ECLI:NL:RBDHA:2023:14197

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 september 2023
Publicatiedatum
21 september 2023
Zaaknummer
C/09/647743 / FA RK 23-3554
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • G. van Zeben - de Vries
  • I.M. Talstra - Touwen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing over de invulling van de zorg voor een gehandicapte zoon met geschil tussen ouders

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 september 2023 een beschikking gegeven over de zorgregeling voor de minderjarige [minderjarige02], geboren op [geboortedatum02] 2011. De ouders, [naam01] en [naam02], zijn in een geschil verwikkeld over de invulling van de zorg voor hun gehandicapte zoon. [naam01] verzoekt om wijzigingen in de zorgregeling, waaronder de toevoeging van hydrotherapie en logeerbegeleiding, terwijl [naam02] zich verzet tegen deze wijzigingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de ouders gezamenlijk gezag uitoefenen en dat zij in het verleden een ouderschapsplan hebben opgesteld waarin de zorgregeling is vastgelegd. De rechtbank heeft de verzoeken van [naam01] afgewezen, omdat niet is gebleken van specifieke, zwaarwegende omstandigheden die een wijziging van de zorgregeling rechtvaardigen. De rechtbank benadrukt het belang van goede communicatie tussen de ouders en stelt voor om onder begeleiding van een derde tot afspraken te komen. De rechtbank heeft ook de bestaande afspraken over het wisselmoment van de zorgregeling bevestigd en de verzoeken tot wijziging van de zorgregeling afgewezen. De beschikking is gegeven door kinderrechter mr. G. van Zeben - de Vries, bijgestaan door griffier mr. I.M. Talstra - Touwen.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 23-3554
Zaaknummer: C/09/647743
Datum beschikking: 21 september 2023

Verdeling van de zorg- en opvoedingstaken en gezagsgeschil

Beschikking op het op 15 mei 2023 ingekomen verzoek van:

[naam01] ,

de moeder,
hierna: [naam01]
wonende te [woonplaats01] ,
advocaat: mr. A.Y.M. Jansse te Zeist.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[naam02] ,

de moeder,
hierna: [naam02] ,
wonende te [woonplaats02] ,
advocaat: mr. P. van de Kolk te ’s-Gravenhage.

Procedure

De rechtbank heeft kennis genomen van de stukken waaronder:
  • het verzoekschrift;
  • het F9-formulier van 7 juni 2023 met bijlage van de zijde van [naam01] ;
  • het verweerschrift tevens houdende een zelfstandig verzoek;
  • het F9-formulier van 18 augustus 2023 met bijlagen van de zijde van [naam01] .
De minderjarige [minderjarige01] is in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over het verzoek.
Op 22 augustus 2023 is de zaak ter terechtzitting van deze rechtbank behandeld.
Hierbij zijn verschenen:
  • [naam01] met haar advocaat;
  • [naam02] met haar advocaat;
  • [medewerker RvdK01] namens de Raad voor de Kinderbescherming te [plaats01] .

Verzoek en verweer

Het verzoekschrift strekt tot wijziging van na te melden beschikking, in die zin dat [naam01] verzoekt om de zorgregeling op diverse punten te wijzigen en haar toestemming te verlenen, die de toestemming van [naam02] vervangt, om [minderjarige02] aan te melden voor de zwemles (hydrotherapie) en om hem aan te melden voor een logeerhuis, met daarbij de aanvraag voor een indicatie voor het logeerhuis bij de gemeente [plaats02] .
[naam01] doet haar verzoek steunen op de stelling dat de omstandigheden na de beschikking van [beschikkingsdatum01] 2017 zijn gewijzigd.
[naam02] voert verweer, welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken. Daarnaast verzoekt zij zelfstandig te bepalen dat [naam01] zich aan de zorgregeling dient te houden zoals die geldt, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,- per keer dat zij dit nalaat, een en ander bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad.

