ECLI:NL:RBDHA:2023:14277
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak
In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening van de verzoeker beoordeeld. De verzoeker, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. M.L. Saija, heeft een verzoek ingediend tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid van 27 juni 2023. Dit besluit houdt in dat de asielaanvraag van de verzoeker, ingediend op 10 april 2023, niet in behandeling is genomen. De voorzieningenrechter heeft besloten om partijen niet uit te nodigen voor een zitting, omdat dit in deze specifieke zaak niet noodzakelijk werd geacht.
De voorzieningenrechter heeft in een eerdere uitspraak, onder zaaknummer NL23.18825, al een beslissing genomen op het beroep van de verzoeker. Aangezien er inmiddels een uitspraak is gedaan op het beroep, is de noodzaak voor een voorlopige voorziening komen te vervallen. Daarom heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. Tevens is bepaald dat de staatssecretaris niet verplicht is om de proceskosten van de verzoeker te vergoeden.
De uitspraak is gedaan door mr. S. Kompier, als voorzieningenrechter, en in aanwezigheid van E.J. Iflé, griffier. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing, zoals bepaald in artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht.