ECLI:NL:RBDHA:2023:14517

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 september 2023
Publicatiedatum
27 september 2023
Zaaknummer
C-09-652361-KG ZA 23-701
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansluit- en transportplicht van netbeheerder in kort geding met betrekking tot nieuwbouwprojecten

In deze zaak, die voor de Rechtbank Den Haag is behandeld, heeft de eisende partij, een besloten vennootschap die zich bezighoudt met de bouw van appartementen, Liander N.V. aangeklaagd wegens het niet tijdig realiseren van huisaansluitingen voor twee nieuwbouwprojecten. De eisende partij had bij Liander aanvragen ingediend voor de aansluitingen, maar deze waren niet binnen de redelijke termijn gerealiseerd. De eisende partij vorderde dat Liander binnen 14 dagen na het vonnis de aansluitingen zou realiseren, met een dwangsom bij niet-nakoming. Liander voerde verweer en stelde dat zij niet in staat was om de aansluitingen tijdig te realiseren vanwege capaciteitsgebrek en de noodzaak van een netuitbreiding. De voorzieningenrechter oordeelde dat Liander verplicht is om de aansluitingen zo snel mogelijk te realiseren, maar dat de vordering voor het eerste project niet toewijsbaar was vanwege de onduidelijkheid over de termijn. Voor het tweede project werd Liander veroordeeld om de aansluitingen uiterlijk op 24 november 2023 te realiseren, met een dwangsom van € 2.000 per dag bij niet-nakoming. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK Den Haag

Team handel - voorzieningenrechter
Zaaknummer: C/09/652361 / KG ZA 23-701
Vonnis in kort geding van 25 september 2023
in de zaak van
[de eisende partij]te [plaats 1] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [de eisende partij] ,
advocaat: mr. D.G. Lasschuit te Leiden,
tegen
LIANDER N.V.te Arnhem,
gedaagde partij,
hierna te noemen: Liander,
advocaten: mr. R.W. de Vlam en mr. A. Mahmoud te Amsterdam.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 25 augustus 2023, met producties en aanvullende producties
- de conclusie van antwoord, met productie.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 11 september 2023. De advocaat van [de eisende partij] heeft ter zitting pleitnotities overhandigd die in het dossier zijn gevoegd. Vonnis is bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1.
[de eisende partij] is een besloten vennootschap die zich onder meer bezighoudt met de algemene burgerlijke en utiliteitsbouw. In 2023 heeft [de eisende partij] voor haar kopers een nieuwbouwproject gerealiseerd in [plaats 2] met de naam “ [Project I] ” (hierna: [Project I] ), bestaande uit 23 appartementen. Verder heeft zij dit jaar ten behoeve van [Vastgoed B.V.] (hierna: [Vastgoed B.V.] ) een nieuwbouwproject gerealiseerd aan het [adres] in [plaats 1] (hierna: [Project II] ), bestaande uit 17 (huur)appartementen.
2.2.
Liander is een regionale netbeheerder in de zin van de Elektriciteitswet 1998 (hierna: E-wet) en beheert elektriciteitsnetten in onder meer grote delen van Zuid-Holland.
Meer specifiek is de netbeheerder belast met het aansluiten van afnemers (artikel 23 E-wet) en het transporteren van elektriciteit (artikel 24 E-wet).
[Project I]
2.3.
Voor [Project I] heeft [de eisende partij] op 21 september 2022 bij Liander 24 huisaansluitingen (23 van 3x25A en één van 3x63A) aangevraagd, waarbij zij week 4 van 2023 als voorkeursplanning heeft opgegeven. Liander heeft deze aanvraag op 21 september 2022 bevestigd.
2.4.
In juli 2023 had Liander de huisaansluitingen voor [Project I] nog niet gerealiseerd.
2.5.
Bij e-mail van 20 juli 2023 heeft [de eisende partij] Liander in gebreke gesteld en haar aansprakelijk gesteld voor de schade die voortvloeit uit het niet tijdig realiseren van de aansluitingen voor de 23 woningen.
2.6.
Bij e-mail van 4 augustus 2023 heeft Liander aan [de eisende partij] meegedeeld dat er voor de aangevraagde aansluiting onvoldoende transportcapaciteit beschikbaar is en dat er een netuitbreiding moet plaatsvinden, waarvoor een extra algemeen voedingspunt (AVP) moet worden gerealiseerd. In deze e-mail schrijft Liander dat de netuitbreiding op zijn vroegst in het eerste kwartaal van 2024 gerealiseerd kan worden.
[Project II]
2.7.
Voor het [Project II] heeft [de eisende partij] namens [Vastgoed B.V.] op 29 juni 2022 bij Liander 17 huisaansluitingen (3x25A) aangevraagd, waarbij zij week 50 van 2022 als voorkeursplanning heeft opgegeven. Liander heeft deze aanvraag op 29 juni 2022 bevestigd.
2.8.
In juli 2023 had Liander de aansluitingen voor [Project II] nog niet gerealiseerd. Wel heeft Liander op 13 juli 2023 voor de betreffende woningen – op eigen terrein van [de eisende partij] , dan wel [Vastgoed B.V.] – een trafostation geplaatst, maar het trafostation is nog niet aangesloten op het net.
2.9.
Bij e-mail van 6 juli 2023 heeft [Vastgoed B.V.] Liander in gebreke gesteld en haar aansprakelijk gesteld voor de schade die voortvloeit uit het niet tijdig realiseren van de aansluitingen voor de 17 woningen van [Project II] . In deze e-mail vraagt [Vastgoed B.V.] of het mogelijk is om de appartementen te voorzien van noodstroom door middel van een aggregaat.
2.10.
Bij e-mail van 26 juli 2023 heeft Liander aan [Vastgoed B.V.] meegedeeld dat zij gedurende de aanpassing van het hoofdnet niet gehouden is tot het transport van elektriciteit en dat zij op basis van de regelgeving geen accupakket of aggregaat als alternatief kan of mag aanbieden.

