Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.De procedure
- de dagvaarding van 26 augustus 2021, met producties 1 tot en met 40,
- de conclusie van antwoord met eis in reconventie, met producties 41 tot en met 68,
- de conclusie van antwoord in reconventie, met producties 69 tot en met 76,
- het tussenvonnis van 25 mei 2022, waarin een mondelinge behandeling is bepaald,
- de akte overlegging producties met wijziging van eis in reconventie van Cordeel , met producties 77 tot en met 84.
2.De feiten
Artikel 1- Het project
( Cordeel , rechtbank)vrijwaart de opdrachtgever en stelt de opdrachtgever volledig schadeloos (inclusief eventuele juridische kosten) ter zake van aanspraken (…) door huurder(s) (…) op grond van eventuele gebreken of fouten van de ondernemer.
Bijlage 2).
Bijlage 2vermelde datum van oplevering. Onder volledige afwerking van het project verstaan partijen dat:
20 maart 2020.
(RVB, rechtbank)lijdt als gevolg van het niet halen van de opleverdatum van het Werk wordt berekend tot datum van 16 september 2020, nl een bedrag van 27.662 Euro, hetzij 43 kalenderdagen x 2.500,- €.”
3.Het geschil
in conventie
primair:een bedrag van € 3.177.425,30 (€ 452.172,- aan contractuele boetes en € 2.725.753,30 aan schadevergoeding), vermeerderd met rente,
(subsidiair)een deskundige te benoemen om de stagnatieschade en/of kosten vast te stellen;
4.De beoordeling (in conventie en in reconventie)
uitleg boetebeding: een zuiver boetebeding of een gefixeerde schadevergoeding?
Het is weliswaar zo dat de overeengekomen boete in beginsel bedoeld is als een gefixeerd bedrag dat strekt tot de vergoeding van de schade ten gevolge van de opgetreden vertraging, maar hier zijn uitzonderingen op mogelijk. In deze kwestie is van belang dat het overgrote gedeelte van de vertraging (en dus schade) had kunnen worden voorkomen wanneer Cordeel de klachten en waarschuwingen vanuit onder meer onze bouwdirectie eerder serieus zou hebben genomen. Dat geldt bijvoorbeeld (maar niet uitsluitend) ook ten aanzien van de gevel. Daarnaast betreft het hier een dusdanig grote vertraging, dat RVB überhaupt van mening is dat het in casu onredelijk is om te stellen dat dit in zijn totaliteit onder de boete valt.”
en schadevergoedinghernemen, maar anders dan RVB betoogt, volgt uit die woordkeuze niet dat het (al dan niet met terugwerkende kracht) de bedoeling van partijen was dat RVB naast de boete ook nog vergoeding van door de vertraging gemiste huurinkomsten kan vorderen. Uit de inleidende overwegingen van het Addendum volgt namelijk dat niet alleen RVB, maar ook Cordeel het standpunt innam dat zij door de vertraging schade had geleden, die voor rekening van de andere partij moest komen. Dat volgt ook uit een e-mail van Cordeel van 20 september 2019 (productie 44), waarin Cordeel naar aanleiding van een concepttekst van het Addendum heeft opgemerkt dat “de considerans vrij eenzijdig verwoord is en niet steeds reflecteert welke schade en overwegingen” er aan de kant van Cordeel zijn gemaakt. Met de afspraken in het Addendum over een nieuwe uiterste opleverdatum hebben partijen geprobeerd om die discussie vooralsnog te beëindigen en zich op een snelle oplevering te richten, wat uiteindelijk niet is gelukt. Naar het oordeel van de rechtbank heeft Cordeel tegen deze achtergrond voldoende onderbouwd gesteld dat met de gekozen formulering slechts was bedoeld dat Cordeel haar recht op schadevergoeding alsnog kon inroepen en RVB alsnog aanspraak zou kunnen maken op de boete.
- Cordeel in een e-mail van 25 juni 2018 had laten weten dat het geen vertraging in de uitvoering geeft wanneer alle plattegronden voor week 36 gereed zouden zijn (productie 69, overgelegd door RVB);
- de aangepaste plattegronden vervolgens inderdaad vóór week 36 (want al in augustus 2018) gereed en goedgekeurd waren; en
- Cordeel op de bouwvergadering van 11 oktober 2018 het volgende heeft verklaard:
18.3.2 Stand ten opzichte van uitvoeringsplanning d.d. 20.12.19
20.3.2 Stand ten opzichte van uitvoeringsplanning 20.12.19
21.3.2 Stand ten opzichte van uitvoeringsplanning d.d. 22.04.20
- € 719.400,- gemiste huur per jaar voor de woningen;
- € 308.482,- gemiste huur per jaar voor de commerciële ruimten (inclusief € 11.682,- aan hogere huur van de pizzeria die sinds 2020 één van de commerciële ruimten huurt);
- met aftrek van de daadwerkelijke huur van die pizzeria (€ 62.010,-);
- woonappartementen en parkeerplaatsen: 259/365 x € 719.400,- = € 510.478,-;
- commerciële ruimten: 259/365 x € 210.028,- = € 149.034,-.
- € 378.652,60 (boete hoofdgebouw),
- € 409.865,- (gemiste huurinkomsten van 30 maart 2021 tot en met 14 december 2021),
- € 55.000,- (minwaardes)
- € 47.056,- (kosten bouwdirectie van 30 maart 2021 tot en met 14 december 2021),
- € 5.000,- (kosten Vekemans )
- € 6.775,- (advocaatkosten),
- € 3.007,50 (prijsstijging kosten Pivamento),
- € 5.480,- (prijsstijging kosten schilder)
- Cordeel per 18 december 2020 een openstaand bedrag van € 1.463.817,28 te vorderen had aan uitstaande termijnen, inclusief goedgekeurd meer- en minderwerk;
- Cordeel op dat moment bereid was om in het kader van toen nog uitstaande zaken (o.a. herstel gevel en oplevertermijn van € 410.000,-) een opschorting toe te kennen van € 913.000,-, zodat RVB op dat moment voorlopig nog maar € 550.817,28 hoefde te betalen;
- RVB naast die opschorting ook nog eens over zekerheid beschikte in de vorm van een bankgarantie van € 818,600,-, zodat RVB in december 2020 zelfs na betaling van € 550.817,28 nog over een totale zekerheid voor de correcte nakoming beschikte van € 1.731.600,-.