In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op het verzoek om voorlopige voorziening van verzoeker, die een asielaanvraag heeft ingediend. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft op 13 juli 2023 besloten om de asielaanvraag van verzoeker niet in behandeling te nemen, omdat België verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling. Verzoeker heeft hiertegen op 14 juli 2023 beroep ingesteld. De voorzieningenrechter heeft geen zitting gehouden, omdat dit in deze zaak niet nodig werd geacht.
De voorzieningenrechter heeft de belangen van verzoeker en de staatssecretaris afgewogen. Verzoeker heeft een zwaarwegend belang om de behandeling van zijn beroep in Nederland af te wachten, omdat een overdracht aan België mogelijk zou leiden tot een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM. De voorzieningenrechter heeft daarom besloten dat de overdracht van verzoeker aan België achterwege blijft totdat op het beroep is beslist.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek toegewezen en de staatssecretaris veroordeeld tot betaling van € 837,- aan proceskosten van verzoeker. Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Kompier, in aanwezigheid van griffier E.J. Iflé, en is openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.