In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 7 juli 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een terugkeerbesluit en inreisverbod dat door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid aan eiser is opgelegd. Eiser, die onrechtmatig in Nederland verblijft, heeft tegen het besluit beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De rechtbank heeft het beroep op 4 juli 2023 behandeld, waarbij zowel eiser als verweerder zich lieten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.
De rechtbank overweegt dat het terugkeerbesluit een administratieve vaststelling is dat eiser illegaal in Nederland verblijft en dat hij de verplichting heeft om Nederland te verlaten. Verweerder heeft dit besluit gebaseerd op verschillende gronden, waaronder het feit dat eiser zich eerder aan het toezicht heeft onttrokken en geen vaste woon- of verblijfplaats heeft. Eiser betwist het besluit en stelt dat hij vreest voor zijn leven bij terugkeer naar China en dat hij niet adequaat is gehoord voor het inreisverbod.
De rechtbank oordeelt dat de gronden voor het terugkeerbesluit voldoende zijn onderbouwd en dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij gevaar loopt bij terugkeer. Ook de stelling dat hij de mogelijkheid had moeten krijgen om een asielaanvraag in te dienen, wordt door de rechtbank verworpen. De rechtbank concludeert dat verweerder in redelijkheid het terugkeerbesluit en het inreisverbod heeft kunnen opleggen. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard en het verzoek om een voorlopige voorziening wordt niet-ontvankelijk verklaard.