Op 26 september 2023 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek tot kwijtschelding of vermindering van een ontnemingsmaatregel. De veroordeelde, die in 2019 door de meervoudige strafkamer was veroordeeld tot betaling van een geldbedrag van € 294.795,29 aan de Staat, verzocht om kwijtschelding van dit bedrag op grond van zijn huidige en toekomstige financiële situatie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde momenteel weinig draagkracht heeft, maar dat uit de overgelegde documenten onvoldoende blijkt wat zijn uitgavenpatroon is. Hierdoor is niet aannemelijk geworden dat de draagkracht op dit moment geheel ontbreekt.
De rechtbank heeft ook overwogen dat de veroordeelde onvoldoende heeft aangetoond dat zijn draagkracht in de toekomst ontoereikend zal zijn. De enkele stelling van de arbeidsdeskundige van het UWV dat de veroordeelde volledig en duurzaam arbeidsongeschikt zal worden verklaard, is niet voldoende om het verzoek te onderbouwen. Bovendien is het mogelijk dat de andere schulden van de veroordeelde op termijn worden afgelost, waardoor er meer ruimte ontstaat voor het voldoen aan de betalingsverplichting aan de Staat.
Gelet op deze overwegingen heeft de rechtbank het verzoek van de veroordeelde afgewezen. De beslissing is genomen door mr. B.A. Sturm, rechter, in aanwezigheid van mr. A.C. Veltink, griffier, en is openbaar uitgesproken.