Uitspraak
Rechtbank den haag
1.De gronden van de beslissing
verwachtingheeft dat het verblijfsrecht niet zal worden ingetrokken. In de uitspraak van de IRK is vermeld dat de officier van justitie heeft bepleit dat volgens de IND een veroordeling voor de feiten waarvoor de overlevering wordt gevraagd, zou betekenen dat het in de
lijn der verwachtingligt dat het verblijfsrecht van [eiser] zal worden ingetrokken en dat de verklaring van de IND voldoende concreet is. De officier van justitie sprak daarmee over een verwachting en niet over een zekerheid. Dat sprake is van een verwachting komt ook naar voren in het oordeel van de IRK. De IRK overweegt immers dat uit het advies van de IND volgt dat [eiser] zijn verblijfsrecht “
naar verwachting zal verliezen als gevolg van een eventuele aan hem door Italië op te leggen straf voor de feiten die worden genoemd in het EAB”en dat de IND zich bij het uitspreken van die verwachting heeft gebaseerd “
op een volledig beeld van de situatie, waaronder de persoonlijke omstandigheden”van [eiser]. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft de IRK daarmee het advies van de IND niet onjuist geïnterpreteerd, laat staan evident onjuist,en is dus geen sprake van een kennelijke feitelijke misslag.