ECLI:NL:RBDHA:2023:14376
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Huurrecht en campuscontract: geldigheid van opzegging door verhuurder
In deze zaak gaat het om een huurovereenkomst tussen Stichting Volkswoning Utrecht (SVU) en een huurder, aangeduid als [gedaagde01], die sinds juli 2016 een zelfstandige studio huurt in een studentencomplex. De huurovereenkomst is een campuscontract, dat inhoudt dat de woning bestemd is voor studenten. SVU heeft de huur opgezegd nadat [gedaagde01] aangaf geen student meer te zijn. De huurder verzocht SVU om langer in de woning te blijven, maar SVU stuurde een beëindigingsovereenkomst die niet werd getekend. SVU vorderde in de rechtszaak dat de kantonrechter zou verklaren dat de huurovereenkomst per 7 juni 2023 was geëindigd, en dat [gedaagde01] de woning moest verlaten.
De kantonrechter moest beoordelen of er een afspraak was gemaakt over de beëindiging van de huurovereenkomst en of SVU de huur mocht opzeggen. De rechter concludeerde dat er geen duidelijke afspraak was gemaakt over de beëindiging per 7 juni 2023, omdat de beëindigingsovereenkomst niet was getekend en er geen bewijs was van een mondelinge afspraak. Daarnaast oordeelde de kantonrechter dat SVU de huurovereenkomst niet mocht opzeggen, omdat het in strijd met de redelijkheid en billijkheid zou zijn om een campuscontract aan te bieden aan iemand die SVU had moeten weten dat hij niet studeerde. De kantonrechter wees de vorderingen van SVU af en veroordeelde SVU om de proceskosten van [gedaagde01] te betalen.
Dit vonnis benadrukt de verantwoordelijkheden van verhuurders bij het aangaan van campuscontracten en de noodzaak om zorgvuldig om te gaan met de status van huurders als studenten. De uitspraak is gedaan door kantonrechter mr. C. van Hees op 20 september 2023.