3.Het geschil

3.1.
[de eisende partij] vordert – samengevat – Liander te veroordelen om binnen 14 dagen na dit vonnis alsnog de 40 aangevraagde huisaansluitingen op het elektriciteitsnetwerk te realiseren, zulks tegen betaling door [de eisende partij] van de daaraan verbonden kosten, zulks op verbeurte van een dwangsom, met veroordeling van Liander in de proceskosten.
3.2.
[de eisende partij] legt aan de vordering het volgende ten grondslag.
Op grond van artikel 23 lid 4 van de E-wet en artikel 8.11 van de Netcode Elektriciteit [1] is een netbeheerder verplicht een aansluiting binnen een redelijke termijn te realiseren. Voor beide projecten heeft Liander de aansluitingen ondanks ingebrekestellingen niet binnen een redelijke termijn (van maximaal 52 weken) gerealiseerd.
[de eisende partij] is op straffe van contractuele boetes gehouden de 40 appartementen tijdig op te leveren aan haar opdrachtgevers. Daarnaast dient [de eisende partij] bij latere oplevering schadebeperkende maatregelen te treffen. Zij heeft daarom bij haar vordering een spoedeisend belang.
3.3.
Liander voert verweer. Liander concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [de eisende partij] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [de eisende partij] , met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [de eisende partij] in de kosten van deze procedure.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Tussen partijen is niet in geschil dat Liander verplicht is om de appartementen van de beide projecten zo snel mogelijk te voorzien van elektriciteit (aansluiting en transport). De discussie spitst zich toe op de vraag of Liander daartoe – op straffe van een dwangsom – kan worden verplicht binnen de door [de eisende partij] gestelde termijn.
4.2.
Aangezien [de eisende partij] gemotiveerd heeft gesteld dat beide projecten na aansluiting opleverklaar zijn, de oplevertermijn is verstreken en vaststaat dat de aansluitingen al geruime tijd geleden zijn aangevraagd en de door Liander bevestigde voorkeursdata al geruime tijd verstreken zijn, is voldaan aan het vereiste van spoedeisend belang.
4.3.
Op grond van artikel 23 Ew is de netbeheerder verplicht om een ieder die daarom verzoekt aan te sluiten op het door hem beheerde net. Op grond van artikel 24 Ew is de netbeheerder vervolgens verplicht om aan iedereen die daarom verzoekt een aanbod te doen voor het transport van elektriciteit. Voor de aansluitplicht van artikel 23 Ew geldt dat de netbeheerder de aansluiting binnen een redelijke termijn moet realiseren. Voor de transportplicht is in artikel 24 bepaald dat deze verplichting niet geldt indien de netbeheerder voor het gevraagde transport redelijkerwijs geen capaciteit ter beschikking heeft.
4.4.
Tot 2 september 2021 werd voor de aansluitplicht de in artikel 23 lid 4 E-wet vermelde termijn van 18 weken na het indienen van de aanvraag als redelijk beschouwd. Na twee arresten van het Europese Hof van Justitie moet worden aangenomen dat die wettelijke termijn onverbindend is. In artikel 8.11 lid 2 van de Netcode elektriciteit, gepubliceerd op 9 juni 2023, is bepaald dat de redelijke termijn voor kleinere aansluitingen (kleiner dan of gelijk aan 3x80A) 18 weken bedraagt indien het verzoek een nieuwe aanvraag betreft. In lid 4 van diezelfde bepaling is bepaald dat indien de periode tussen het verzoek en de beschikbaarheid van het transport langer is dan 18 weken, de maximale aansluittermijn dan 52 weken bedraagt. Tussen partijen staat ter discussie of [de