ECLI:NL:RBDHA:2023:14300

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 juli 2023
Publicatiedatum
22 september 2023
Zaaknummer
NL23.7534
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugkeerbesluit en inreisverbod opgelegd aan vreemdeling met onrechtmatig verblijf

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 7 juli 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een terugkeerbesluit en inreisverbod dat door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid aan eiser is opgelegd. Eiser, die onrechtmatig in Nederland verblijft, heeft tegen het besluit beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De rechtbank heeft het beroep op 4 juli 2023 behandeld, waarbij zowel eiser als verweerder zich lieten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

De rechtbank overweegt dat het terugkeerbesluit een administratieve vaststelling is dat eiser illegaal in Nederland verblijft en dat hij de verplichting heeft om Nederland te verlaten. Verweerder heeft dit besluit gebaseerd op verschillende gronden, waaronder het feit dat eiser zich eerder aan het toezicht heeft onttrokken en geen vaste woon- of verblijfplaats heeft. Eiser betwist het besluit en stelt dat hij vreest voor zijn leven bij terugkeer naar China en dat hij niet adequaat is gehoord voor het inreisverbod.

De rechtbank oordeelt dat de gronden voor het terugkeerbesluit voldoende zijn onderbouwd en dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij gevaar loopt bij terugkeer. Ook de stelling dat hij de mogelijkheid had moeten krijgen om een asielaanvraag in te dienen, wordt door de rechtbank verworpen. De rechtbank concludeert dat verweerder in redelijkheid het terugkeerbesluit en het inreisverbod heeft kunnen opleggen. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard en het verzoek om een voorlopige voorziening wordt niet-ontvankelijk verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummers: NL23.7534 (beroep) en NL23.7548 (voorlopige voorziening)
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[eiser/verzoeker], eiser/verzoeker (hierna: eiser)

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. E.R. Weegenaar),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. S. Ercan).

Procesverloop

Bij besluit van 9 maart 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser een terugkeerbesluit en een inreisverbod voor de duur van twee jaar opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld (NL23.7534). Tevens heeft eiser de rechtbank om een voorlopige voorziening verzocht (NL23.7548).
De rechtbank heeft het beroep op 4 juli 2023 op zitting behandeld. Eiser en verweerder hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde.