Feiten

  • [naam01] en [naam02] zijn met elkaar gehuwd geweest van [datum huwelijk01] 2002 tot [datum echtscheiding01] 2013. Bij beschikking van deze rechtbank van [beschikkingsdatum02] 2013 is de echtscheiding uitgesproken.
  • Zij zijn samen de ouders van de volgende thans nog minderjarige kinderen:
  • [minderjarige01] staat ingeschreven op het adres van [naam02] en [minderjarige02] op het adres van [naam01] .
  • Partijen oefenen het gezamenlijk gezag over de kinderen uit.
  • Ten tijde van hun echtscheiding hebben partijen op 26 augustus 2013 samen een ouderschapsplan opgesteld. In dit plan zijn zij een zorgregeling overeengekomen. Daarbij hebben partijen het volgende afgesproken:
  • Bij beschikking van deze rechtbank van [beschikkingsdatum01] 2017 is – voor zover hier aan de orde – de eerder vastgestelde zorgregeling gewijzigd in die in dat de kinderen conform het aan de beschikking gehechte schema 3 bij beide ouders zullen verblijven en is er een verdeelsleutel vastgesteld voor de verdeling van de zomervakanties vanaf 2018.

Beoordeling

Wijziging zorgregeling
Wettelijk kader
De rechtbank kan op grond van artikel 1:253a lid 4 in verbinding met artikel 1:377e van het Burgerlijk Wetboek (BW) op verzoek van de ouders of van één van hen een beslissing inzake de omgang of zorgregeling, of een door de ouders onderling getroffen verdeling van de zorg- en opvoedingstaken, wijzigen op grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd, of dat bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan.
Ontvankelijkheid
Omdat [naam01] gesteld heeft dat sprake is van wijzigingen van omstandigheden op grond waarvan de zorgregeling volgens haar moet worden gewijzigd, zal de rechtbank haar ontvangen in haar verzoek. Vervolgens zal de rechtbank beoordelen of aan de voorwaarden is voldaan voor wijziging van de zorgregeling.
Toetsingskader
Om tot wijziging van de zorgregeling te komen, moet er niet alleen sprake zijn van een rechtens relevante wijziging van omstandigheden, maar moet ook zijn voldaan aan de voorwaarden die partijen zelf in het ouderschapsplan hebben afgesproken. Zij zijn overeengekomen dat de zorgregeling gewijzigd kan worden als specifieke, zwaarwegende omstandigheden dit vragen. Volgens [naam02] is hier geen sprake van.
Inhoudelijke beoordeling
Naar de rechtbank begrijpt heeft [naam01] een tweetal gronden aangevoerd om tot wijziging van de huidige zorgregeling te komen: de kinderen zijn inmiddels tieners geworden en [naam01] wenst de mogelijkheid te hebben om samen met haar samengestelde gezin weekenden en vakanties af te spreken.
De rechtbank is van oordeel dat het enkele ouder worden van de kinderen niet onverkort een grond is die met zich brengt dat de bestaande zorgregeling gewijzigd moet worden. Het ouder worden van de kinderen is, zonder nadere toelichting en onderbouwing al helemaal niet een specifieke, zwaarwegende omstandigheid, die maakt dat de zorgregeling gewijzigd moet worden. Ten tijde van het opstellen van het ouderschapsplan waren de kinderen van partijen in de peuter- en kleuterleeftijd. De zorgregeling is bij beschikking van deze rechtbank van [beschikkingsdatum01] 2017 gewijzigd in verband met de schoolgang van beide kinderen. [naam01] heeft, zeker in het licht van de betwisting door [naam02] , onvoldoende onderbouwd dat er nu sprake is van zodanige specifieke, zwaarwegende omstandigheden door het ouder worden van de kinderen dat de zorgregeling gewijzigd dient te worden. Daarnaast is de wens van [naam01] , om samen met haar samengestelde gezin op vakantie te kunnen, hoewel zeer invoelbaar, niet een omstandigheid die naar het oordeel van de rechtbank onder het afgesproken criterium valt.
Omdat niet is gebleken van specifieke, zwaarwegende omstandigheden of anderszins van een relevante wijziging van omstandigheden, liggen de verzoeken tot wijziging van de zorgregeling voor afwijzing gereed.
Afwijken van de zorgregeling
