt maar dat het haar nog steeds is toegestaan terug te keren naar Armenië. De nationaliteitsvaststelling heeft schriftelijk plaatsgevonden.
6. Eiseres is het niet eens met de wijze waarop verweerder onderzoek heeft uitgezet. Zij is niet in de gelegenheid gesteld om vragen te stellen aan de Armeense autoriteiten die het onderzoek hebben verricht. Ook is niet duidelijk welke documenten door DT&V zijn overgelegd voor onderzoek en is er geen uitspraak gedaan over de echtheid van de door eiseres overlegde documenten van 24 september 2020 (verklaring van de politie) en
2 februari 2021 (apostille). Eiseres wenst in de gelegenheid te worden gesteld om hiernaar onderzoek te doen en vraagt om aanhouding.
7. De rechtbank dient de vraag te beantwoorden of verweerder niet ten onrechte niet geloofwaardig heeft gevonden dat eiseres naast de Syrische nationaliteit niet ook de Armeense nationaliteit heeft. Deze vraag heeft verweerder eerder in het besluit van 27 oktober 2016 bevestigend beantwoord aan de hand van een individueel ambtsbericht. Het besluit van verweerder van 27 oktober 2016 heeft tot in hoger beroep stand gehouden. Nu ligt een opvolgende aanvraag voor waarin eiseres aan de hand van een verklaring van de politie van het paspoort- en visumdirectoraat en een apostille betwist dat zij de Armeense nationaliteit heeft. Omdat verweerder twijfels heeft over de juistheid van de verklaring van de politie, heeft eiseres uitdrukkelijk verzocht haar in staat te stellen nadere inlichtingen in te winnen over haar nationaliteit, waaronder inlichtingen over de echtheid van de verklaring van de politie. In het kader van een eerlijke procesvoering heeft de rechtbank eiseres die gelegenheid gegeven. Hieraan is uiteindelijk invulling gegeven door de presentatie bij de Armeense autoriteiten zoals vermeld onder punt 1 en 2 van het proces-verbaal van de zitting van 24 november 2022. Ook uit dit onderzoek blijkt dat eiseres die bekend is onder de naam Norma Terkirmenjean, een Armeens staatsburger is op grond waarvan kan worden vastgesteld dat Armenië kan worden aangemerkt als land van herkomst. Dit bevestigt hetgeen uit het individueel ambtsbericht van 2 augustus 2016 blijkt en past in het beeld dat eiseres heeft toegegeven dat de Mukhtar (wijkhoofd) namens haar een aanvraag tot het verkrijgen van de Armeense nationaliteit heeft ingediend.2 Dat eiseres nog steeds de door haar overgelegde documenten wil laten onderzoeken op echtheid, dient in het licht van het vorenstaande geen doel meer. Eiseres heeft met de acceptatie van het Terugkeer- en Overnameverzoek toegang tot Armenië en zij kan zich tot de Armeense autoriteiten wenden voor bescherming.
8. De rechtbank kan eiseres gelet op het vorenstaande ook niet volgen in haar standpunt dat zij in deze procedure in een ongelijke positie is terechtgekomen en dat zij zonder
2 Zie pagina 4 van het verslag gehoor opvolgende aanvraag.
onderzoek naar de overgelegde documenten geen eerlijk proces krijgt. Nog los van het hiervoor overwogene, heeft verweerder met de brief van 22 december 2022 en de toelichting op zitting voldoende inzicht gegeven in de werkwijze die DT&V hanteert bij presentaties en welke stukken hiervoor in zijn algemeenheid worden gebruikt. Mede gelet op de bewijslastverdeling is verdere uitleg hierover in dit geval niet nodig. De verklaring en apostille dienden ter weerlegging van een eerder vastgestelde Armeense nationaliteit.
Daaraan mag verweerder eisen stellen zoals uitleg over de wijze waarop deze verklaring tot stand is gekomen en op basis van welke gegevens. Het aantonen van de echtheid van de verklaring van de politie vormt daarbij geen doel op zichzelf. De mogelijkheid die de rechtbank aan eiseres heeft geboden om onderzoek te doen had tot doel aan te tonen dat zij niet de Armeense nationaliteit heeft. De presentatie heeft nu uitgewezen dat zij deze nationaliteit wel heeft. Er is daarom geen sprake van schending van het beginsel
van equality of arms en er is geen aanleiding om op die grond een onderzoek te laten verrichten of eiseres daartoe in staat te stellen. Het verzoek om aanhouding wordt om die reden afgewezen.
9. Eiseres heeft geen gronden aangevoerd waaruit blijkt dat Armenië voor haar geen veilig land van herkomst is. De omstandigheid dat zij nooit in Armenië heeft gewoond, de taal niet spreekt en geen banden heeft met dit land, betekent niet dat Armenië voor haar niet veilig is en dat van haar redelijkerwijs niet verwacht mag worden naar dit land te gaan om aldaar bescherming te zoeken. Er is geen sprake van een situatie als bedoeld in artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Verweerder heeft dit voldoende in de beoordeling van de asielaanvraag van eiseres meegewogen door te verwijzen naar de eerdere procedure en hetgeen hierover is overwogen en is bevestigd door de rechtelijke instanties.
10. De overige beroepsgronden die verband houden met het al dan niet bezitten van de Armeense nationaliteit behoeven gelet op het vorenstaande geen bespreking meer.
Inreisverbod
12. Omdat eiseres Nederland niet binnen vier weken heeft verlaten, was verweerder op grond van artikel 66a, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw gelezen in samenhang met artikel 6.5a. eerste lid, van het Vreemdelingenbesluit in beginsel gehouden om eiseres
een inreisverbod voor de duur van twee jaar op te leggen.
13. Verweerder ziet onvoldoende reden om van het opleggen van een inreisverbod af te zien. Volgens verweerder is het inreisverbod niet in strijd met artikel 8 van het EVRM. Daarbij merkt verweerder op dat ten aanzien van het gezinsleven niet meer is aangevoerd dan dat er sprake is van een partner van wie op de laatste zitting van 6 juni 2023 – zonder verder onderbouwing – duidelijk is geworden dat het inmiddels gaat om een huwelijkspartner.
14. De rechtbank kan verweerder hierin volgen. Eiseres heeft niet meer inhoud aan haar gronden gegeven dan dat er sprake is van een (huwelijks)partner. Verweerder heeft hierin geen reden hoeven zien om van het opleggen van een inreisverbod af te zien.
Conclusie
15. De aanvraag is terecht afgewezen als kennelijk ongegrond. Het beroep is ongegrond.
16. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Wilpstra-Foppen, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
12 juni 2023

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.