In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag op 7 september 2023 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige [naam01]. De zaak is aangespannen door de Stichting Jeugdbescherming West Haaglanden, die als gecertificeerde instelling optreedt. De ouders van [naam01], de moeder en de vader, zijn beiden bijgestaan door hun advocaat, mr. M. Erkens. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing eerder zijn verleend op 5 juli 2023, en dat de situatie van [naam01] sindsdien niet voldoende is verbeterd. De ouders hebben weliswaar positieve stappen gezet, maar de ernstige ontwikkelingsbedreiging is nog niet weggenomen. De samenwerking tussen de ouders en de jeugdbeschermer is verslechterd, en er is onvoldoende openheid over de hulpverlening die de ouders zelf hebben gezocht.
De gecertificeerde instelling heeft verzocht om verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing voor een periode van zes maanden. De kinderrechter heeft in zijn beoordeling geconcludeerd dat de gronden voor ondertoezichtstelling nog steeds aanwezig zijn, en dat het VUHP-traject, dat door de gecertificeerde instelling is voorgesteld, een passende hulpverlening kan bieden. De kinderrechter heeft de ouders aangespoord om hun medewerking aan dit traject te verlenen, gezien de complexe gezinsdynamiek en de noodzaak voor stabiliteit in de opvoeding van [naam01].
Uiteindelijk heeft de kinderrechter besloten om de ondertoezichtstelling van [naam01] te verlengen tot 5 april 2024, evenals de machtiging tot uithuisplaatsing in een voorziening voor pleegzorg. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de ouders zijn geïnformeerd over hun recht om in hoger beroep te gaan tegen deze beslissing.