De rechtbank geeft partijen, aanvullend op de afwijzing van het wijzigingsverzoek, het volgende ter overweging mee. Op de zitting hebben beide partijen aangevoerd dat het hen is gelukt om ten behoeve van de Kerstvakantie in onderling overleg goede afspraken te maken over de verdeling van de zorgregeling, en mogelijke afwijkingen van de bestaande regeling. Ook heeft [naam02] aangegeven dat zij het prima vindt om te overleggen over momenten van de zorgregeling en (incidentele) wijzigingen, zolang er voor beide partijen ruimte is in dit overleg. Wellicht kunnen partijen voor de zomervakantie 2024 samen in overleg treden over het wisselmoment in de zomervakantie en daarbij in aanmerking nemen dat veel vakanties (waar accommodaties van derden bij zijn betrokken) van zaterdag tot zaterdag lopen.
Nakoming zorgregeling en dwangsom
[naam02] heeft op zitting aangegeven dat zij eraan hecht dat beide partijen zich houden aan de gemaakte afspraken. Zij heeft daarbij met name verzocht dat de overdracht van [minderjarige02] op zaterdag weer om 9.00 uur zal plaatsvinden, zoals partijen mondeling hebben afgesproken. Volgens haar heeft [naam01] het tijdstip eenzijdig gewijzigd naar 10.00 uur.
[naam01] heeft aangevoerd dat [minderjarige02] zijn slaap nodig heeft en dat het wisselmoment op de zaterdag daarom tegenwoordig om 10.00 uur is.
Uit het ouderschapsplan blijkt dat het wisselmoment aanvankelijk om 8.00 uur was bepaald. [naam01] heeft niet betwist dat partijen in onderling overleg het wisselmoment mondeling naar 9.00 uur hebben verzet. Van een gezamenlijke afspraak die inhoudt dat het wisselmoment tegenwoordig om 10.00 uur plaatsvindt, is niet gebleken. De rechtbank stelt vast dat daarom als afspraak tussen beide partijen geldt dat het overdrachtsmoment in het weekend om 9.00 uur is en zal deze afspraak in de beschikking vastleggen. De rechtbank gaat er vanuit dat beide partijen deze afspraak voortaan weer gestand zullen doen.
Voor zover [naam02] voor het overige bedoeld heeft een executiegeschil aanhangig te maken, geldt het volgende. Uitgangspunt van de wet is dat rechtelijke beslissingen nagekomen moeten worden en dat onderling gemaakte afspraken bindend zijn tussen partijen. Als een afspraak of beschikking niet nageleefd wordt, kan er bij de civiele rechter een vordering tot nakoming ingediend worden. De rechtbank komt dus niet toe aan het verdere verzoek tot nakoming van de zorgregeling.
Voor de oplegging van een dwangsom ziet de rechtbank daarnaast onvoldoende aanleiding. [naam02] heeft onvoldoende gesteld dat hier een noodzaak voor is. Het ligt op de weg van beide ouders om elkaar tijdig te informeren als een overdracht op een ander moment plaatsvindt dan afgesproken. Dat dit in het verleden niet altijd is gebeurd, is onvoldoende reden om nu een dwangsom op te leggen. Daarom zal ook dit verzoek van [naam02] worden afgewezen.
Gezagsgeschil
Ingevolge artikel 1:253a BW kunnen in geval van gezamenlijke uitoefening van gezag geschillen hierover op verzoek van de ouders of van een van hen aan de rechtbank worden voorgelegd. De rechter neemt een zodanige beslissing als hem in het belang van het kind wenselijk voorkomt.
Algemeen
[minderjarige02] is een jongen die is gediagnosticeerd met ASS en hij heeft een IQ tussen de 73 en 85. Hij volgt onderwijs op de [school01] te [plaats02] , een school voor speciaal onderwijs. Partijen hebben in samenspraak met [organisatie01] een zorgplan opgesteld. [organisatie01] is een organisatie die coaching biedt aan kinderen met autisme en aan hun netwerk. In dit plan, dat geldig is van 21 maart 2023 tot 20 maart 2024, staat onder meer welke hulp of zorg [minderjarige02] van [organisatie01] ontvangt. Als hulpvraag staat in het plan genoemd dat partijen de sociaal-emotionele ontwikkeling van [minderjarige02] willen stimuleren door middel van passende (buitenschoolse) begeleiding en dat zij erop gericht zijn de schoolse vaardigheden van [minderjarige02] te vergroten. Via [plaats02] Support wordt het ondersteuningsplan jaarlijks geëvalueerd, in samenspraak met de contactpersoon vanuit de gemeente [plaats02] . Ook heeft de gemeente [plaats02] een aandeel in de financiering van de zorg voor [minderjarige02] .
