ECLI:NL:RBDHA:2023:14331

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 september 2023
Publicatiedatum
25 september 2023
Zaaknummer
NL23.18136
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling asielaanvraag van een Ivoriaanse eiser met albinisme in het licht van discriminatie en veiligheidsrisico's in Ivoorkust

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van een Ivoriaanse eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser, die lijdt aan een vorm van albinisme genaamd 'rouquin', heeft op 19 maart 2022 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel. De Staatssecretaris heeft deze aanvraag op 8 juni 2023 afgewezen, met het argument dat de geloofwaardige elementen in het asielrelaas van de eiser niet voldoende zijn om een verblijfsvergunning te rechtvaardigen volgens de Vreemdelingenwet 2000.

De rechtbank heeft de zaak op 9 augustus 2023 behandeld, waarbij zowel de gemachtigde van de eiser als die van de Staatssecretaris aanwezig waren. De rechtbank concludeert dat de afwijzing van de asielaanvraag niet op een deugdelijke motivering berust. De rechtbank erkent dat de eiser een vorm van albinisme heeft en dat er in Ivoorkust een groot risico bestaat op geweld en discriminatie tegen mensen met albinisme. De rechtbank stelt vast dat de Staatssecretaris onvoldoende rekening heeft gehouden met de individuele situatie van de eiser en de risico's die hij loopt bij terugkeer naar Ivoorkust.

De rechtbank vernietigt het besluit van de Staatssecretaris en oordeelt dat de asielaanvraag ten onrechte is afgewezen. De rechtbank draagt de Staatssecretaris op om een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met deze uitspraak. Tevens wordt de Staatssecretaris veroordeeld tot betaling van € 1.674,- aan proceskosten aan de eiser. Deze uitspraak benadrukt de noodzaak van een zorgvuldige individuele beoordeling van asielaanvragen, vooral in gevallen waarin sprake is van discriminatie en ernstige veiligheidsrisico's.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.18136

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser,

geboren op [geboortedatum] ,
van Ivoriaanse nationaliteit,
V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. H. Meijerink),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatssecretaris

(gemachtigde: mr. D. Gökcan).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser is van Ivoriaanse nationaliteit. Hij heeft op 19 maart 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend.
1.1.
De staatssecretaris heeft met het bestreden besluit van 8 juni 2023 deze aanvraag in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 9 augustus 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de asielaanvraag. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep gegrond is
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het asielrelaas
4. Eiser legt aan zijn asielaanvraag het volgende ten grondslag. Eiser heeft een vorm van albinisme, namelijk rouquin. Dit houdt in dat hij rossig haar heeft en een lichtere huidskleur. In Ivoorkust wordt geloofd dat de lichaamsdelen van mensen met albinisme magische krachten hebben en worden deze gebruikt bij rituelen. Daarbij worden haren, maar soms ook lichaamsdelen (bijvoorbeeld genitaliën) afgesneden. In de omgeving waar hij woonde zijn mensen die eisers vorm van albinisme hebben om die reden vermoord. Zelf is hij meerdere keren slachtoffer geworden van agressie. Hij is, toen hij een jaar of acht was, gevolgd door oudere jongens. Deze jongens hebben hem opgepakt en hebben zijn haren weggeschoren. Ook is hij op ongeveer elfjarige leeftijd gevolgd, gepakt en uitgekleed, uitgescholden en uitgelachen.
4.1.
Door de verhalen over afslachting en genoemde gebeurtenissen durfde eiser niet meer naar buiten. Daarom heeft hij zijn dorp verlaten om bij zijn oom in een stad in de buurt te gaan wonen. Door de angst voor zijn veiligheid kon hij niet naar buiten, kreeg hij thuis onderwijs, zat hij de hele dag binnen en kon hij soms enkel onder begeleiding voetballen. Hij leefde continu in angst en werd nog vaak uitgescholden.
4.2.
Eiser is naar Oekraïne vertrokken toen hij de gelegenheid kreeg om in Oekraïne te gaan voetballen. Zijn leven in Ivoorkust was niet zeker. De voetbalcoach van eiser heeft geregeld dat hij naar Oekraïne kon, daar heeft hij gevoetbald bij een voetbalteam van een school. Hij kan niet terug naar Oekraïne en ook niet naar Ivoorkust, daar zal hij immers vermoord worden, aldus eiser.
Het bestreden besluit
5. Het asielrelaas van eiser bevat volgens de staatssecretaris de volgende relevante elementen:
  • identiteit, nationaliteit en herkomst,
  • het zijn van rouquin,
  • problemen door het zijn van rouquin in Ivoorkust.
De staatssecretaris heeft de elementen en eisers verklaringen geloofwaardig geacht. Hij stelt zich echter op het standpunt dat de geloofwaardig geachte elementen niet te herleiden zijn tot één van de gronden van het vluchtelingenverdrag. Om die reden kan geen verblijfsvergunning op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) worden toegekend.
5.1.
De staatssecretaris meent verder dat eiser, bij terugkeer naar Ivoorkust, geen reëel risico op ernstige schade loopt. Daartoe is zijn afkomst uit Ivoorkust op zichzelf onvoldoende. De landeninformatie onderschrijft volgens de staatssecretaris dat mensen met albinisme, waar rouquin onder valt, worden gedood in Ivoorkust. Dit heeft er echter niet toe geleid dat mensen met albinisme worden aangemerkt als een kwetsbare minderheidsgroep. Om die reden moet de vreemdeling specifieke individuele kenmerken naar voren brengen waaruit het reëel risico op ernstige schade valt af te leiden. Dit heeft eiser niet gedaan. Hij heeft niets aangevoerd waaruit volgt dat juist hij persoonlijk vermoord zal worden. Hij heeft enkel algemene berichten over roodharigen aangeleverd. Daarbij zijn er de laatste zes jaren voorafgaand aan het vertrek van eiser uit Ivoorkust geen problemen geweest voor eiser zelf. Hij heeft in die periode onderwijs genoten, kunnen sporten en is niet uitgesloten geweest van medische zorg. De staatssecretaris benoemt dat er wel sprake kan zijn van discriminatie, ingegeven door een geloof in hekserij, jegens mensen met albinisme, maar uit hetgeen eiser aanvoert volgt niet dat hij vanwege discriminatie zo ernstig wordt beperkt in zijn bestaansmogelijkheden dat hij onmogelijk op maatschappelijk en sociaal gebied kan functioneren. Hij geeft immers aan dat hij vrienden heeft, onderwijs geniet en kan sporten. Om die reden kan geen verblijfsvergunning op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b van de Vw worden toegekend. De staatssecretaris concludeert daarom dat de asielaanvraag wordt afgewezen.
6. De rechtbank overweegt als volgt.
6.1.
Niet in geschil is dat eiser een vorm van albinisme, “rouquin”, heeft en dat dit duidelijk zichtbaar is. Ook is niet in geschil dat uit landeninformatie naar voren komt dat in Ivoorkust op grote schaal sprake is van bijgeloof en dat er in hekserij wordt geloofd. In 2010 geloofde 95% van de bevolking in hekserij. [1] In dat verband wordt geloofd dat aan lichaamsdelen van mensen met albinisme magische krachten toekomen. Zo is in het EASO-rapport van 8 oktober 2018 opgenomen:
“On 19 September 2017, The Conversation reported that ‘the hair and bones, genitals and thumbs of people with albinism are said to possess distinct powers. Alleged to bring wealth or success, they are often dried and ground, put into a package to be carried, to be secreted in boats, businesses, homes or clothing, or scattered in the sea.”
Ook Amnesty International benoemt dat mensen met albinisme in veel landen te maken hebben met discriminatie. Zo staat op de site geschreven: “
Veel mensen geloven dat albinisme besmettelijk is. Of ze denken dat de botten van mensen met albinisme goud bevatten. Anderen geloven dat albinisme wordt veroorzaakt door ontrouw, of dat het een straf van de goden is.”.
6.2.
De rechtbank stelt vast dat mensen met albinisme niet zijn aangemerkt als kwetsbare minderheidsgroep. Uit C2/3.3 van de Vreemdelingencirculaire volgt dat het individualiseringsvereiste in dit geval van toepassing is. Dat albinisme geen kwetsbare minderheidsgroep betreft neemt niet weg dat het feit dat eiser albinisme/rouquin heeft meegenomen moet worden bij de individuele beoordeling. Uit het EASO-rapport blijkt namelijk dat mensen met “rouquin” het risico lopen te worden ontvoerd, vermoord of verminkt. [2] Het feit dat eiser albinisme heeft en dit een gegeven is dat hij niet kan verbergen, is een individuele omstandigheid die, in het licht van de landeninformatie, meegewogen moet worden bij de individuele beoordeling. Dit heeft de staatssecretaris niet of in ieder geval onvoldoende gedaan. Voorts heeft de staatssecretaris in dit verband ten onrechte geen gewicht toegekend aan hetgeen eiser heeft verklaard over incidenten uit zijn kindertijd waarbij zijn haar werd afgeschoren. Reeds op grond van het vorenstaande kan het bestreden besluit niet in stand blijven. Daaraan doet niet af dat mensen met albinisme niet als kwetsbare minderheidsgroep zijn aangewezen. Uit de overweging dat er een school voor gehandicapten is geopend in Abidjan waar ook kinderen met albinisme naar toe mogen en dat de regering stappen onderneemt om mensen met albinisme te rekruteren voor openbare diensten blijkt niet dat de staatssecretaris de individuele situatie van eiser zorgvuldig heeft beoordeeld.
7. De staatssecretaris volgt eiser in zijn standpunt dat hij gediscrimineerd wordt. Volgens de staatssecretaris is de discriminatie echter niet zodanig dat eiser in zijn bestaansmogelijkheden wordt beperkt omdat hij onmogelijk op maatschappelijk en sociaal gebied kan functioneren. Eiser komt, omdat hij de vereiste (hoge) drempel niet haalt, volgens de staatssecretaris dus ook op dit punt niet in aanmerking voor een verblijfsvergunning asiel op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw 2000.
7.1.
Hoewel de staatssecretaris aanneemt dat er sprake is van discriminatie jegens mensen met albinisme, heeft hij overwogen dat eiser in zijn geval niet zodanig ernstig beperkt is geweest in zijn sociale en maatschappelijke mogelijkheden dat dit als discriminatie moet worden aangemerkt. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder daarbij miskend dat eiser volgens zijn relaas enkel thuis onderwijs kon genieten en onder begeleiding kon voetballen omdat hij vanwege zijn uiterlijk niet veilig was. Dit relaas is door verweerder geloofwaardig geacht. De rechtbank is voorts van oordeel dat de staatssecretaris eiser ten onrechte tegenwerpt dat uit zijn verklaringen niet blijkt dat hij problemen heeft ondervonden bij het vinden van werk of sociale voorzieningen en dat hij geen problemen heeft gehad met de overheid, nu eiser minderjarig was toen hij Ivoorkust verliet. De rechtbank acht de motivering van verweerder op dit punt derhalve onvoldoende. De beroepsgrond slaagt.