eisende partij] zich op deze bepaling kan beroepen, omdat de aanvragen voor de beide projecten dateren van vóór de inwerkingtreding van de betreffende bepaling van de Netcode elektriciteit. Anders dan [de eisende partij] heeft betoogd, kan uit artikel 5.61 Aanwijzingen voor de regelgeving niet worden afgeleid dat artikel 8.11 Netcode elektriciteit wel van toepassing is, aangezien de reikwijdte van de Aanwijzingen regelgeving op grond van artikel 1 beperkt is tot regelingen die onder ministeriële verantwoordelijkheid tot stand komen en onder voorwaarden op verdragen, bindende besluiten van instellingen van de Europese Unie en andere besluiten van volkenrechtelijke organisaties. Besluiten van de ACM vallen daar niet onder. Liander heeft met verwijzing naar een e-mail van het ACM gesteld dat artikel 8.11 van de Netcode elektriciteit niet geldt voor oudere aanvragen. Dit betekent dat de voorzieningenrechter niet tot uitgangspunt kan nemen dat [de eisende partij] een rechtstreeks beroep kan doen op de betreffende bepaling.
4.5.
Sinds de aanvraag voor [Project II] is meer dan een jaar verstreken en sinds de aanvraag voor [Project I] ruim 11 maanden, zonder dat de appartementen op spanning zijn gezet. De voorzieningenrechter begrijpt dat [de eisende partij] met haar vordering om de huisaansluitingen te realiseren zowel de aansluiting als het transport beoogt, aangezien zij weinig opschiet met een aansluiting zonder transport. De vraag of Liander voor de beide projecten al dan niet reeds aan haar aansluitplicht heeft voldaan (omdat de appartementen zijn aangesloten op het interne net en de nog te verrichten werkzaamheden betrekking hebben op het net vóór de knip) kan daarom in het midden blijven. Bij gebreke van een wettelijke termijn, neemt de voorzieningenrechter bij de beoordeling tot uitgangspunt dat Liander, gezien het zojuist genoemde tijdsverloop, verplicht is om de aansluitingen voor beide projecten op zo kort mogelijke termijn werkend op te leveren. Daarbij moet aan Liander een redelijke (haalbare) termijn worden gegund om de noodzakelijke werkzaamheden uit te voeren. [de eisende partij] heeft immers geen rechtens te respecteren belang bij een niet-executeerbaar vonnis en een daarop volgend executiegeschil. Een dwangsom dient als prikkel tot nakoming en niet als boete of schadevergoeding. Bij de beoordeling van de termijn die Liander moet worden gegund is van belang dat aannemelijk is dat sprake is van een capaciteitsgebrek op het net en dat Liander in sommige gevallen de medewerking van derden (gemeentes en/of grondeigenaren) nodig heeft om een werkende aansluiting te kunnen realiseren. De vraag of Liander in het verleden voldoende voortvarend heeft gehandeld, is niet van belang voor de bepaling van de termijn die nu haalbaar moet worden geacht. Dit zou wel een rol kunnen spelen in een discussie over schadeplichtigheid van Liander voor de opgelopen vertraging. Die aansprakelijkheid is evenwel geen onderwerp van dit kort geding.
4.6.
Met betrekking tot [Project II] heeft Liander tijdens de mondelinge behandeling toegezegd dat die appartementen op 24 november 2023 op spanning worden gezet. Hoewel dit duidelijk later is dan [de eisende partij] had verwacht en Liander ook niet concreet heeft gemaakt dat zij voor die tijd redelijkerwijs geen capaciteit ter beschikking heeft, is in dit kort geding niet aannemelijk geworden dat deze datum kan worden vervroegd en dat een veroordeling om hiertoe eerder over te gaan (de afnemers van) [de eisende partij] enige zekerheid kan bieden. [de eisende partij] heeft daarom onvoldoende belang bij een veroordeling op dit punt. Om verder uitstel te voorkomen, zal de voorzieningenrechter Liander veroordelen om de huisaansluitingen van de appartementen van [Project II] uiterlijk 24 november 2023 te realiseren, waarmee wordt bedoeld dat deze uiterlijk die dag op spanning gezet moeten worden. De op te leggen dwangsom wordt gematigd en gemaximeerd als in de beslissing vermeld.