De verzoeken van [naam01]
Het verzoek van [naam01] komt erop neer dat aan het huidige zorgplan hydrotherapie wordt toegevoegd. [minderjarige02] heeft dit jaar een certificaat behaald bij de door hem zes jaar lang gevolgde hydrotherapie. Volgens [naam01] betekent dit nog niet dat [minderjarige02] daadwerkelijk kan zwemmen. [naam01] woont naar eigen zeggen vlak naast redelijk diep water en vindt het belangrijk dat [minderjarige02] zich kan redden mocht hij (onverwacht) in het water vallen. [naam01] hecht eraan om [minderjarige02] zoveel als mogelijk te stimuleren zodat hij zich zoveel als voor [minderjarige02] mogelijk is zal ontwikkelen. Omdat hij in staat moet worden geacht zich meer zwemvaardigheden te verwerven, acht [naam01] het opstarten van een nieuw traject hydrotherapie in zijn belang.
Daarnaast wenst [naam01] dat [minderjarige02] wordt aangemeld voor logeerbegeleiding. Volgens [naam01] kan dit [minderjarige02] helpen in zijn emotionele ontwikkeling, omdat hij hierdoor leert om ook in een andere omgeving te zijn. Op de zitting heeft [naam01] hieraan toegevoegd dat zij, als [minderjarige02] in een weekend naar een logeerhuis zou gaan, meer tijd kan doorbrengen met [minderjarige01] .
Reactie van [naam02]
heeft verweer gevoerd tegen beide verzoeken. Zij meent dat er in het zorgplan gebalanceerde afspraken zijn gemaakt rond [minderjarige02] , waarin zowel voldoende uitdaging voor [minderjarige02] zit als rust. Die rust heeft [minderjarige02] , meer dan andere kinderen, nodig om nieuwe indrukken te verwerken. Daarbij komt dat zij meent dat het ook voor [minderjarige02] , die de hydrotherapie feestelijk heeft afgesloten, een duidelijk signaal is dat er nu geen nieuwe hydrotherapie start. Ten aanzien van het logeerhuis meent [naam02] dat dit zoveel nieuwe prikkels zal geven, dat de weerslag hiervan op [minderjarige02] te groot is. [minderjarige02] verblijft nu al in een co-ouderschapsvorm in twee gezinnen en is daarnaast op school. Daarmee verblijft hij in drie afzonderlijke werelden, die hij in zijn hoofd moet combineren. Volgens [naam02] moet hier nu geen logeerhuis aan toegevoegd worden. Met name wil [naam02] het zorgplan niet zomaar via een procedure openbreken, omdat in het zorgplan een afweging is gemaakt en een balans is gevonden tussen belasting van [minderjarige02] en uitdagingen via school, coaching, therapie en sport.
Inhoudelijk oordeel
Uit de stukken en de zitting komt naar voren dat [minderjarige02] twee zeer betrokken ouders heeft die allebei het beste voor hem willen. De ouders vullen elkaar ook goed aan in de zorg die ze aan [minderjarige02] bieden. [naam01] wil [minderjarige02] zoveel als mogelijk stimuleren om zich te ontwikkelen en [naam02] hecht eraan om [minderjarige02] de ruimte te geven om bij te komen van al die stimuli. Beide kanten van de medaille zijn nodig voor de ontwikkeling van [minderjarige02] .
[minderjarige02] heeft het meeste nodig dat zijn ouders zoveel als mogelijk op één lijn zitten in wat zij [minderjarige02] aanbieden en dat zijn ouders goed samen tot afspraken kunnen komen. Meer dan een inhoudelijke beslissing op de voorliggende verzoeken acht de rechtbank dit in het belang van [minderjarige02] . Daarom heeft de rechtbank, evenals de Raad, op de zitting met de ouders besproken dat zij het belangrijk acht dat de ouders aan hun onderlinge communicatie zullen werken onder begeleiding van een derde, mogelijk een gedragsdeskundige. Als het partijen als ouders lukt om constructief tot overleg en afspraken over [minderjarige02] te komen, is hij daar de komende jaren zeer bij gebaat.
