ECLI:NL:RBDHA:2023:14272

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 september 2023
Publicatiedatum
22 september 2023
Zaaknummer
NL23.20502
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot overdracht aan België

In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op het verzoek om voorlopige voorziening van verzoeker, die een asielaanvraag heeft ingediend. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft op 13 juli 2023 besloten om de asielaanvraag van verzoeker niet in behandeling te nemen, omdat België verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling. Verzoeker heeft hiertegen op 14 juli 2023 beroep ingesteld. De voorzieningenrechter heeft geen zitting gehouden, omdat dit in deze zaak niet nodig werd geacht.

De voorzieningenrechter heeft de belangen van verzoeker en de staatssecretaris afgewogen. Verzoeker heeft een zwaarwegend belang om de behandeling van zijn beroep in Nederland af te wachten, omdat een overdracht aan België mogelijk zou leiden tot een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM. De voorzieningenrechter heeft daarom besloten dat de overdracht van verzoeker aan België achterwege blijft totdat op het beroep is beslist.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek toegewezen en de staatssecretaris veroordeeld tot betaling van € 837,- aan proceskosten van verzoeker. Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Kompier, in aanwezigheid van griffier E.J. Iflé, en is openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.20502

uitspraak van de voorzieningenrechter van 20 september 2023 in de zaak tussen

[verzoeker] , v-nummer [v-nummer] , verzoeker

(gemachtigde: mr. P.M. van der Roest),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om voorlopige voorziening van verzoeker vanwege het besluit van 13 juli 2023, waarin de staatssecretaris de asielaanvraag van verzoeker van 15 februari 2023 niet in behandeling heeft genomen, omdat België verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling daarvan. Verzoeker heeft op 14 juli 2023 beroep ingesteld tegen het besluit van 13 juli 2023. [1]
1.1.
De voorzieningenrechter nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze
zaak niet nodig is. [2]

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. De voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de
hoofdzaak, kan op verzoek een voorlopige voorziening treffen als tegen een besluit beroep
is ingesteld en onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. [3]
3. De staatssecretaris heeft aan verzoeker meegedeeld dat hij de behandeling van het
beroep niet in Nederland mag afwachten en dat verzoeker aan België zal worden
overgedragen. Verzoeker heeft daarom een spoedeisend belang bij de verzochte
voorziening.
4. In het beroep van verzoeker is de vraag aan de orde of voor België nog kan worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Deze rechtsvraag wordt in een andere zaak op zitting behandeld door een meervoudige kamer van deze rechtbank en zittingsplaats. staat op 12 oktober 2023 geplandDe uitspraak van de meervoudige kamer heeft gevolgen voor het beroep van verzoeker en zal dan ook moeten worden afgewacht.
5. De voorzieningenrechter beperkt zich in het kader van het verzoek om voorlopige voorziening daarom tot een afweging van de belangen van verzoeker en de belangen van de staatssecretaris. Het verzoek strekt er slechts toe dat de verzoeker gedurende de behandeling van zijn beroep niet aan België wordt overgedragen. Dat is niets meer dan het in stand laten van de huidige situatie, omdat hij nog in Nederland verblijft. Daarnaast is het, gelet op de rechtsvraag die in beroep aan de orde is, niet uitgesloten dat een overdracht aan België leidt tot een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM. Verzoeker heeft alleen al daarom een zwaarwegend belang om de behandeling van zijn beroep in Nederland te mogen afwachten. Onder deze omstandigheden kent de voorzieningenrechter aan het belang van verzoeker een doorslaggevend gewicht toe.

Conclusie en gevolgen

6. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe en treft de voorlopige voorziening dat de overdracht van verzoeker achterwege blijft totdat op het beroep is beslist. Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst, krijgt verzoeker ook een vergoeding voor zijn proceskosten. De staatssecretaris moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 837,- omdat de gemachtigde van verzoeker een verzoekschrift heeft ingediend. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • wijst het verzoek toe;
  • treft de voorlopige voorziening dat de overdracht van verzoeker achterwege blijft totdat op het beroep is beslist;
  • veroordeelt de staatssecretaris tot betaling van € 837,- aan proceskosten van verzoeker.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Kompier, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van E.J. Iflé, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Dit beroep is bij deze rechtbank en zittingsplaats aanhangig onder zaaknummer NL23.20501.
2.Artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.
3.Dat staat in artikel 8:81 van de Awb.