ECLI:NL:RBDHA:2023:14279

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 september 2023
Publicatiedatum
22 september 2023
Zaaknummer
NL23.14142
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot proceskostenvergoeding in bestuursrechtelijke procedure

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 20 september 2023, beoordeelt de rechtbank het verzoek van verzoekster om een veroordeling van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid in de proceskosten. Verzoekster had eerder een beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de staatssecretaris op haar aanvraag voor een machtiging voorlopig verblijf, ingediend door Y. Andehymanot. Nadat de staatssecretaris alsnog een besluit had genomen, trok verzoekster haar beroep in en verzocht zij om vergoeding van de proceskosten.

De rechtbank heeft de staatssecretaris in de gelegenheid gesteld om te reageren op het verzoek om proceskostenveroordeling, maar de staatssecretaris heeft hierop niet gereageerd. De rechtbank heeft vervolgens zonder zitting uitspraak gedaan. De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenveroordeling toe, op basis van de overweging dat als een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener, de bestuursrechter het bestuursorgaan kan veroordelen in de proceskosten.

De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoekster op 10 mei 2022 de staatssecretaris in gebreke heeft gesteld en op 22 juli 2022 beroep heeft ingesteld. De staatssecretaris heeft op 27 juli 2022 een besluit genomen en de aanvraag afgewezen, waarmee hij tegemoet is gekomen aan het beroep van verzoekster. De rechtbank heeft de proceskostenvergoeding vastgesteld op € 418,50, omdat de gemachtigde van verzoekster een beroepschrift heeft ingediend en er geen andere kosten zijn gemaakt die voor vergoeding in aanmerking komen. Daarnaast is de staatssecretaris verplicht om het door verzoekster betaalde griffierecht van € 184,- te vergoeden.

De rechtbank heeft de beslissing openbaar gemaakt en partijen geïnformeerd over de mogelijkheid tot verzet tegen de uitspraak binnen zes weken na verzending. De uitspraak is gedaan door mr. S. Kompier, rechter, in aanwezigheid van E.J. Iflé, griffier.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.14142

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 september 2023 in de zaak tussen

[verzoekster], v-nummer [v-nummer], verzoekster

(gemachtigde: mr. A.C. Pool),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het verzoek van verzoekster om een veroordeling van de staatssecretaris in de proceskosten. Verzoekster heeft dit verzoek gedaan bij de intrekking van haar beroep gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de staatssecretaris op de aanvraag voor een machtiging voorlopig verblijf die Y. Andehymanot ten behoeve van verzoekster heeft ingediend. Zij heeft het beroep ingetrokken, omdat de staatssecretaris alsnog een besluit op de aanvraag heeft genomen.
1.1.
De rechtbank heeft de staatssecretaris in de gelegenheid gesteld te reageren op dat verzoek. De staatssecretaris heeft niet op dit verzoek gereageerd.
1.2.
De rechtbank doet zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling. [1]

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenveroordeling toe. Zij legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt.
Toetsingskader
3. Als een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, kan de bestuursrechter op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. [2]
Is de staatsecretaris aan verzoekster tegemoetgekomen?
4. Verzoekster heeft op 10 mei 2022 de staatssecretaris in gebreke gesteld en op
22 juli 2022 beroep ingesteld tegen het volgens verzoekster niet op tijd beslissen op de ten behoeve van haar ingediende aanvraag van 16 april 2021. Op 27 juli 2022 heeft de staatssecretaris alsnog een besluit genomen en de aanvraag afgewezen. Omdat het beroep is gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de staatssecretaris en het beroep ontvankelijk zou zijn geweest, is de staatssecretaris met het besluit van 27 juli 2022 tegemoetgekomen aan het beroep van verzoekster. De rechtbank veroordeelt de staatssecretaris dan ook in de door verzoekster redelijkerwijs gemaakte proceskosten.
Welk bedrag aan proceskosten moet de staatssecretaris aan verzoekster vergoeden?
5. De hoogte van proceskostenvergoeding stelt de rechtbank vast op € 418,50. Dit omdat de gemachtigde van verzoekster een beroepschrift heeft ingediend en de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden. Verder zijn er geen kosten gemaakt die op grond van het Bpb vergoed kunnen worden.
Heeft verzoeker recht op vergoeding van het griffierecht?
6. De rechtbank wijst erop dat de staatssecretaris verplicht is het door verzoekster betaalde griffierecht van € 184,- te vergoeden. [3] Verzoekster kan zich hiervoor dan ook tot de staatssecretaris wenden.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt de staatssecretaris in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van € 418,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Kompier, rechter, in aanwezigheid van E.J. Iflé, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over verzet
Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, in samenhang met artikel 8:75a, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Dit volgt uit artikel 8:75a van de Awb en is nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
3.Dit volgt uit artikel 8:41, zevende lid, van de Awb.