Overwegingen

Waar gaat de zaak over?
1. Verweerder heeft bij het bestreden besluit een terugkeerbesluit aan eiser opgelegd, omdat is gebleken dat eiser onrechtmatig in Nederland verblijft dan wel niet is gebleken dat hij rechtmatig in Nederland verblijft. Volgens verweerder is niet gebleken van omstandigheden op grond waarvan hij zou moeten afzien van het opleggen van een terugkeerbesluit. Verweerder heeft verder bepaald dat eiser Nederland onmiddellijk moet verlaten. Ook heeft verweerder een inreisverbod opgelegd voor de duur van twee jaar.
Wat vindt eiser in beroep?
2. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit. Hij betoogt dat ten onrechte is afgezien hem adequaat te horen voor oplegging van het inreisverbod. Voorts zijn er geen goede redenen voor het opleggen van het inreisverbod. Ook het terugkeerbesluit had niet mogen worden opgelegd omdat eiser vreest voor zijn leven bij terugkeer naar China. Tot slot had hem de mogelijkheid moeten worden geboden om een asielaanvraag in te dienen.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Terugkeerbesluit
4.1
De rechtbank stelt voorop dat een terugkeerbesluit niet meer inhoudt dan de administratieve vaststelling dat een onderdaan van een derde land illegaal in Nederland verblijft en dat op hem de verplichting tot vertrek rust. [1] Verweerder heeft zich daartoe gebaseerd op de gronden dat eiser:
(zware gronden)
  • 3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;
  • 3c. eerder een visum, besluit, kennisgeving of aanzegging heeft ontvangen waaruit de plicht Nederland te verlaten blijkt en de vreemdeling daaraan niet uit eigen beweging binnen de daarin besloten of gestelde termijn gevolg heeft gegeven;
  • 3i. heeft te kennen gegeven dat hij/zij geen gevolg zal geven aan zijn/haar verplichting tot terugkeer.
(lichte gronden)
  • 4a. zich niet aan één of meer andere voor hem geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 heeft gehouden;
  • 4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
  • 4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.
4.2.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder op goede gronden het terugkeerbesluit aan eiser opgelegd. Ten aanzien van de beroepsgrond dat het terugkeerbesluit niet aan hem zou mogen worden opgelegd omdat hij vreest voor zijn leven, overweegt de rechtbank dat deze stelling op geen enkele wijze aannemelijk gemaakt. Eiser heeft weliswaar aangegeven dat hij denkt dat hij opgepakt zal worden in China, omdat hij een demonstratie heeft georganiseerd, maar heeft dit niet verder toegelicht of onderbouwd. De stelling dat verweerder hem de mogelijkheid had moeten bieden om een asielaanvraag in te dienen, volgt de rechtbank ook niet. Het immers aan eiser zelf om een asielaanvraag in te dienen, zoals hij ook al eerder heeft gedaan.
4.3.
Ter zitting heeft de gemachtigde van eiser nog aangevoerd dat eiser niet beschikt over een paspoort en dat hem dit niet kan worden tegengeworpen. Ook meldt eiser zich maandelijks bij de vreemdelingenpolitie zodat de zware grond 3b hem niet kan worden tegengeworpen. Wat hier verder ook van zij, de rechtbank is van oordeel dat de overige gronden het terugkeerbesluit kunnen dragen. Uit deze gronden blijkt immers voldoende dat er een risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken. Het betoog van gemachtigde zal dan ook onbesproken zal blijven.
4.3.
Gelet op het voorgaande, is de rechtbank van oordeel dat verweerder in alle redelijkheid een terugkeerbesluit met een onmiddellijke vertrekplicht heeft kunnen opleggen aan eiser, omdat een risico bestaat dat hij zich aan het toezicht zal onttrekken. [2]
Inreisverbod
5. Nu verweerder heeft kunnen bepalen dat eiser Nederland onmiddellijk dient te verlaten was verweerder ook gehouden om tegen eiser een inreisverbod uit te vaardigen. Dit volgt uit artikel 66a, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw 2000. Het betoog van eiser dat hij niet adequaat is gehoord voor de oplegging van het inreisverbod, volgt de rechtbank niet. Eiser is tijdens het gehoor voldoende in de gelegenheid gesteld individuele omstandigheden aan te voeren die aanleiding zou kunnen geven om af te zien van een inreisverbod. Ten aanzien van de stelling van eiser dat niet zou zijn uitgelegd wat een inreisverbod inhoudt, volgt de rechtbank niet. Zowel in het proces-verbaal van gehoor als in het bestreden besluit staat aangegeven wat het terugkeerbesluit en inreisverbod inhouden.
Wat is de conclusie?
6. Het beroep is ongegrond.
7. Het verzoek om een voorlopige voorziening wordt buiten zitting afgedaan en niet-ontvankelijk verklaard, nu er niet langer sprake is van connexiteit. [3]
8. Verweerder hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
De voorzieningenrechter verklaart het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.C. Laagland, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. R.S. Ouertani, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Volgens artikel 3, vierde lid van de Terugkeerrichtlijn.
2.Uit artikel 6.1 van het Vb 2000 blijkt dat een risico als bedoeld in artikel 62, tweede lid, aanhef en onder a, van de Vw 2000, kan worden aangenomen, indien ten minste twee van de gronden als bedoeld in artikel 5.1b, derde en vierde lid, van het Vb, van toepassing zijn op de vreemdeling.
3.Op grond van artikel 8:81 van de Awb en artikel 8:83, derde lid, van de Awb.