In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser, een Sri Lankaanse nationaliteit, tegen de afwijzing van zijn aanvraag om uitstel van vertrek op grond van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000). De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvraag afgewezen met een besluit van 16 februari 2023, en het bezwaar van eiser is bij het bestreden besluit van 28 maart 2023 eveneens afgewezen. De rechtbank heeft het beroep op 25 juli 2023 behandeld, waarbij de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig was, maar de gemachtigde van eiser en eiser zelf niet.
Eiser heeft in het verleden meerdere asielaanvragen ingediend, die steeds zijn afgewezen. In januari 2023 diende hij een aanvraag in voor uitstel van vertrek, omdat hij meent dat zijn gezondheidstoestand het niet verantwoord maakt om terug te keren naar Sri Lanka. De staatssecretaris heeft deze aanvraag afgewezen op basis van een advies van het Bureau Medische Advisering (BMA), dat concludeerde dat er geen levensbedreigende situatie zou ontstaan bij uitblijven van behandeling.
De rechtbank oordeelt dat eiser wel degelijk procesbelang heeft, omdat de staatssecretaris voornemens is om zijn herhaalde asielaanvraag niet-ontvankelijk te verklaren, wat zijn rechtmatig verblijf zou kunnen beïnvloeden. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris zich terecht op het BMA-advies heeft gebaseerd en dat de afwijzing van de aanvraag van eiser zorgvuldig is voorbereid. Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, waardoor de afwijzing van de aanvraag in stand blijft en eiser geen proceskostenvergoeding ontvangt.