ECLI:NL:RBDHA:2023:14469

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 september 2023
Publicatiedatum
26 september 2023
Zaaknummer
NL23.8533
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen over machtiging tot voorlopig verblijf en proceskostenvergoeding

In deze zaak heeft verzoekster op 20 maart 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op haar bezwaar tegen de weigering van een machtiging tot voorlopig verblijf. Op 4 mei 2023 heeft de staatssecretaris het bezwaar van verzoekster gegrond verklaard, waarna verzoekster haar beroep heeft ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.

De rechtbank overweegt dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb. Aangezien de staatssecretaris niet binnen de geldende termijn op de aanvraag van verzoekster heeft beslist en deze aanvraag hangende het beroep is ingewilligd, is de staatssecretaris geheel tegemoetgekomen aan het beroep van verzoekster. De rechtbank heeft het verzoek om proceskostenvergoeding als kennelijk gegrond toegewezen.

De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 418,50 voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met een wegingsfactor van 0,5, en heeft tevens bepaald dat de staatssecretaris het door verzoekster betaalde griffierecht van € 184 moet vergoeden. De uitspraak is gedaan door rechter E.F. Bethlehem in aanwezigheid van griffier W. van Loon en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.8533

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam verzoekster] , verzoekster

V-nummer: [V-nr.]
(gemachtigde: mr. P.H. Hillen),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Verzoekster heeft op 20 maart 2023 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op haar bezwaar tegen de weigering om haar een machtiging tot voorlopig verblijf te verlenen.
Bij besluit van 4 mei 2023 heeft verweerder het bezwaar van verzoekster gegrond verklaard.
Verzoekster heeft het beroep ingetrokken en daarbij verzocht om verweerder te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank doet op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Awb [1] uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Bpb. [2] Als een beroep wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoet gekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb.
2. Nu verweerder niet binnen de hiervoor geldende termijn op de aanvraag van verzoekster heeft besloten en deze aanvraag hangende een beroep tegen het niet tijdig beslissen heeft ingewilligd, is verweerder geheel aan het beroep van verzoekster tegemoetgekomen.
3. Het verzoek wordt als kennelijk gegrond toegewezen. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door verzoekster gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Bpb voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 418,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 837 met een wegingsfactor 0,5). De rechtbank is van oordeel dat de wegingsfactor ‘licht’ van toepassing is aangezien het beroep alleen ziet op het niet tijdig nemen van een besluit. Ook moet verweerder het door verzoekster betaalde griffierecht van € 184 vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van € 418,50 (
vierhonderdachttien euro en vijftig cent);
- bepaalt dat verweerder het door verzoekster betaalde griffierecht ter hoogte van € 184 (
honderdvierentachtig euro) moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, rechter, in aanwezigheid van mr. W. van Loon, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Algemene wet bestuursrecht.
2.Besluit proceskosten bestuursrecht.