4.7.
Met betrekking tot [Project I] heeft Liander gesteld dat de twee in de omgeving aanwezige AVP’s vol zijn en dat er een AVP moet worden aangelegd. Volgens Liander heeft zij daarvoor – ondanks verzoeken aan de gemeente Noordwijk en een VvE van een nabijgelegen onroerende zaak – nog geen geschikte locatie kunnen vinden. Zij heeft gesteld dat zij sinds augustus 2023 opnieuw met de gemeente Noordwijk in gesprek is en dat zij voorbereidende stappen voor een gedoogprocedure heeft genomen, die naar verwachting zes tot acht maanden zal duren, waarna de nodige werkzaamheden moeten worden uitgevoerd. Liander heeft verklaard dat zij geen mogelijkheid heeft om die procedure te versnellen. Hiertegenover heeft [de eisende partij] betwist dat de twee aanwezige AVP’s vol zijn. Verder heeft [de eisende partij] gesteld dat er tot mei 2022 een (derde) trafostation in de nabijheid was, en dat Liander dat ondanks haar wetenschap van de te bouwen woningen niet heeft teruggeplaatst. [de eisende partij] heeft evenwel niet concreet gemaakt waarom er in de bestaande AVP’s wel ruimte moet zijn; zij heeft ook niet aannemelijk gemaakt dat er een locatie is (op eigen grond of die van een ander) waarop op korte(re) termijn een AVP kan worden gerealiseerd.
4.8.
Bij deze stand van zaken, waarbij medewerking van derden noodzakelijk is, is er geen zicht op een reële termijn waarbinnen Liander de woningen van [Project I] op spanning kan zetten. Daarmee is het gevorderde gebod voor dit project niet toewijsbaar. Deze afwijzing van dit deel van de vordering neemt niet weg dat Liander er alles aan moet doen om op de betreffende aansluitingen op zo kort mogelijke termijn alsnog op te leveren. De voorzieningenrechter gaat er daarbij vanuit dat Liander [de eisende partij] steeds op de hoogte houdt van de door haar te ondernemen stappen en overleg om te bezien of andere (tijdelijke) oplossingen mogelijk zijn.
4.9.
De slotsom is dat de vordering voor wat betreft [Project II] op de hierna te vermelden wijze wordt toegewezen en voor [Project I] wordt afgewezen. Hiermee zijn partijen over en weer in het ongelijk gesteld. De voorzieningenrechter ziet daarin aanleiding de proceskosten te compenseren, in die zin dat ieder van partijen de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.1.
veroordeelt Liander om de huisaansluitingen voor de appartementen van [Project II] uiterlijk 24 november 2023 te realiseren, zulks op straffe van een dwangsom van € 2.000,00 per dag, met een maximum van € 50.000,00;
5.2.
compenseert de proceskosten, in die zin dat ieder van partijen de eigen kosten draagt;
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.R. Glass en in het openbaar uitgesproken op 25 september 2023.
WJ

Voetnoten

1.Besluit van de Autoriteit Consument en Markt van 8 juni 2023, kenmerk ACM/UIT/594445 tot wijziging van de voorwaarden als bedoeld in de artikelen 31, eerste lid, onder a, juncto 32, tweede lid, van de Elektriciteitswet 1998 betreffende de aansluitvoorwaarden elektriciteit en de aansluittermijn voor kleinverbruikers.