Conclusie en gevolgen

8. De rechtbank komt gelet op al hetgeen hiervoor is overwogen tot het oordeel dat het beroep gegrond is omdat het besluit niet berust op een deugdelijke motivering. De rechtbank vernietigt het besluit wegens strijd met artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Dit betekent dat eiser in beroep gelijk krijgt en dat de staatssecretaris zijn asielaanvraag ten onrechte heeft afgewezen als ongegrond.
8.1.
De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb dat de staatssecretaris een nieuw besluit moet nemen en daarbij rekening moet houden met deze uitspraak.
8.2.
Omdat het beroep gegrond is krijgt eiser een vergoeding van zijn proceskosten.
De staatssecretaris moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 1.674,- omdat de gemachtigde van eiser een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het besluit van 8 juni 2023;
  • draagt de staatssecretaris op een nieuw besluit te nemen, waarbij rekening wordt gehouden met deze uitspraak;
  • veroordeelt de staatssecretaris tot betaling van € 1.674,- aan proceskosten aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.M. Schuiling, rechter, in aanwezigheid van N. Walstra, griffier en openbaar gemaakt door geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie pagina 3 van het EASO-rapport ‘Black skinned people with red/blond hair’ van 8 oktober 2018.
2.Zie pagina 4 en 6 van het EASO-rapport ‘Black skinned people with red/blond hair’ van 8 oktober 2018.