In deze zaak hebben eisers, gezinsleden van een Syrische asielhouder, op 9 november 2022 een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van gezinshereniging. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft niet tijdig op deze aanvraag beslist, wat heeft geleid tot een ingebrekestelling door eisers op 23 juni 2023. Op 18 juli 2023 hebben zij beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris de wettelijke beslistermijn van 90 dagen heeft overschreden en dat eisers rechtsgeldig in gebreke zijn gesteld. De rechtbank oordeelt dat het beroep gegrond is en dat de staatssecretaris binnen acht weken na de uitspraak een beslissing moet nemen, tenzij er nader onderzoek nodig is, in welk geval de termijn verlengd wordt tot twintig weken.
De rechtbank heeft ook bepaald dat de staatssecretaris een dwangsom van € 100,- per dag moet betalen voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. Daarnaast is de hoogte van de verbeurde dwangsom vastgesteld op € 1.442,-, omdat er sprake is van samenhang tussen de aanvragen van de gezinsleden. De rechtbank heeft de staatssecretaris ook veroordeeld in de proceskosten van eisers, die zijn vastgesteld op € 418,50, en moet het griffierecht van € 184,- vergoeden. Deze uitspraak is gedaan door de enkelvoudige kamer van de rechtbank in Den Haag, zittingsplaats Groningen.