Ten aanzien van de hydrotherapie is de rechtbank van oordeel dat [naam01] de noodzaak hiertoe onvoldoende heeft aangevoerd, in het licht van het verweer van [naam02] . Daarbij weegt voor de rechtbank mee dat [minderjarige02] de huidige hydrotherapie succesvol heeft afgerond en dat in het zorgplan niet is voorzien in verdere hydrotherapie. Ook kan [minderjarige02] blijkens het bericht van de fysiotherapeut van 7 juni 2023 zelfstandig op zijn buik en rug zwemmen, zodat er een goede basis van watervrijheid is gelegd. Beide ouders hebben aangegeven zelf met [minderjarige02] te willen zwemmen, zodat hij aan water gewend blijft en mogelijk ook kan oefenen om zonder duikbril te zwemmen. Zodra het huidige zorgplan wordt geëvalueerd en er een nieuw zorgplan wordt opgesteld, kan worden gekeken op welke sporten en vaardigheden het accent in het komende jaar wordt gelegd. Als dan blijkt dat hydrotherapie een antwoord is op een prominente zorg- of ontwikkelingsvraag van [minderjarige02] , kan gekeken worden of er opnieuw hydrotherapie ingezet zal gaan worden in een uitgebalanceerd schema. De rechtbank zal het verzoek om vervangende toestemming op dit moment afwijzen omdat onvoldoende is gebleken dat het nu in het belang van [minderjarige02] is om nieuwe hydrotherapie op te starten.
Ten aanzien van de logeerbegeleiding overweegt de rechtbank als volgt. [naam01] heeft een tweetal verschillende redenen genoemd voor dit verzoek: het stimuleren van [minderjarige02] om in een nieuwe omgeving te gaan wennen en het zelf meer tijd kunnen doorbrengen met [minderjarige01] . Onduidelijk is gebleven of deze wens van logeerbegeleiding ook voortkomt uit een stuk overbelasting van [naam01] , zoals door [naam02] is genoemd, omdat een logeerhuis volgens haar vaak wordt ingezet om ouders te ontlasten. De rechtbank acht het in het belang van [minderjarige02] dat [naam01] ten opzichte van [naam02] meer duidelijkheid zal geven over de onderliggende redenen van haar verzoek. Als de wens om het inschakelen van een logeerhuis primair voortkomt uit het laten wennen van [minderjarige02] aan nieuwe situaties, dan zal dit in een nieuw op te stellen zorgplan besproken moeten worden. Als de wens van [naam01] er vooral op ziet meer tijd met [minderjarige01] te besteden, dan acht de rechtbank het inzetten van een logeerhuis niet zonder meer in het belang van [minderjarige02] . Mogelijk zijn er ook andere wegen te bewandelen die rustiger zijn voor [minderjarige02] , waardoor [naam01] meer tijd met [minderjarige01] kan doorbrengen. In het geval [naam01] eigenlijk deels ontlast moet worden in de zorg voor [minderjarige02] , dan zal dit ook tussen de ouders onderwerp van gesprek moeten zijn en moet dit meegenomen worden in een nieuw zorgplan. Het is namelijk in het belang van [minderjarige02] dat beide ouders de voor [minderjarige02] en [minderjarige01] benodigde zorg kunnen bieden en volhouden.
De rechtbank is van oordeel dat [naam01] in het licht van de betwisting van [naam02] op dit moment onvoldoende heeft onderbouwd dat aanmelding van [minderjarige02] op een wachtlijst van het logeerhuis in zijn belang is. De rechtbank acht het in het belang van [minderjarige02] dat partijen als ouders, in het kader van de evaluatie van het zorgplan en het opstellen van een nieuw zorgplan, open met elkaar in gesprek gaan over wat [minderjarige02] nodig heeft en wat de ouders nodig hebben om de zorg goed vol te houden.
De verzochte toestemming zal, gelet op het hier voorgaande, niet worden verleend.

Beslissing

De rechtbank – met wijziging in zoverre van de beschikking van deze rechtbank van
[beschikkingsdatum01] 2017 – :
stelt vast dat partijen in afwijking van het gewijzigde ouderschapsplan, zoals opgenomen in de beschikking van [beschikkingsdatum01] 2017, zijn overeengekomen dat het wisselmoment van [minderjarige02] , geboren op [geboortedatum02] 2011 te [geboorteplaats01] , op de zaterdagochtend om 9.00 uur is;
wijst al het overig door [naam01] en [naam02] verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. G. van Zeben - de Vries, kinderrechter, bijgestaan
door mr. I.M. Talstra - Touwen als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting
van 21 september 2023.